Object Love – Een giftige liefdesrelatie
Mister Motley bezoekt de tentoonstelling Object Love in De Domijnen.
In een liefdevolle, intense verhouding tussen mens en een niet-levend object zit vaak een angel, een kleine tragiek. Een hoarder houdt krampachtig aan dingen vast en is de balans van waarde en nut volledig kwijtgeraakt; er is een gemis dat wordt opgevuld door zichzelf te omringen met een bumper aan lege wc-rolletjes of opgebrande stompjes kaars. Er zijn volwassen mannen die relaties aangaan met hun levensechte sekspop, de Real doll. De poppen krijgen een hele identiteit aangemeten, als een soort levensgrote Barbies, en vervullen zo de emotionele basisbehoeftes van degenen die sociaal contact misschien te complex of te beangstigend vinden.
Er is ook een gebruikelijkere manier waarop we onze liefde voor het object uiten, en die uitingswijze zorgt ervoor dat de winkelstraten zeven dagen per week volstromen. In het geroezemoes dat zachtjes uit die mensenmassa’s opstijgt hoor je het terug; ze hebben allemaal iets nodig, iedereen loopt over van de kortstondige verlangens die gestild moeten worden.
Wat opvalt aan de tentoonstelling Object Love is dat het niet zozeer het object is dat in de liefdevolle belangstelling wordt geplaatst, maar de aard van de menselijke liefde zelf, met alle mankementen, zwaktes en compulsies van dien. Door onze ego’s op te laden met spullen maken we ons afhankelijk van die toegeëigende objecten, en afhankelijkheid is meestal een kenmerk van een ongezonde relatie. Dit grimmige aspect van de mens-object-relatie komt duidelijk naar voren in een werk zoals Tafelbladgebeuren (2013) van Anton Cotteleer, waar een een sculptuur van een ontmenselijkt, half vrouwenlijf over een jaren 50-bijzettafeltje buigt, wiens houding gedicteerd wordt door de rigide vormen van de chromen poten. Het is een heel ongemakkelijk werk, waaruit niet zozeer een ‘object love’ spreekt maar eerder het slaaf-zijn van een object. De objectificatie van het vrouwelijk lichaam is tot in het groteske doorgevoerd, en het is niet meer duidelijk waar het lichaam ophoudt en waar het meubel begint.
Hangend Kannenpaar (2010) van Maria Roosen speelt ook met de overgang tussen lichaam en object, en toont de kijker twee grillig gewelfde kannen met een antropomorf sausje. Ze zijn dan misschien van glas, maar ze zijn zo rondborstig en glanzend roze dat ze een dimensie van mensellijkheid krijgen, een wulpse persoonlijkheid.
Kunstenaar Yvonne Dröge Wendel trouwde in 1992 met een dressoir van het merk Wendel, waarvan de ceremonie in een videoinstallatie in de tentoonstelling te zien is. Haar huwelijk met de kast is een pleidooi om stil te staan bij onze relatie tot de dingen, om bewuster te zijn van het feit dat onze spullen onze levens verregaand beïnvloeden. Dröge Wendel stelt daarnaast dat objecten niet neutraal zijn, maar machtige exponenten van onze levens waar we een emotionele en fysieke relatie mee hebben.
Maar wat is liefde zonder projectie, en verliest een object niet alleen zijn neutraliteit bij de aanblik van een persoon die er zijn verlangens op projecteert, zijn identiteit mee bevestigd of het inzet als gebruiksvoorwerp? Het is een breed gedragen gegeven dat liefde een zekere zin van altruïsme in zich meedraagt. Het is interessant je af te vragen of de kunstenaar Dröge Wendel door het vuur zou gaan voor haar wederhelft, of dat haar en onze Object Love over het algemeen snel vervliegt als het eigen comfort in het geding komt of als de functie van het object, praktisch of emotioneel, teniet wordt gedaan. Dan blijkt het misschien in de meeste gevallen over een giftige relatie te gaan.
Object Love is t/m 2 september te zien in De Domijnen in Sittard