Naar ‘Tonia. Model en activiste’ met kunstenaar Ivna Esajas
In het Singer Museum is een tentoonstelling te zien rond de nalatenschap van de zwarte muze en activiste Tonia Stieltjes, in combinatie met nieuwe portretten door Iris Kensmil en Brian Elstak. Daarnaast hangen er overwegend portretten van Jan Sluijters, die Tonia vanaf 1919 vraagt voor hem te poseren. Haar visie op de wereld waarin ze leeft wordt echter maar beperkt duidelijk. Binnen de tentoonstelling lijkt ze haar relevantie toch voornamelijk te moeten ontlenen aan haar status als muze en vriendin van kunstenaars als Sluijters en Piet Mondriaan.
Ivna Esajas vraagt zich hardop af of we wel aan de goede kant van de gang gestart zijn: “Ik mis een beetje context.” We zijn recht op ons doel afgegaan. Ik vang in het voorbijgaan glimpen op van zalen met goud omlijste schilderijen aan de muur, maar wij komen voor Tonia (1881-1932); zwarte muze en activiste uit Amsterdam. We blijken aan het einde van de tentoonstelling te staan. Het Singer Museum telt elf zalen en twee gangen en in één daarvan is het werk rondom Tonia te zien.
Grafisch vormgeefster Lyanne Tonk heeft de muur van de gang behangen met een paarse monochrome print van het schilderij De waterkant van Suriname van P.J. Benoit. Het vormt de achtergrond voor quotes, stambomen, foto’s en archiefmateriaal met betrekking tot de geschiedenis van Tonia. Aan weerszijden van de gang hangen schilderijen waarop Tonia staat afgebeeld.
De tentoonstelling komt voort uit een idee van Esther Schreuder, blijkt uit het 10 minuten durende filmpje dat in de filmzaal vertoond wordt. De kunsthistorica en curator verdiept zich in het leven van Gesina Antonia Milgens, later bekend als Tonia Stieltjes. Ze schrijft een boek over haar en benadert de directeur van Singer, die Tonia kent van een schilderij dat het museum in 2009 aankoopt. Dit leidt tot de tentoonstelling die van 17 oktober 2023 tot en met 17 maart 2024 te zien is.
Voor de tentoonstelling vraagt Schreuder Iris Kensmil en Brian Elstak om het leven van Tonia te verbeelden. Van beide zijn schilderijen te zien. Daarnaast hangen er overwegend portretten gemaakt door de kunstschilder Jan Sluijters die haar vanaf 1919 vraagt voor hem te poseren.
Na een klein half uur vraag ik Ivna of ze het ook gezien heeft. Ze knikt. Ik merk dat we ons op dezelfde snelheid naar buiten bewegen als op de heenweg. Dat heeft maar ten dele te maken met onze zorg of Ivna’s auto wel juist geparkeerd staat. “Wow…” “Toch?” “Ja…” Het is een van de eerste dingen die we wat lacherig tegen elkaar zeggen als Ivna het museumcafé binnenkomt waar ik net aan een tafeltje ben gaan zitten. We kijken om ons heen, dan naar elkaar en denken hetzelfde; we vallen op tussen dit publiek.
De momenten waarop ik me weer even het enige zwarte halfbloedje op de HAVO voel, in het Nieuwegein van de jaren 90, zijn op 1 hand te tellen. Dit is weer eens zo’n moment, tot Ivna binnenkomt. Het is nogal druk op deze vrijdagmiddag en de bezoekers zijn vrijwel zonder uitzondering witte 60-plussers. Het contrast met de inhoud van de tentoonstelling waar we voor komen, treft me ongewild. Later bedenk ik me dat de busrit naar het museum daar ook aan bijgedragen heeft. Ik verwonder me over de brede lanen en enorme vrijstaande huizen die we passeren, de groepen senioren op nordic cross skates. Het is een andere wereld en ik voel me er niet direct in thuis.
Ivna en ik ontmoeten elkaar in 2021 als we beide gevraagd worden mee te doen aan een tentoonstelling van CBK Zuid-Oost. Haar prachtige werk blijft me bij, evenals het feit dat ze het moeilijk navigeren vindt in de kunstwereld. Ivna tekent op doek, met krijt, potlood en verf. De wereld die ze schept heeft een eigen logica; mensen, dieren, tijd en ruimte vloeien volkomen natuurlijk in elkaar over. Ze tekent mensen die eruitzien als zijzelf; zwarte mensen. De vanzelfsprekendheid waarmee deze figuren zich binnen de grenzen van haar doeken tot zichzelf en hun wereld verhouden, raakt me.
Het lijkt maar zelden te gebeuren dat werken waarin zwarte kunstenaars zwarte mensen representeren, binnen een tentoonstellingscontext gevraagd worden op basis van de universele kwaliteit ervan. De vanzelfsprekendheid van de kleur van deze menselijke figuren blijkt vaak onhoudbaar. Bijvoorbeeld omdat in kader van diversiteit overduidelijk geforceerd geprobeerd is, om het werk binnen het thema van de tentoonstelling te laten passen. Of omdat de tentoonstelling zelf nadrukkelijk gecentreerd is rondom identiteit van mensen van kleur. Als ik het met Ivna heb over hoe dat voor haar is, vertelt ze dat ze probeert kritisch te zijn op de context van waaruit haar werk geselecteerd wordt voor een expositie. Ze geeft aan dat het een proces is van vallen en opstaan.
Ik moet denken aan wijlen stanley brouwn. Als conceptueel kunstenaar probeert hij zichzelf buiten het werk dat hij maakte te houden. Hij geeft vrijwel geen interviews, wil geen registraties van werk, laat zijn naam bewust zonder kapitalen schrijven. Met het uitwissen van deze aspecten neemt hij ook zijn etnische afkomst mee; Surinaams creools. Hoezeer ik vanuit mijn bewondering voor hem, zijn nalatenschap en gewenste anonimiteit wil eren; ik kan niet ontkennen dat die etnische afkomst zijn werk voor mij nóg belangrijker maakt. Hij is een van de weinige voorbeelden die ik heb, als conceptueel kunstenaar met deels dezelfde achtergrond. Kun je het je als zwarte kunstenaar veroorloven om onzichtbaar te zijn, heb ik me wel eens afgevraagd. Wetende hoe belangrijk representatie is, ook voor diegenen die na jou komen.
Het is complex, zijn Ivna en ik met elkaar eens. Juist binnen organisaties en initiatieven die bol staan van goede bedoelingen, van zowel zwarte als witte mensen. Te vaak lopen we op onze tenen. Ik vertel Ivna over de moeite die ik mede daarom heb, om aan te sluiten bij groepen die gecentreerd zijn rondom onderwerpen die me raken, zoals dekolonisatie en zwarte identiteit. Ivna herkent dit deels. Ze vertelt dat zij het in het verleden wel eens moeilijk heeft gehad met het uiten van kritiek op mensen binnen die eigen gemeenschap. De spagaat tussen het steunen van “je eigen mensen” en aankaarten van fouten die worden gemaakt en dingen die misgaan. Nemen we als mensen van kleur onszelf wel serieus als we elkaar op deze manier ontzien, vragen we ons in de autorit terug naar Amsterdam hardop af.
Hoe serieus Tonia binnen deze tentoonstelling wordt genomen is al even complex. Het initiatief van Schreuder om onderzoek te doen naar haar leven, is mooi. De beslissing om twee zwarte hedendaagse kunstenaars te betrekken bij de tentoonstelling, essentieel. In het filmpje geeft Iris Kensmil aan dat ze via haar portretten letterlijk de blik op Tonia wil verleggen. Sluijters legt zijn blik in zijn werken opvallend vaak op de borsten en het lichaam van Tonia, terwijl haar gezicht zich meer in het duister bevindt. Een deel van het bijschrift van een van zijn portretten luidt: “Door de stof van haar groene blouse zijn haar bruine tepels, lichte kleine ronde borsten en navel zichtbaar gemaakt. In werkelijkheid is Tonia’s gespikkelde blouse waarschijnlijk niet doorschijnend.” Ik merk dat het me ergert als ik het lees en van Ivna hoor ik later hetzelfde.
Tonia is een muze in haar tijd. Bijzonder vanwege haar exotische uiterlijk, maar ook vanwege haar unieke oogopslag; de rechter vertroebeld door blindheid. Haar visie op de wereld waarin ze leeft wordt echter maar beperkt duidelijk. Binnen de tentoonstelling lijkt ze haar relevantie toch voornamelijk te moeten ontlenen aan haar status als muze en vriendin van kunstenaars als Sluijters en Piet Mondriaan. Vooral de relatie met die laatste wordt sterk benadrukt, via de lovende uitspraken die hij over haar doet. Tonia zelf komt slechts in één quote aan het woord.
We hadden in de tentoonstelling graag meer te weten gekomen; niet zozeer óver maar ván Tonia. Van haar binnenwereld, gedachten, ideeën en gevoelens. Het maakt me nieuwsgierig naar het lijvige boek van Schreuder; wellicht weerklinkt daarin haar stem. De vraag is ook of een museum hier de juiste setting voor is. Kun je het bijzondere leven van een muze belichten, zonder haar verbeelding door anderen centraal te stellen? Singer Museum doet een poging, maar wellicht biedt de heilige grond van het Gooi, zoals directeur Jan Rudolph de Lorm het noemt, niet de juiste bodem.
Tonia is een tentoonstelling die gemaakt lijkt vanuit goede bedoelingen. Dat maakt het, zoals eerder genoemd, complex. Ivna en ik zijn het er echter over eens; haar geschiedenis kan op zichzelf staan. Alleen al het feit dat zij, één van de eerste (gemengde) zwarte vrouwen in Amsterdam, wordt verkozen tot voorzitster van de vakbond voor dienstboden, is een verhaal dat gehoord dient te worden. Tonia is onafhankelijk van de (bewonderende) blikken van anderen, blijvend relevant. Ze kan het zich veroorloven om als schildersmuze onzichtbaar te zijn.