Oh, de mooie stormzomer
Het is eind juli en het stormt. De wind overspoelt ons met alles wat we niet van een zomer verwachten. Takken van bomen komen los, de wind ruist rond de huizen en het regent hele dagen. Terrastafeltjes staan druipend op het plein, parasols zijn naar binnen gehaald, de paraplu’s worden toch nog maar niet naar zolder gedaan en het is opeens tijd voor warme chocomel in plaats van frisdrank en cocktails.
Het is eind juli, het stormt en het is fantastisch. Het is een zomer zoals we die niet verwachten, maar ze is niet minder mooi doordat ze stormt. Het is zomer – en dit is wat ze doet. Ze maakt het rustig op straat, het enige wat je hoort is hoe regen en wind de straten beheersen, de auto’s die door de plassen razen. Je loopt er met je regenjas en capuchon doorheen, alsof je op een belangrijke missie bent, probeert zo goed als dat gaat tussen de regenbuien door te bewegen. Van A naar B en niets daar omheen. Bij de supermarkt komen fietsers aan in regenpakken, schuilen we met karren in de hal tot de stortregen wat zachter is. Dit is niet zoals we de zomervakantie bedachten. Het is beslist geen terrasjesweer, maar dat kunnen we missen.
Dit is een zomer zonder plakkende lichamen, zonder zweterige benen op treinbankjes. Eentje met truien en lange broeken, een frisse wind, we zitten veel binnen. We horen de storm tekeergaan tegen de ramen en hebben tijd voor klein vermaak. Je haalt het kleurboek voor volwassenen uit de kast, trekt je benen op en nestelt je in een hoek van de bank met potloden en stiften. Je kijkt films en series terwijl het dondert buiten. Het is geen weer om avondenlang in de klamme buitenlucht drankjes te doen, te barbecueën, te zwemmen op het dichtstbijzijnde strandje. Het is het weer om thuis te blijven. Dus daar zitten we, in onze woonkamers, op onze zolders, met druppels op het raam in onze eigen bubbel. Koken terwijl de regen op de containers onder het keukenraam klettert. De muggen die al waren binnengedrongen zijn plotseling verdwenen, we doen deze zomer zonder muggebulten, jeuk en roodgestipte benen.
De stormzomer vertraagt ons, geeft een grens aan, zegt: ‘Thuis is ook genoeg ruimte.’ Ontneem ons de wil naar buiten te gaan en we ontspannen, we geven op. De zomer heeft ons tegen de grond gewerkt en laat ons zien dat ze er niet is zodat we in een paar weken alles kunnen doen waarvan we zeggen dat we het in werkweken niet kunnen, maar dat ze er ook is om ons kalm te laten ademen, ons frisse lucht te geven en rustig te laten worden onder een deken met series en thee.
Ze geeft ons ruimte creatief te zijn. Hoeveel meer tijd krijgen we nu om voor de lol te lezen, te tekenen, te schilderen, te schrijven, te spelen? Omdat we binnenblijven en niet naar buiten hoeven. We zouden met dertig graden geen museum bezoeken, maar nu het druilerig is buiten zijn het museum, het theater en de bioscoop opeens een stuk aanlokkelijker dan in de zinderende hitte.
Wat we nu proberen: op de fiets zeiknat geregend worden en keihard dat nummer van Garbage zingen: And though I know you can’t appreciate it / I’m only happy when it rains. Harder. I’m only happy when it rains. Lachen, om hoe absurd doorweekt je bent, om de kracht die de storm heeft. We zingen het hardop en lachend: I’m only happy when it rains.
Dit is een ode aan een zomer die zich niet gedraagt als een zonnekanon, maar toch echt zomer is. Ze is rebelser dit jaar, onttrekt zich aan haar zogenaamde verplichtingen en doet haar ding. Dit is wat ze ons geeft. De wind die ons soms vertraagt en soms vooruit duwt, en een regen waarmee we alles dat ons dwarszat van ons af kunnen wassen.
Zoals Anna Ternheim zingt: Let it rain on me, that’s how all things grow. We groeien, deze zomer, zolang we niet klagen, zolang we het niet willen veranderen. We geven ons over aan wat ze met ons wil delen. Het is zomer, haar storm maakt haar mooi, en we kunnen haar hebben.