Nieuwe woorden voor de bemiddelaar
Gisteren las ik iets opmerkelijks, namelijk dat een sommelier gemiddeld twee keer meer proeft dan een normale sterveling. Dat komt niet door een mythische tong, of doordat alcohol je smaakpapillen activeert. (ik durf het tegendeel te bewijzen). Het komt omdat een sommelier een rijk vocabulaire heeft om smaak in uit te drukken. Een wijnkenner durft, zonder enige schroom een wijn sto-achtig te noemen, of ‘als de binnenkant van een tuinslang’. Een wijn kan rozig, lobbig, of schertsend zijn. Smaken die we nooit geproefd hebben: – op stram kun je niet kauwen en niemand likt aan de binnenkant van een tuinslang, en toch weet je hoe het smaakt.
Sterker nog: als het woord dat je zoekt niet bestaat, dan verzin je het gewoon. Zo zei de vrouw met rode wangen dat de roodschimmelkaas die ik uitkoos in haar winkel een stallige nasmaak had. Ik heb het opgezocht: stallig bestaat niet. Maar toch smaakte het naar stal. Ze bedacht een term om de complexiteit en levendigheid op een zo nauwkeurig mogelijke wijze uitdrukking te geven.
Levenswerk || – het kunstwerk van Margriet Luyten– toont meesters in het uitdrukken van dit soort nuances. Pioniers die het onbekende, het speculatieve en het onontgonnenne (dat woord bestaat ook niet) hebben omarmd en tot grote hoogten brachten. Ze vertolken als meester-sommeliers de stillevens, sculpturen en conceptuele constructen naar het grote publiek. Allemaal op een andere manier. Allemaal ruilden ze een leeuwendeel van hun leven in voor confrontaties met het rare, het schijnbaar onbegrijpelijke, het nog niet geformuleerde maar wel gemaakte. Flor Bex maakte meer dan 700 tentoonstellingen. Dat is 700 keer je tot iets nieuws verhouden. Misschien wel 700 keer de kick voelen, van iets dat op z’n plek valt. Maar ook minstens even vaak de frustratie toelaten omdat je de woorden nog niet gevonden hebt.
Allemaal op een andere manier. Allemaal ruilden ze een leeuwendeel van hun leven in voor confrontaties met het rare, het schijnbaar onbegrijpelijke, het nog niet bedachte maar wel gemaakte.
Ondanks dat de meningen, methodes, gebroken lansen en dogma’s van de kunstbemiddelaars in Levenswerk || verschillen, komen er twee zaken overeen. 1. Het is jammer dat er tegenwoordig zoveel geld gemoeid gaat met kunst, want geld houdt nou eenmaal niet van speculaties en onzekerheid én 2. de huidige tijdgeest is een chaotische, een pluriforme, eentje die van alles een beetje doet, surft over een weelderig oppervlakte.
In een samenleving waar onder invloed van mondiale stromen een hernieuwde behoefte aan nationalisme is ontstaan (denk aan Brexit, of het verplicht aanleren van ons volkslied) biedt het oerwoud van de huidige tijdgeest mij juist hoop en moed. Meer dan de (kunst)geschiedenis, die vaak gaat over dominantie, arrogantie en individualisme. Het toont aan wie er praatte en wie luisterde. Kunstgeschiedenis leerde me dat er weinig plaats in is voor vrouwen. Vrouwen hadden amper tijd om na te denken, te maken, of te bemiddelen, want ze waren veel te druk bezig naakt een dutje te doen in het bos. Op een kleed, tussen twee mannen in pak. Liesbeth Brand Corstius verbaasde zich hier in 1975 al over en deed een oproep aan kunstenaressen. Ze kreeg 2000 brieven terug. Deze vrouwen waren niet naakt in het bos, maar stonden paraat toen de geschikte bemiddelaar zich aandiende.
Vrouwen hadden geen tijd om na te denken, te maken, of te bemiddelen, want ze waren veel te druk bezig naakt een dutje te doen in het bos. Op een kleed, tussen twee mannen in pak.
Toen ik afstudeerde werd de WWIK afgeschaft voor kunstenaars. Enkele jaren later was kunst een nationale, linkse hobby. Mister Motley, het magazine waar mijn sparren in de ring écht begon onder de vleugels van bemiddelaar Hanne Hagenaars, mocht niet langer doorgaan op papier. Meer dan 20 toonaangevende instituten sloten de deuren voorgoed in Nederland. We konden onszelf niet verdedigen, want onze woorden lagen in de nuance, in de binnenkant van die tuinslang, niet op onze tong. Woorden waren een mijnenveld geworden, de burger bang om te spreken, om een onjuiste, schadelijke mening te verkondigen. Het discours rondom ‘moeilijke onderwerpen’ is zo voorzichtig óf gepolariseerd geworden, dat een emoticon of extreem gecomprimeerde vorm van taal soms eenvoudiger uitkomst biedt. De taal moest nog gemaakt worden.
De bemiddelaars uit Levenswerk || rijgen de schakels tussen kunst en tijdgeest aaneen. De tijdgeest die zich herhaalt, wentelt en steeds bij het omkijken een ander gezicht trekt. Lily van Ginneken zegt in de film: “Elke tijd heeft z’n eigen beelden en verbeeldingen. Op een gegeven moment denk je ‘O, daar weet ik niet veel van’ of ‘die wereld die ken ik niet’. (…) Ik probeer een hoop dingen te zien, maar ik weet ook dat er een hoop dingen gebeuren die ik niet zie. En dat spijt me zeer.”
Ik voel die spijt ook vaak. Er is ook zóveel en de wereld wordt gevoelsmatig kleiner en bereikbaarder en drukker en abstracter. Het heeft volgens mij niet alleen met ouder worden te maken. Ik ervaar de veelheid vaak als een knock-out die ik dan probeer te herstellen, door als een bezetene te exploreren en te studeren, en hup met trillende knieën weer terug de ring in. Een bemiddelaar is hard nodig in deze tijd van bubbels en emoticons. Een bemiddelaar die uitvindt, niet alleen nieuwe woorden, maar ook misschien nieuwe tempels naast musea, kranten en beurzen. En tevens de huidige beschermt met hand en tand en lans en vuist. We hebben daar een hoop nieuwe mensen bij nodig, die passen bij de geglobaliseerde en abstracte wereld van vandaag. Ik geloof heel sterk dat deze tijd verlangt naar niet één narratief, niet één held, niet één bemiddelaar, niet jong óf gearriveerd maar een rijke schakering aan makers, denkers, verzamelaars en ‘mogelijk-makers’ – die samenwerken en een nieuw idioom de kunstwereld in slingeren.
Tot voor het lezen en kijken van Levenswerk || dacht ik dat de bemiddelaar het tragisch lot van de afhankelijkheid was beschoren. Een kunstenaar kan doorgaan tot zijn dood, dat bewijst Levenswerk | en de video Levenswerk |||, die nog gemaakt gaat worden en in het teken staat van de verzamelaar, illustreert wellicht dat verzamelen een van mens’ oudste gedragingen is. Dat een collectie voortleeft tot ver na een stoffelijk bestaan. Een bemiddelaar kan alleen bemiddelen wanneer hij een podium krijgt geboden, anders valt er niets te beslechten.
Ik geloof heel sterk dat deze tijd verlangt naar niet één narratief, niet één held, niet één bemiddelaar, niet jong óf gearriveerd maar een rijke schakering aan makers, denkers, verzamelaars en ‘mogelijk-makers’ – die samenwerken en een nieuw idioom de kunstwereld in slingeren.
En toch klopt dit maar ten dele. Nog meer dan tussen kunstwerk en publiek onderhandelt een bemiddelaar voornamelijk met de tijdgeest. De rijke perspectieven en de melancholie in Levenswerk || gaven mij, meer nog dan de krant van vandaag of een Tweet, een haarscherpe analyse van het nu.
Dit is een fragment uit de inleiding die Heskte ten Cate gaf in de Nederlandse Bank naar aanleiding van de solotentoonstelling van Margriet Luyten
Klik hier voor meer informatie over ‘Levenswerk II – De kunstbemiddelaars’.
Deze film is een vervolg op ‘Levenswerk I – de kunstenaars’, die nu te zien is in de Verbeke Foundation. Bij beide films verschenen ook gelijknamige boeken.
Op dit moment is Margriet Luyten bezig met ‘Levenswerk III – de kunstverzamelaars’.