Nina Thibo – De Konijnen/Hazen-Psychopaat.
Ik was bezig met een project waarvoor ik roadkill gebruikte als materiaal om een soort van marionet poppen van te maken. Ja ik weet, dit klinkt niet goed nee. Dit klinkt naar voodoo, niet naar kunst. Ik zal verder dan ook niet op het betreffende project ingaan. Maar ik verzamelde dus een tijdje dooie, aangereden dieren op en naast de weg. Mijn focus ging vooral uit naar konijnen.
Ik had een oude taxidermist gevonden, Pierre V. (81 jaar) die als vrijwilliger aan een natuurmuseum was verbonden en waarvan ik ‘opzet-les’ kreeg zoals hij het zelf noemde, lessen in de taxidermie. Hij was al jaren de vaste taxidermist van het museum. Ik had het werk van een stuk of 5 taxidermisten bekeken in verschillende locale natuur musea, maar alleen het werk van Pierre was me echt opgevallen omdat hij de dieren zijn eigen laconieke signatuur meegaf. Hij was namelijk niet bepaald van het netjes ‘afwerken’. Op zijn opgezette dieren waren altijd lijmsporen te zien, of opvulsel restjes kleefden nog ergens aan een stuk vacht op een onderbuik of been. Ook waren de glazen ogen die hij in de lege kamers van de leren ooghuizen vastplakte nooit behept met een duidelijke kijkrichting. Pierre’s dieren loensten of keken alsof ze inzage hadden in de geheimen rondom de zwarte gaten in het heelal. En alsof die inzage gewoon teveel was om als opgezet dier te behappen.
In totaal prepareerde ik 9 konijnen, 4 in mijn eentje, om te oefenen, de andere 5 onder Pierre’s nonchalante toezicht. Ook om te oefenen. Alle geprepareerde konijnen leken na afloop een beetje gehandicapt, maar dat was zo raar nog niet want ze waren dan ook wel eerst half platgereden geweest. Volgens Pierre had ik ‘er best een beetje gevoel voor.’ Ik had hem verteld dat de konijnen als marionetten moesten gaan acteren in een live cinema voorstelling, dus dat ze van dichtbij gefilmd gingen worden in een miniatuur filmsetting, en dat hun pootjes een scharnierpunt moesten hebben om te kunnen bewegen, maar hier is hij nooit op terug gekomen. Het werden uiteindelijk dus nogal stroeve, onwillige acteurs met een onbeholpen motoriek, die zich leken te distantieren van de omstandigheid waarin ze zich bevonden. Om van hun uitdrukkingsloze mimiek nog maar te zwijgen.
Platgereden konijnen op en naast de snelweg verzamelen, bleek al gauw een verslavende activiteit. “Wat ONT- ZET – TEND smerig”, zo zei een vriend me walgend. “Nou weet ik echt wel hoe laat het is,” zo zei een geirriteerde vriendin.
Als je erop gaat letten, tref je een mini massacre aan, zo naast de snelweg. Aangereden fazanten, eenden en vooral veel kraaien, vaak met een platgereden lijfje en een waaier aan vleugelveren opstaand als een mini windscherm ernaast. En dan de niet-gevleugelde, meer bloederige variant, de afdeling knaag- en roofdieren; aangereden konijnen, vossen, wezels (?) met her en der een verdwaalde verkreukelde kat ertussen.
Smerig? Ja natuurlijk. Maar niet smeriger dan het doorsnee vlees assortiment in een willekeurige supermarkt. Het komt me wekelijks nogal barbaars voor, al die koelbakken vol met veel te intiem opengesneden en opgebaarde zoogdier-delen, die dan ook nog zo nietsontziend belicht zijn door de TL-verlichting. Hier loop je toch ook de hele tijd zogenaamd nietsvermoedend met je boodschappenmandje langs.
Op een late avond reed ik terug naar huis, toen ik opeens een klapband kreeg. Ik reed op een verlaten landweg en had nog ongeveer 15 minuten te gaan voordat ik thuis zou zijn, ik woonde destijds tijdelijk op het platteland. Mijn auto slingerde maar ik bleef doorrijden omdat ik het meer bewoonde deel van de landweg wilde halen, dat van 10 minuten verderop, daar waar lantaarnpalen stonden. Al snel ging het echt niet meer en moest ik stoppen in de berm. Het was aardedonker. Ik had wel een zaklamp maar geen batterijen in mijn auto, dus een band verwisselen ging niet. Ik belde de ANWB en vertelde van mijn onmogelijke locatie, maar ze wilden niet komen om een band te verwisselen. “Dat is toch echt uw eigen verantwoordelijkheid. Als we ook nog banden moeten gaan verwisselen zit er helemaal geen einde meer aan, zei de ANWB-tefefoniste.” Wat me best redelijk leek vanuit ANWB-perspectief. Ik had geen vrienden of bekenden in de buurt wonen. Ik woonde daar nog maar net, daar op dat Limburgse platteland, en ik had nog niemand leren kennen. Het was een besluiteloos moment, zo een waarin je weet dat je een knoop moet doorhakken maar dat niet doet omdat je nog hoop hebt op interventie van buitenaf.
Een echt klote gevoel kreeg daarom geen kans om tot wasdom te komen omdat er na 2 minuten van dit soort tussentijd, een auto stopte. De bestuurder had de grote koplampen aangedaan dus ik kon zien dat de auto een splinternieuwe knalgele Kever was. Voordat de bestuurder uitstapte, en er nog geen volwaardig geluid uit de auto kon ontsnappen, hoorde ik zware, gedempte dance muziek. Iemand had daar een goeie tijd zitten hebben, op dat landweggetje, in die Kever. Een lange, athletische jongen van een jaar of 23 stapte uit. Hij had een politie uniform aan. Ondanks zijn jonge leeftijd in combinatie met een veel te enthousiast haargel- en aftershave gebruik, was hij imponerend.
“Zo, dit gaan we es effe fixen,” zei hij vastberaden terwijl hij naar de lekke band keek en me daarna met een reuze zaklamp bescheen. “Waar is je reserve band? Wat een geluk he, dat ik net voorbij kwam! Stond je allang te wachten? Dit kan toch niet, zo’n dame alleen hier in het donker!” Hij deed de motorkap omhoog om de reserve band te zoeken, en maakte de reuze zaklamp vast aan de rand van de kap. Ook parkeerde hij de Kever zo dat de grote koplampen onze locatie beschenen. De dance muziek dreunde gedempt nog steeds door op de achtergrond. Het geheel kreeg door alle beschijning onmiddelijk de sfeer van een actieve, nachtelijke bouwput, ondanks de serieus, zeer doordringende aftershave geur. Actie! Dit ging goed komen.
Maar de auto was oud. En roestig. En maar net door de keuring gekomen, met de mededeling dat dit toch echt de laatste ronde was. De reserveband bleek lek.
“Tja, dit kan eigenlijk niet he? Ik zou je moeten bekeuren,” zei de jongen lachend. “Je bent verplicht een goede reserveband in je auto te hebben liggen! Ai, hoe gaan we dit oplossen?” Ritmisch bewoog hij zijn hoofd op en neer, op de gedempte dance klanken. Ik zag de walmen aftershave bijna meebewegen langs die strakke kaken. Hij bekeek me goedkeurend. Dit leek me een serieuze vergissing van zijn kant. Maar omdat het donker was en we in een grote bol van veel te hel licht stonden, had het los van de bouwput atmosfeer, eigenlijk ook wel iets van een filmset s’nachts op locatie. Waarschijnlijk liet hij zich beinvloeden door de nachtelijke, filmische sfeer die als plastic folie aan ons kleefde.
Ik op mijn beurt, bekeek hem ook maar eens goed. Zijn zwarte, zeer gestylede haar en zijn licht gebruinde huid hadden iets exotisch, daar zo op dat verlaten platteland. Misschien dat het minstens 15-jarige leeftijdsverschil (zo schatte ik) fysiek te overbruggen was. Zijn vierkante kaken waren superglad geschoren en hij droeg een diamantje in een van zijn oren. De oorbel was even strak en glad als zijn gehele voorkomen. Een beetje zoals ook altijd de hele familie Kardashian tiptop rondloopt. Fout, maar schoon en zeer verzorgd. Ten tijde van de Metro-man, (heteroseksuele mannen met een overdreven aandacht voor hun uiterlijk,) had ik weleens bedacht dat ik helemaal geeneens Metro-mannen kende, maar nu leek er met terugwerkende kracht daadwerkelijk een puissant exemplaar voor me te staan. De jongen bleek op weg naar zijn werk.
“Mijn dienst begint over 3 kwartier. Ik heb patrouilleer-nachtdienst. Gelukkig maar dat ik eerder van huis ben gegaan, anders had jij nou in de problemen gezeten!”
Toen hield de muziek in de auto echter op. Misschien was de playlist afgelopen. De soundtrack van ons filmmoment was er opeens gewoon niet meer. De jongen kletste nog wat door over hoe we de situatie aan dienden te pakken, maar je kon merken dat hij van het ene op het andere moment tot een automatische politie-stand was overgeschakeld. Een stand van controleren en inspecteren. Hij maakte de zaklamp los van de motorkap en liep om de auto heen terwijl hij de binnenkant bescheen en inspecteerde. Het was nu doodstil. Waar ik eigenlijk vandaan kwam en waar ik heen ging, vroeg hij opeens. De jongen bescheen de andere 3 autobanden.
“Dit ziet er heel slecht uit,” zei hij. “Je had net zo goed 4 klapbanden tegelijk kunnen krijgen.” Hij scheen nog een keer met zijn zaklamp in de auto. Het schijnsel gleed langs mijn atelier broek met verfspatten, langs een kist met merkwaardige houten vormen erin, en langs een emmer vol met verschillende soorten werkhandschoenen. Sommigen waren van plastic of rubber, andere van stof. Daarna wierp hij me een doordringende, zwijgende blik toe. Zijn zware musk-achtige aftershave omringde ons als een halo binnen de cirkel van overbelichting door de koplampen. Ik voelde het moment gewoon fysiek draaien. “Kun je de achterklep even voor me open maken?” zei hij.
Ik kwam die avond terug van een lange rit over de autoweg langs de Maas. Het was stil op de weg, ik reed niet hard, want je mocht er maar 80. Het was een vredige rit in het donker. Ik zag het dier ongeveer op 50 meter afstand want het lag midden op de weg. Ik had nog tijd om te stoppen en er niet overheen te rijden. Het was een net aangereden haas, hij was nog warm want er kwam een lichte damp van hem af.
Ik zat middenin het konijnen-als-marionetten filmproject. Een haas was niet wat ik nodig had want het hele decor was afgesteld op de maat van een gemiddeld marionetten-konijn. De haas was echter beeldschoon. Lange poten, lange oren, met nog glanzende ogen.
Ik kon de haas niet weerstaan. Misschien kon ik een gedeelte van het te filmen decor ophogen en hem een gastrol geven. Achterin de auto had ik een rol vuilniszakken liggen. Ik pakte twee vuilniszakken maar omdat er een auto aankwam in de verte, moest ik toch snel maken dat we wegkwamen. Ik rolde de haas snel op de vuilniszakken en schoof het geheel achterin mijn auto. Het was al zo laat en ik wilde zo snel mogelijk naar huis, de auto zou ik morgen wel zou schoonmaken.
Ik maakte de achterklep open. Precies, maar dan ook PRECIES op het moment dat de politie agent- jongen de haas bescheen met zijn reuze zaklamp, gleden de perfect belichte, glinsterende darmen van de haas langzaam uit zijn maag. Ik had de haas blijkbaar op een oneven ondergrond in de achterbak van de auto gelegd, zodat zijn buik hoger lag dan zijn achterpoten.
’Lillend’, is een woord dat je nooit ergens anders voor kunt gebruiken dan gelatine pudding. Maar in dit geval was het ook op z’n plaats; het waren ‘lillende’, glanzende darmen, die langzaam omlaag gleden.
Ik heb verder geen verklaring.
En ik heb ook geen excuus.
De politie jongen smeet met een klap de achterklep weer dicht en zei “Je ziet godverdomme maar hoe je thuis komt.” Daarna beende hij met grote stappen naar zijn Kever, rukte de deur open, maar zei voordat hij achter het stuur verdween:
“Ik ga dus patrouilleren he? Ik rij dus rond. Als ik jou vannacht nog een keer tegenkom krijg je de vetste boete die je ooit hebt gehad. REKEN daar maar op.” Met piepende banden scheurde hij weg. Het was weer aardedonker. Ik vroeg me af wie ik kon bellen, maar ik durfde eigenlijk niemand meer te bellen omdat deze nacht blijkbaar mijn coming-out als Konijnen/Hazen-Psychopaat was, en hier moest ik zelf dan ook nog even aan wennen.
De ANWB had blijkbaar besloten toch te komen. “Ik hoorde ervan en was in de buurt,” zei de automonteur van de ANWB. “Ja er was discussie over wat we moeten doen met klanten en lekke banden, het is altijd hetzelfde gezeur. Ik ben trouwens Jack.” (Op z’n Limburgs: ‘Sjek’.) Ik zei niets en knikte hem dankbaar in het schijnsel van de grote ANWB bouwlampen toe.
“Oow jaaa, geen werkende reserve band,” zei Jack. “Ik zie het al. Nou ja, niks aan te doen. We repareren deze lekke, en dan rij je gewoon zo hard als je kan naar huis. Dat haal je wel, je woonde toch niet zo almechtig ver? Als je thuis bent is ie weer lek, maar dan ben je tenminste thuis. Ik zet wel op de papieren dat je iets aan de motor had.” Toen hij klaar was rookten we een sigaret terwijl we tegen mijn auto leunden. Ik rookte al lang niet meer maar sommige filmische situaties moet je met de juiste accessoires tegemoet treden. Voordat Jack weer in de ANWB bus stapte, zei hij “En doe effe iets aan die lucht in je auto. Ja sorry, normaal zeg je zoiets niet tegen een dame, maarja.”
Jack reed weg en het was weer donker. Ik starte de motor en zette de grote koplampen aan. Toen stapte ik uit en deed de achterklep open. Als kunstenaar heb je vaak je werkspullen bij je, gereedschap van allerlei soort. Ik pakte een soort cement spatel en groef daarmee een grafje in het felle licht. De haas was best groot dus toen ik hem erin legde, flapperden zijn achterpoten en zijn oren over de rand. Vanuit het niets begon het te waaien. De Hazen-Psychopaat was in actie. S’nachts grafjes gravende voor zijn hazen-lijken.
Nina Thibo is (performance-) kunstenaar en schrijver. Voor Mister Motley schrijft zij de komende drie maanden twee-wekelijks over gebeurtenissen die zich afspelen rondom het maken van kunst.
www.ninathibo.nl