Naakte Waarheid
Deze maand verschijnt de kunstenaarspublicatie ‘Replacements’ van Sibylle Eimermacher. Een boek met 47 foto’s die op verschillende manieren een verzameling woestijnrozen presenteert. Sybrandt van Keulen schrijft voor ‘Replacements’ een kunst filosofisch essay over de onbedekte en onbewerkte woestijnroos.
Een blote linkerhand houdt een woestijnroos vast, zo vanzelfsprekend als kijken met het blote oog. Of iets vertellen uit het blote hoofd. Wat te zeggen van die steen, kan je die bloot noemen? Bestaat dat, bloot of naakt steen? In het Engels wordt naked rock of bare stone gebruikt voor het Nederlandse ‘kale rots’ of ‘ruw steen’. In het Duits: bloßer Felsen. De woestijnroos is onbedekt, onbewerkt, nackter Stein. Zullen we hem naakt noemen?
We zien de linkerhand van een blanke vrouw met woestijnrozen. Twee keer naakt: levend en dood. Een deel van een individu en een exemplaar van een steensoort. Levend weefsel van een organisme en een brokstuk van een steensoort met een kristallijnen structuur. Wat zich ontvouwt is even duidelijk als geheimzinnig. Een bloot feit zodanig in beeld gebracht dat de gebarentaal van deze relaties uitnodigt tot vragen naar de mogelijk intieme verbanden tussen levend en dood naakt. Blote hand, bare hand. Nude, bare desert rose. Bloot zoals in de uitdrukking bloße Vernunft (die Kant in een titel gebruikt), waarschijnlijk onvertaalbaar, gelet op de vele varianten in het Engels: bare reason, mere reason, reason alone. Waarom niet bloot? Naked of nude reason? Naakt zonder meer, naakter dan spier- of poedelnaakt, bepaald niet niks, absoluut naakt.
Deze foto’s zijn misschien onder de blote hemel genomen, want de achtergrond lijkt een kale buitenmuur, maar het kan ook een gladde wand van een atelier zijn. Het is niet te zeggen of deze taferelen zich buiten of binnen afspelen. Dat is kennelijk niet relevant voor Replacements; ze vinden wel ergens plaats, maar het draait steeds alleen om de relatie tussen een blote hand en een naakte steen. Deze woestijnrozen, in een blote hand, zijn vrij van iets anders in beeld, zodat we ons volstrekt kunnen concentreren op de veranderende standen van die hand en de vormen van de steen, een levend menselijk lichaamsdeel en een stuk dode materie. Twee handen van één individu: haar rechterhand is onzichtbaar, die bedient de camera. In haar linkerhand toont zij steeds andere stenen, met rechts neemt en toont zij de afstand tot haar hoofd, haar camera, haar blote oog.
Tenzij je uitgaat van een allesomvattend idee van Leven – waarvan het aardse leven en de aardse dood slechts momenten zijn – kan je niet zeggen dat een woestijnroos leeft. Het is een special effect van een bijzonder eco-systeem. Van zichzelf anorganisch serieel, een dode materie in oneindig veel verschijningsvormen. Steeds dezelfde hand die een andere vorm aanneemt, een andere houding, een andere geste, een in principe oneindige herhaling: van beeld tot beeld doet de hand iets anders en steeds zien hand en woestijnroos er anders uit. Stel dat ik van deze beelden een 3D print maak, dan zouden huid, vlees en steen een ding uit één stuk worden. Zoals een marmeren hand die iets van marmer aanraakt: Apollo en Daphne van Bernini. Ik ken geen ander werk waar het marmer zo getransformeerd is tot huid. Summum van creatie, van een mythe, van het eeuwige leven uit één stuk, onbegrijpelijk perfect geconserveerd: ragfijne dode materie. Je weet dat onder de huid van dit werk, in dit marmer, niets anders zit dan dezelfde dode steen, geen vlees en bloed. De vingers van Daphne gaan over in lauriertakjes, plantaardig, van steen. Apollo’s linkerhand grijpt Daphne vast, hij wil haar vasthouden en hebben, maar ze ontsnapt: zijn linkerwijsvinger maakt nog wel een deukje in haar buik, de drie andere vingers stuiten echter al op haar dij die in boomschors is getransformeerd, in steen.
Woestijnroos is kwetsbaarder dan marmer. Niet geschikt om te bewerken of iets te dragen. Ze kunnen nauwelijks zichzelf dragen: woestijnrozen die niet op tijd gevonden worden vergaan, want ze eroderen als ze aan de oppervlakte liggen. Ze zijn op hun mooist als ze goed geconserveerd worden gevonden, in de verborgenheid, bedekt en gedragen door woestijnzand. Replacements zijn momentopnamen van uiteenvallende dode materie, louter steenstof, vastgehouden en geconserveerd door een blote hand.
Dit zijn zelfportretten van het naakte lichaam of een bloot lichaamsdeel van de kunstenaar, tegelijk met onbewerkte stenen, brokstukken of ruwe delen van een groter complex: Selfportret (1972) van Imogen Cunningham en Judy Dater’s Selfportret with stone (1982). En wat zijn Replacements? Een reeks zelfportretten, in kleur, uit één hand, van één naakte hand met woestijnroos, bovendien een hand die in beeld iets lijkt te doen.
Laat me in een paar woorden proberen aan te geven wat haar hand zoal lijkt te doen met die steen. Zij houdt hem omhoog, als een icoon, tussen alle uitgestrekte vingers vastgeklemd; ze knijpt hem stevig vast tussen duim en wijsvinger, en laat hem bovenop haar vuist liggen; ze houdt hem tussen wijs- en middelvinger vast als een opengebarsten cigarillo, en ze onthult hem als een vondst, een wonder; ze omvat hem stevig met de bal van haar hand of juist met de toppen van haar vingers als een zetting (van een edelsteen) of de palen van een primitieve tent, een wachthokje; ze laat hem, achterover gebogen, tussen haar wijs-, middel- en ringvinger in liggen; soms is de woestijnroos zo groot dat de hand hem niet kan omvatten: hij steekt naar alle kanten uit of toornt met al zijn scherpe randen boven haar uit; ze omvat hem als een soort prehistorische knots; ze klemt de stenen duisternis en diepe kloven in haar handholte; ze plukt hem als een verse vrucht, afwisselend een rijpe kers of een stevige appel; ze houdt hem dichtbij zich alsof ze hem elk moment kan verliezen; haar kostbaarheid, haar juweel; de steen wordt tussen twee vingers in geklemd als een oude munt, een vreemd insigne, een exoot; voorzichtig pakken vingers de steen als een zeester die net gevangen is, of een dwarrelend herfstblad dat met twee vingers uit de lucht is geplukt; twee of drie bolvormige stenen lijken in deze vingers zacht, gevoelig, onaanraakbaar; de hand draagt de woestijnroos als een saffier zonder ring, met één vlak tussen haar wijs- en middelvinger ingeklemd; ze heeft hem beet aan het uiterste puntje alsof het de staart van een vreemd insect betreft (hij zo zou weg kunnen vliegen!), en ze wordt bijna gestoken of gesneden, getroffen door een wezen met gevaarlijk scherpe tanden; hij ligt op de binnenkant van haar vlakke hand; misschien heeft ze deze woestijnroos cadeau gekregen, een snoepje of diamant; de hand staat op het punt om een andere steen als een papieren vliegtuigje in de lucht te gooien of weg te werpen als een dodelijk projectiel.
Dikwijls worden hand en steen één vorm. De relatie verandert niet: de hand is steeds in dezelfde positie, die van pedestal. Voetstuk in de vorm van een barre hand. Voetstuk: barrevoets? Blootsvoets?. Barrehands kent het Nederlands niet. Soms is dit voet- of handstuk een handvat. Vanaf de pols afgesneden houdt zij de steen vast, een houvast, een drager. Naakt steen gedragen door een pezige hand. Het draait op het eerste gezicht steeds om dezelfde relatie: een actieve hand die een steen draagt en er iets mee doet. Er vinden tenminste drie effecten plaats in Replacements. Het eerste effect is vooral inherent aan fotografische reproductie: afbeeldingen van een hand en een woestijnroos die zodanig zijn genomen dat er een serie ontstaat, van vele handen met verschillende stenen – soms dezelfde steen vanuit verschillende hoeken. Een willekeurig eindige reeks van een beweeglijke blote hand met ruwe kristallijnen stenen. Momentopnamen, ergens tussen fotografie en film in, misschien stills.
Een tweede effect vindt niet door de reeks of tussen de beelden plaats, maar tussen de hand en de steen, per beeld. Elke keer vormt en voegt de hand zich steeds anders al naar gelang de kristallijnen vorm. De huidplooien en de lijnen van de hand zijn soms zo diep dat ze dezelfde indruk maken als de groeven, lijnen en schaduwen van de steen. Hierdoor verandert de gedaante van de blote hand soms bijna in die van de naakte steen. De hand doet iets met de steen en tegelijk lijkt deze relatie zich om te keren. Maar kan een steen iets doen? De ene keer strekt de hand zich zo uit dat het bijna een vlak van de steen wordt, een andere keer balt de hand zich samen onder een vuistronde woestijnroos. Gedaanteverwisselingen. Met twee uitkomsten, de ene mogelijkerwijs werkelijk: versteende hand met woestijnroos (fossiel, 3D print); de ander mogelijk maar onwerkelijk: een levende hand met vervleesde woestijnroos (animatie).
Behalve mimesis in de betekenis van seriële nabootsing (representatie) en in de betekenis van doordringing van structuur (mimicry), vindt hier nog een derde effect plaats. Dat effect staat niet los van de vorige en heeft te maken met het performatieve feit dat de hand steeds iets met de steen doet, dienend als voetstuk of handvat om elke woestijnroos te tonen en zijn specifieke af- of uitgehakte vorm te dragen. De hand draagt de steen zoals een doek verf draagt.
En toch. Die losse steen is in beeld gebracht met steeds hetzelfde deel van het menselijk lichaam dat ook zelf is losgemaakt: uitgesneden door het oog, en door de andere hand met de camera. Door deze twee- of driedubbele uitsnede wordt de aandacht gericht op nog een andere relatie tussen hand en steen: de rechterhand snijdt de linkerhand los. Zo voegt de rechterhand binnen en buiten beeld nog iets aan dit koppel toe, of beter, zondert er iets van af. De vraag naar andere dan visuele werkingen over en weer dringt door tot de relatie tussen subject en object, in het bijzonder waar het gaat om de relatie van dragen en gedragen worden.
Omdat we bijna onwillekeurig bij een hand een lichaam denken (het is uitsluitend en alleen een hand omdat die tot een lichaam behoort, een instrument van een lichaam, een orgaan dat gedragen wordt door een lichaam), en omdat we een hand dus bijna niet anders kunnen opvatten dan als een onlosmakelijk deel van een organisme of individu, is het bijna onmogelijk een levende hand te beschouwen als iets op zichzelf, zoals een woestijnroos. En juist dat is wat Replacements van de kijker vraagt.
De blik wordt gevestigd op een orgaan zonder lichaam (pace Deleuze). Vanuit dit gezichtspunt zien we twee eigengereide dingen, een soort nomaden of monaden, en dat doet ook iets met de relatie van drager en gedragen worden. Die relatie keert niet eenvoudigweg om: de ene hand en de ene steen zijn beide ontbloot van dragen. Dit handwerk is een denkwerk dat vragen aansnijdt: over die losse hand en de losse steen. Vragen naar wat hen draagt, en naar wie of wat die twee zo vrij heeft gemaakt, en waarom ze samen in beeld zijn gebracht. Per beeld wordt hier iets puur en eenvoudig blootgelegd: hand en woestijnroos dragen niet en worden niet gedragen, ze hebben geen gemeenschappelijk lichaam, en ook geen draagvlak, als alleen de huid van het papier. Ze raken elkaar en komen met elkaar in aanraking, zo goed als zonder grond, naakt.
Sybrandt van Keulen is filosoof en redacteur van ‘Hoe kunst en filosofie werken (Boom 2014).’
De publicatie wordt uitgegeven in samenwerking met Oscar Lourens Book Production en is voor €25 te bestellen via Oscar Lourens Book Production of bij de kunstenaar zelf