Nestmateriaal
ERWIN
Het is stil op straat, stiller dan anders, de winkels zijn grotendeels donker maar er hangt iets in de lucht. Een stilte die rumoer voorspelt, als een grijze lucht die een storm aankondigt. In de lege stationshal speelt een oude vrouw piano, ze speelt rustig en zeker, kijkt naar haar vingers. Haar handtas staat onder de kruk, op de vleugel ligt een bos bloemen. Er is verder niemand. Ik blijf staan en volg de melodie die ze zo vroeg de stilte in stuurt.
Als ze het lied heeft uitgespeeld kijkt ze op. Ze glimlacht, pakt haar handtas onder de kruk vandaan, strijkt haar jurk en jas recht, stapt opzij en strekt haar arm naar de piano uit.
‘Ik speel niet’, zeg ik. Mijn stem echoot.
‘Spijtig’, antwoordt ze.
Ik loop naar haar toe, leg mijn hand op de piano en voel hoe koud het harde hout kan worden. De vrouw haalt kort een kam door haar grijze haren die al netjes zaten, slaat de tas om haar schouder en steekt haar hand naar me uit.
‘Fijne feestdagen’, zegt ze.
Ik schud haar hand.
‘Fijne feestdagen’, zeg ik.
Terwijl ze van me wegloopt zie ik de bos bloemen op de vleugel liggen. Ik grijp de bos en ren de vrouw achterna. Ze loopt sneller dan ik had ingeschat. Ik haal haar in en houd haar de bos voor.
‘Och’, zegt ze, ‘zou ik ze bijna vergeten.’
‘Bedankt voor uw optreden,’ zeg ik.
‘Bedankt voor mijn bloemen’, antwoordt ze.
Ik maak een kleine buiging door mijn knieën, de vrouw doet hetzelfde. Ze steekt kort haar hand op onder de bos bloemen en loopt dan weg.
Ik zou willen dat het sneeuwde. Het is stil maar te lawaaiig, al het geluid dat er is klinkt fel en wordt even herhaald in de leegte. De straten zijn te kaal, de daken te dun. Ik haal een croissantje met jam, een koffiebroodje en een kop warme chocolademelk bij de stationsrestauratie en ga aan een tafel bij het raam zitten. Aan het tafeltje tegenover me zit een conducteur met een kop koffie. Zijn telefoon ligt op tafel, hij strijkt er met zijn vingers over. Ik hoor Last Christmas aan, zing in mijn hoofd de tekst mee, de conducteur kijkt op, kijkt omhoog en knikt. Hij playbackt, kijkt er vrolijk bij en wiegt zijn lijf heen een weer. Zijn stijve jasje werkt niet echt mee. Er klinkt een tingeltje. Hij richt zich weer tot zijn telefoon en lacht hardop.
‘Moet je zien,’ zegt hij lachend, en hij draait het schermpje naar me toe. Met wat verbeelding zie ik van zo veraf een kinderhoofd met een kerstmuts op, het kind steekt een bruine tong uit. Een mond vol chocolade.
‘Lekker gezicht he?’
Ik lach.
‘Zie ze vanavond gelukkig gewoon’.
De conducteur slaat zijn koffie achterover, schuift hard zijn stoel achteruit en staat op. ‘Zo’, zegt hij, ‘even een treintje jingle bell rocken’, en lacht er hard om. Hij duwt me even tegen mijn schouder als hij langs mijn tafel loopt. ‘Fijne kerst,’ zegt hij, en loopt de deur uit.
ELKE
Ik kijk de lege woonkamer in en zie resten behang aan een muur kleven, schroefjes in de vensterbank, een peertje aan het plafond. Je kunt in lege woonkamers niet om vorige bewoners heen. Het heeft iets triests om de restanten te zien van de plek waar iemand heeft geleefd. Met mijn handen tegen het raam probeer ik zoveel mogelijk aan de woonkamer te ontdekken. Er ligt nog geen vloer, er is een marmeren schouw, de deur naar de achtertuin is rood geschilderd. Er hangt nog luxaflex.
Ik hoor een raam opengaan en als ik omhoog kijk, zie ik een hoofd uit het huis van de buren steken. ‘Kom je hier wonen?’ vraagt de vrouw.
‘Waarschijnlijk wel’, antwoord ik. ‘We hebben na kerst een bezichtiging’.
‘Wil je anders hier even binnenkijken? Kun je het wat beter zien.’
Ik twijfel, maar zeg toch: ‘Als het niet teveel moeite is, dan graag’.
Ze opent de voordeur in een pyjama. Haar haar zit in een handdoek op haar hoofd. Haar gezicht heeft ze al opgemaakt, haar ogen zijn zwart aangezet, met koperen oogschaduw. Haar wimpers zijn lang.
‘Kom binnen,’ zegt ze, ‘en let niet op de rommel, we zijn nog aan het opruimen voor het bezoek komt’.
De woonkamer ruikt naar warm brood en aan de eettafel zit een man de krant te lezen. Midden op tafel staat een peperkoekhuisje, versierd met wit glazuur en smarties.
‘Leon, dit is onze toekomstige buurvrouw’, zegt de vrouw en ze draait zich om naar mij.
‘Ik heet Olga trouwens, dit is mijn man Leon.’
Ik steek mijn hand op. ‘Ik ben Elke, ik weet het nog niet zeker, maar we staan wel eerste’.
In de woonkamer ligt vloerbedekking en ik twijfel of ik mijn schoenen niet uit moet doen, maar Olga loopt voor me uit naar de keuken. Ze laat me de tuin in zodat ik over de schutting naar mijn toekomstige tuin kan kijken. In mijn tuin liggen groene tegels. In een klein perkje staan een boompje zonder bladeren en een paar keien. In de tuin van Olga liggen tegels in patroon. Boven ruikt het vochtig. Ze laat ze me de badkamer zien, het raam staat open maar de spiegel is nog nat. Uit een slaapkamer klinken hoge stemmen. Als ze de deur opendoet zit er een jongetje op zijn bed televisie te kijken. Hij draagt een T-shirt waar een stropdas op gedrukt is. De kuif midden op zijn hoofd is opzij gekamd met gel.
‘Dit is Roman,’ zegt ze. De jongen kijkt even mijn kant op en kijkt dan weer naar de televisie. ‘Die heeft er nog niet zo’n zin in vandaag, maar dat komt zo wel goed.’
De deurbel gaat. ‘Shit’, zegt ze en ze trekt snel de handdoek van haar hoofd, wrijft haar haar half droog, roept ‘Leon’, stapt de badkamer in en begint haar haar te föhnen. Ik weet niet wat ik moet doen en kijk maar naar het televisieprogramma dat Roman kijkt. De deurbel gaat nog een keer. Olga stopt met föhnen. ‘Zou jij anders open willen doen?’ vraagt ze. ‘Ik moet me nog even fatsoeneren. Schoonouders…’ Ze haalt haar schouders op en rolt met haar ogen.
De man en vrouw willen bijna direct naar binnen stappen, tot ze mij zien. De man kijkt even naar het huisnummer op de gevel. Ik steek mijn hand uit en zeg: ‘Sorry, ik ben de toekomstige buurvrouw, Olga is nog even bezig’.
‘Ik ben Ans, en dit is Harry’, zegt de vrouw, en ze loopt langs me heen de woonkamer in. Ik loop achter ze aan en blijf midden in de woonkamer staan. Er stopt een auto voor het huis waaruit hard bonkende muziek klinkt.
‘Ah, daar zul je Alex al hebben’, zegt de vrouw.
Alex moet een beetje door zijn knieën zakken om door de deur te kunnen. Hij draagt een groene trui met een kerstboom die knipoogt erop. Roman komt de trap af gerend en vliegt de lange man om de nek. Alex trekt de jongen op zijn rug en in die positie kijkt hij mij aan en vraagt ‘Brunch jij mee?’.
Olga komt met droog haar de kamer binnen en vult aan: ‘Oh, dat kan hoor!’ en begroet haar schoonouders voor ze in de keuken verdwijnt.
Alex zet Roman weer op de grond en legt zijn hand op mijn schouder, duwt me richting de keuken. Ik ga maar zitten. Er komt brood op tafel.
ERIK
Op de toonbank van het tankstation staat een elektrische kerstman, hij zwaait met een belletje en roept af en toe ‘Ho ho ho’. Het ding doet me denken aan een Duracellkonijn, alleen waggelt hij niet. Ik vraag me af hoe lang deze kerstman het volhoudt en of ze hem de hele dag aan laten staan.
‘Pomp drie’, zeg ik tegen de bediende, ‘en deze graag’. Het meisje draagt een kerstmuts met knipperlichtjes. Ze scant de zak drop en noemt het totaalbedrag alsof het een cadeautje is.
Als ik de pomp uitkom zie ik bij de oprit van het tankstation een jongen met zijn duim omhoog staan. Tussen zijn voeten staat een grote boodschappentas. Hij heeft een grijze muts op. Ik loop naar hem toe en vraag hem waar hij naartoe moet.
‘Nou, uiteindelijk naar Leeuwarden’, zegt hij, ‘maar ergens die kant op is ook goed.’
Ik sta ergens tussen Apeldoorn en Zwolle. Ik nodig de jongen uit met mij mee te reizen en hij lacht breeduit als hij hoort dat ik ook naar Leeuwarden moet.
‘Top!’ zegt hij en hij tilt de tas op, loopt achter me aan naar de auto.
Als we allebei zitten zie ik dat de jongen cadeautjes bij zich heeft die hij heeft ingepakt in aluminiumfolie. Het ziet er nog verrassend feestelijk uit.
‘Geen inpakpapier meer?’ vraag ik.
‘Oh, nee, geen zin om te kopen’, zegt hij, ‘en dit glimt ook toch?’
‘Dat is waar’.
‘En ze zijn toch maar voor het dobbelspel’.
Ik start de motor en trek op. De radio springt weer aan.
Let it snow, let it snow, let it snow.
‘Je mag zappen hoor’, zeg ik tegen de jongen, maar hij lacht en schudt zijn hoofd.
‘Ik vind het wel gezellig’, zegt hij.
‘Op kerstbezoek bij je ouders?’ vraag ik. Hij knikt en zet het volume iets hoger en beweegt zijn hoofd op het ritme.
‘U ook?’ vraagt hij.
Ik lach. ‘Nee, vandaag niet. Vandaag de schoonouders.’
‘Oh, ook leuk. Gourmetten?’
Ik schud mijn hoofd en voeg in.
‘Nee, we gaan uit eten dit jaar.’
Ik haal een vrachtwagen in en als ik voor ’m rijd kijk in de achteruitkijkspiegel even de cabine in. Er zit een jonge jongen achter het stuur. Achter het raam ligt een nummerbord met het woord ‘LOVE’.
‘Heeft u kinderen?’ vraagt de jongen.
Ik knik.
‘Die zijn er al of zo?’
‘Nee’, zeg ik, ‘mijn zoon slaat dit jaar over’.
De jongen snuift en tikt met zijn vinger het ritme van de muziek op zijn been.
‘Jammer’, zegt hij terwijl hij door het zijraam naar buiten kijkt.
De jongen begint mee te zingen met de muziek. Eerst zachtjes, maar al gauw harder. Hij wiegt heen en weer in de stoel en lacht terwijl hij zingt. Ik zet het volume nog iets harder en doe met hem mee. We zingen uit volle borst mee met Queen en zingen met opzet overdreven, zetten extra zware stemmen op, lachend. Bij Lonely this Christmas doen we hetzelfde en zo gaat het de hele rit door tot we Friesland binnenrijden. Ik zet de jongen af in de binnenstad. Hij bedankt me voor de lift met een van de aluminiumcadeautjes en ik zwaai hem na. Als ik de auto voor de verzorgingsflat heb geparkeerd blijf ik even zitten, knijp hard in het stuur, leg mijn hoofd er tegenaan, blijf zo zitten, met het aluminiumpakketje op mijn schoot.