Naaldactie en zorgzame geometrie – in gesprek met de Feministische Handwerk Partij
De zomer is het uitgelezen moment voor reflectie. En dus kijken we terug op het afgelopen half jaar, en selecteren we de stukken die het (her)lezen waard zijn. Dit voorjaar sprak Richtje Reinsma met kunstenaar Emmeline de Mooij en theatermaker Margreet Sweerts over hun Feministische Handwerk Partij (FHP): ‘Feminisme gaat voor mij over de erkenning van de betekenis van het lichamelijke en het materiële in de dagelijkse realiteit van zorg.’
Drie jaar geleden richtten Emmeline de Mooij en Margreet Sweerts de Feministische Handwerk Partij (FHP) op: ‘een politieke feministische kunstenaarsbeweging gericht op studeren, repareren, spreken, oplappen, ontleren en verstellen.’ Alle genders welkom. Dit jaar organiseerde de FHP vijf online ‘Naaikransen’ in samenwerking met Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis wereldwijd.
Wie à 5 euro een kaartje aanschaft wordt aangemoedigd om handwerkmateriaal paraat te hebben en zich te hullen ‘in pyjama, badjas of huispak’, want de FHP kondigt de avond aan als een combinatie van een studiebijeenkomst, spa-ervaring en natuurlijk naaikrans. Handwerkervaring is niet vereist. Wie geen idee heeft kan de demonstratie van de per editie wisselende reparatietechniek volgen. Trouwe bezoekers hebben inmiddels weet van naaldbinden, Reverse Appliqué, de festonsteek en stoppen.
Alhoewel. Bij ondergetekende viel haar naaldbinddebuut tijdens Naaikrans #1 al binnen seconden stil toen journalist Asha ten Broeke aan haar lezing ‘Handwerkende vrouwen hebben de wereld veranderd’ begon. Als ik was blijven doormodderen met mijn klittende draad en prikkerige naald was er weinig tot me doorgedrongen van Ten Broeke’s gloedvolle betoog, waarin ze overtuigend de vertrouwde stereotype associaties met handwerken ontkracht. Huiselijk, zorgzaam, gericht op het gezin, vooral niet-intellectueel en niet-vooruitstrevend? Ten Broeke noemt handwerken ‘toegepaste geometrie’ en benadrukt hoe technisch en wiskundig complex het is. Ze doet uit de doeken hoe absoluut voorwaardelijk handwerkinnovaties zijn geweest voor de mensheid om te overleven en zich te ontwikkelen — van babydraagdoek tot warme en beschermende kleding. Bovendien, stipt Ten Broeke aan, leent handwerk zich uitstekend voor activisme. Zo vertelt ze hoe verzetsvrouwen in de Tweede Wereldoorlog geheime informatie doorspeelden via gecodeerde boodschappen in hun breiwerk, en noemt het hedendaagse Crochet Coral Reef kunstproject van Margaret en Christine Wertheim (Institute For Figuring) dat wereldwijd mensen aanzet tot het maken van gehaakt koraal in protest tegen de vernietiging van koraalriffen.
Ten Broeke noemt handwerken ‘toegepaste geometrie’ en benadrukt hoe technisch en wiskundig complex het is.
Behalve inspirerend blijkt de feministische studiebijeenkomst ook verrassend gezellig. Hoewel ik stil en alleen voor mijn scherm zit, precies zoals ik de hele dag al heb gezeten, maar nu met een onooglijk handwerkje op mijn toetsenbord, voel ik me na afloop helemaal verkwikt en saamhorig. Dat komt ook door de levendige chat die tussen paneldiscussie, reparatiemeditatie en andere programmaonderdelen van de Naaikrans door volop wordt gebruikt voor het delen van handwerk- en leestips, kritische noten, historische informatie en ontboezemingen over ieders al dan niet gecompliceerde relatie tot handwerken zoals deze: ‘Ik vond het makkelijker om als lesbo uit de kast te komen dan om te laten zien dat ik zo van breien houd. Ik vond het daarom belangrijk om bij judo mijn zwarte band te halen om te laten zien dat ook die kant in mij zit.’ Bij deze geanimeerde uitwisseling springen de verschillende leeftijden en achtergronden van de deelnemers in het oog. Hoe krijgt de FHP het voor elkaar om mensen uit zo’n beetje alle nog rollende feministische golven bij elkaar te krijgen voor nota bene een handwerkclub? Hoe doe je dat eigenlijk, feministisch handwerken? En waarom?
Als ik Emmeline (1978) en Margreet (1959) kom interviewen zit Emmeline al klaar met een versleten sok om tijdens het gesprek te stoppen. Margreet zit met lege handen, ze heeft momenteel elk gat in haar garderobe gedicht. Op haar witte trui pronken twee met goud omlijste vlekken, opgekalefaterd volgens de spelregels van haar eigen Golden Joinery, een ‘fashion first aid’ ontwikkeld in samenwerking met modeontwerper Saskia van Drimmelen geïnspireerd door de Japanse traditionele restauratietechniek Kintsugi.
Waarom hebben jullie de FHP opgericht?
Emmeline: We wilden allebei de geschiedenis van handwerken en textiel onderzoeken, in combinatie met het maken zelf.
Margreet: En ook onderzoek doen naar een andere manier van spreken, naar een belichaamde stem in het publieke domein en discours.
Wat is een belichaamde stem?
Emmeline: Feminisme gaat voor mij over de erkenning van de betekenis van het lichamelijke en het materiële in de dagelijkse realiteit van zorg. Dat is een gebied waar je geen controle kunt hebben. De neiging van de patriarchale traditie is om weg te gaan van het lichamelijke en het transcendentale op te zoeken. Dat zie je bij de oude Grieken al: als je een vrije burger was hield dat in dat je kon weggaan van het huishoudelijke werk, omdat je mensen had die dat voor je deden — tot slaaf gemaakten en vrouwen. Daardoor kon je je in de polis [politieke burgergemeenschap – RR] begeven en deel gaan uitmaken van het domein van het woord. Dan had je niet meer dat lichamelijke gedoe. Die neiging om te willen ontstijgen aan het lichaam, of om het te willen bedwingen, zit ook weer in het hedendaagse techno-optimisme, in het transhumanisme. Steeds is daarbij de geest verheven boven het vlees. Het zwakke vlees.
Margreet: Voor mij heeft het ook te maken met de écriture féminine van de jaren tachtig, het werk van de Franse filosofen Luce Irigaray en Hélène Cixous. Die zochten in de taal naar bewustzijnsverandering, ze wilden aantonen dat de geschiedenis van vrouwen in de kieren van de geschreven taal verdwenen is. Dat je die tevoorschijn moet halen uit wat er tussen de regels door níet beschreven is. Ook omdat overdracht van geschiedenis door vrouwen in de eerste plaats een orale traditie is geweest — het bij elkaar komen om informatie en verhalen te delen. Dat deel van de geschiedenis is heel bewust uit het westerse filosofische discours geweerd, Dat heeft de filosoof Adriana Cavarero met allerlei voorbeelden aangetoond in haar boek ‘For more than one voice’.
Steeds is daarbij de geest verheven boven het vlees.
Ook in jullie manifest staat dat belichaamd spreken een doel is van de FHP. Maar hoe doe je dat?
Margreet: Dat is waar we naar zoeken…
Emmeline: We merken dat het moeilijk is. Tijdens bijeenkomsten wordt vaak in het vuur van het vertoog het handwerk losgelaten. Wordt het lichaam weer helemaal vergeten.
Margreet: Het is experimenteren: wanneer word je mentaal, hoe blijf je belichaamd als je begeesterd raakt? Het heeft te maken met lichaamsbewustzijn. Dat je dingen voelend doet, en ook voelend spreekt. Dan bedoel ik niet emotie, maar voelend met je lichaam, met je zintuigen.
Wat is het gevaar van dat vuur van het vertoog, van het vergeten van je lichaam bij het spreken?
Margreet: Het gevaar heeft te maken met de snelheid van denken. Dat je toch een beetje doordraait. Op een gegeven moment moet je weer naar je voeten toe.
Emmeline: Het gevaar is dat het lichaam en zijn behoeftes veronachtzaamd worden. Genegeerd.
Margreet: Of dat de zorg ervoor aan anderen wordt opgedragen. Daar draait technologische ontwikkeling ook grotendeels om. Denk bijvoorbeeld aan hoe elke discussie in de politiek arena compleet gefaciliteerd wordt. Het politieke spreken vindt plaats in verwarmde ruimtes, de flesjes water klaargezet, de microfoons open zodat je niet eens je stem hoeft te verheffen. Je hoeft je lichaam bij zulke discussie nauwelijks te gebruiken of te voelen.
In de eerste Naaikrans stelden jullie de vraag: ‘Mag je handwerken eigenlijk wel leuk vinden als feminist?’ Onderzoeken jullie ook een taboe in het feminisme?
Emmeline: Ja. Feministen wilden juist weg van het domein van het zorgen, ze wilden dezelfde dingen kunnen en mogen doen als de mannen.
Margreet: Mijn moeder moest stoppen met werken toen ze trouwde. Toen ik opgroeide was dat mijn voorbeeld. Ze wilde mij graag leren handwerken, maar ik verwierp dat. Ik wilde het zelf uitzoeken. Vanuit mezelf heb ik allerlei handwerktechnieken geleerd. Batikken, weven. Het werd ook op school nog onderwezen. Maar toen ik in de pubertijd kwam dacht ik: no way dat ik in die wereld van mijn moeder ga belanden en solitair thuis ga zitten. Ik wilde de wereld in.
Feministen wilden juist weg van het domein van het zorgen, ze wilden dezelfde dingen kunnen en mogen doen als de mannen.
Je wilde het wel leren, maar niet van je moeder?
Margreet: Ik wilde het van hippe mensen leren.
Emmeline: Dat speelt nog steeds enorm ontdekten we, ook onder jonge feministen, dat ongeëmancipeerde imago van handwerken.
Margreet: Er is in het feminisme een periode geweest waarin je je absoluut niet met zulke huiselijke dingen bezig wilde houden. Naaldkunst was totaal uit. Het streven was om ‘macha’ te worden. Een heel begrijpelijke stap in de ontwikkeling van het feminisme. Ik heb alleen twee decennia moeten wachten tot het voorbij was.
Jullie noemen jezelf een politieke feministische kunstenaarsbeweging. Hebben jullie daadwerkelijk een politieke agenda?
Emmeline: Het is natuurlijk een naam met een knipoog, maar we willen aangeven dat ons werk in essentie politiek ís.
Margreet: Het activistische karakter van ons project staat in sterke tegenstelling tot de daad van het handwerken. Handwerken lijkt een ingetogen, ‘kleiner makende’, niet veel ruimte innemende handeling, waarbij je naar binnen gericht bent. Activisme is juist naar buiten gericht. Die spanning zoeken we op. Zonder dat we een afgemeten programma hebben om die spanning op te gaan lossen.
Emmeline: We zijn ons ervan bewust dat handwerken, net als sommige andere trends zoals zelf brood bakken, een nostalgisch tintje kan hebben en een bevestiging van bepaalde ouderwetse rolpatronen kan inhouden. Juist door heel bewust naar de gegenderde geschiedenis van handwerken te kijken kun je je er wel degelijk mee bezig houden zonder daarin te vervallen.
Wat bedoel je met gegenderde geschiedenis?
Emmeline: Dat geschiedschrijving, ook kunstgeschiedenis, voornamelijk door mannen is vastgelegd en vrouwen daarin grotendeels zijn weggelaten. Die geschiedschrijving willen we completer maken. De gaten dichten. Handwerkgeschiedenis is letterlijk een rode draad in de levens van een lange lijn vrouwen. We zoeken naar intergenerationele verbinding. Er is veel uit de geschiedenis van onze voormoeders dat geen plek heeft gekregen.
Margreet: In de vierde Naaikrans over handwerken en spiritualiteit ging het bijvoorbeeld onder meer over heksenvervolging. Vrouwen die expliciet om hun praktijken vervolgd werden. Daar willen we de verbinding mee herstellen. We zijn ook in die zin een herstelbeweging.
Wat zijn voormoeders?
Margreet: Voor mij is dat in de eerste plaats persoonlijk. Ik voel dat ik door handwerken met mijn moeder en oma verbonden ben. Ik had een door mijn moeder geborduurd tafelkleed in mijn handen toen ik speechte op haar begrafenis. En ik heb de merklap van háár moeder ingelijst uit haar erfenis meegekregen. De zichtbare tekens van het werk van mijn moeder en mijn oma zit in hun handwerk. In de jaren 90 manifesteerde het individuele zich sterk in het feminisme, het was minder een gezamenlijke beweging. We hadden het besef niet meer zo dat we in een lange lijn van voorouders staan, waarin specifiek de voormoeders een handwerkende rol hebben gehad. De jongste generatie feministen is daar weer naar op zoek, dat gezamenlijke. Het is van groot belang dat in ons team verschillende generaties zijn vertegenwoordigd.
Jullie hebben het ook over ‘ontleren’ in jullie manifest.
Margreet: Ja, we stellen dat we ‘de diepgewortelde neiging tot een hiërarchische scheiding tussen lichaam en geest willen ontleren.’ Het gaat daarbij om de beleving van materie als iets dat we kunnen bezielen. Materie als iets waar je intentioneel mee omgaat, in plaats van haar enkel te gebruiken.
Wat bedoel je met het intentioneel gebruiken van materie?
Margreet: Als je iets zelf met je handen maakt leg je er een intentie in, je hebt er een bedoeling mee. Je weet voor wie je het maakt, met welke stemming. Dat maakt je bewuster van het feit dat alle dingen gemaakt zijn, en leidt ertoe dat je zorgvuldiger met al die gemaakte dingen omgaat. We willen het materiële steeds beheersen, ook de lichamen van vrouwen en de aarde en haar natuurlijke hulpbronnen. Controleren en exploiteren is een vanzelfsprekende houding geworden. Zelf dingen maken kan een heel concrete manier zijn om het gevoel van wederkerigheid tussen materialen en mensen te ervaren. Dat is voor mij de essentie van circulaire economie. Door in contact te zijn met een te repareren kledingstuk — het te voelen, in je handen te hebben — ontstaat een heel directe, fysieke relatie met je onmiddellijke omgeving. Onderhoud doet je ervaren dat de materie er niet is om te beheersen maar om zorg in te oefenen. Het blijft daarbij interessant dat er tegenstellingen lijken te zijn. Repareren suggereert al snel ‘als nieuw maken’, terwijl je ook kan stilstaan bij het gat, de wond. Die hoeven niet weggewerkt te worden. Het doel is niet dat alles perfect en als voorheen moet worden. Reparatie is een transformatieproces.
Zelf dingen maken kan een heel concrete manier zijn om het gevoel van wederkerigheid tussen materialen en mensen te ervaren.
De term ‘belichaamd spreken’ roept vanzelf de vraag op wat ‘belichaamd luisteren’ zou kunnen zijn — luisteren met een actief, voelend lichaam, zonder je lichaamsbewustzijn te verliezen. Ik merkte tijdens de Naaikransen dat ik het heel lastig vond. Ik raakte totaal overprikkeld omdat ik niet wist hoe ik mijn aandacht moet verdelen tussen handwerken en luisteren.
Margreet: Dat komt denk ik omdat je nieuwe technieken probeert te leren. Als je iets leert bereik je niet meteen dat je lichaam zich de handeling eigenmaakt. Dat heeft herhaling nodig.
Hoe word je lid van de FHP, en hoe gaan jullie verder?
Margreet: Dat gaat aan bod komen tijdens de aanstaande laatste Naaikrans. Het is een kunstproject, we willen vragen stellen en onderzoek doen. Maar het is heel belangrijk dat wat we doen gemeenschapsvormend is. Dat de FHP voelt als een community. Dat er herhaling is, en ritme.
Is er op dit moment nog geen toekomstplan of wens?
Emmeline: We merken bij de Naaikransen in samenwerking met Atria dat een op de honderd van de deelnemers man is. De boodschap over het belang van zorg dragen voor je omgeving belandt weer alleen maar bij vrouwen. Waar blijven de mannen?
Margreet: De vraag is hoe de FHP organisch verder vorm en richting kan krijgen. Wat te doen met de opgebouwde betrokkenheid van de mensen die hebben meegedaan? Wat willen we met z’n allen? De Naaikransen blijken in elk geval aan een grote behoefte van jonge feministen te voldoen die zich afvroegen of ze nog wel mochten willen zorgen en handwerken — of ze dat als feminist leuk mochten vinden.
Ook wat deze feminist betreft heeft de FHP het handwerken van zijn gezapige, brave en tuttige imago bevrijd. Nu hoef ik mijn begeestering alleen nog om te zetten in herhaalde lichamelijke actie. Kom maar op met die zorgzame geometrie. Wie weet heb ik in de postpandemische toekomst vaste prik een subversief handwerk op zak, zodat ik al navigerend door de polis desgewenst even bij een openbaar naaldactiegroepje aan kan haken en de kunst van het sprekend repareren beoefenen. En dan, op een dag, als het Grote Reparatietijdperk eindelijk op gang is gekomen, stel ik me zo voor dat ook de minister-president tijdens de ministerraad aan het breien slaat. Geen politieke vergaderingen meer waarin de handen vergeten worden! Stem belichaamd, stem FHP!
Meld je hier aan voor de aanstaande laatste ‘Naaikrans #5 Creabea of Genie? Handwerken en kunst’ op 28 april.
Lees hier het manifest van de Feministische Handwerk Partij.