Moeder en zoon razen de toekomst tegemoet | Duotentoonstelling Time Travellers op VierVaart
Wilma Sütö spreekt de kunstenaars Pieternel en Jeroen Eisinga, moeder en zoon over hun gezamenlijke tentoonstelling.
Zapata, zo zoemde het afgelopen week ineens door het nieuws: Zapata! In mijn oren klinkt dat als een toverspreuk. Misschien het zou een nieuwe groet kunnen worden, of beter nog: een succeskreet. Want het was de week van de hoogvliegers, wat goed past bij een tentoonstelling met de titel Time Travellers. Laat me daarom een kleine omtrekkende beweging maken: achter Zapata aan over Het Kanaal tussen Frankrijk en Engeland, en dan met een snelle bocht door naar de uitzonderlijke duo-tentoonstelling van moeder en zoon Pieternel en Jeroen Eisinga, op VierVaart, in de velden van Zeeuws-Vlaanderen.
Deze week was het 110 jaar geleden dat Louis Blériot als eerste in de geschiedenis in een zelfgebouwd vliegtuig over het Kanaal vloog. Dat succes werd herdacht met een ode door de Fransman Franky Zapata, die een eigentijdse variant uitvoerde, namelijk met een vliegmachientje zonder vleugels. De vlucht mislukte halverwege, maar wat hier telt is de poging op zich. Die ging zo.
Rond 9 uur ’s ochtends op de toen al bloedhete donderdag, steeg Zapata op van het strand bij Calais. Omringd door cameramensen stond hij klaar op een kleine vertreksteiger, één met zijn zelfgebouwde vliegende surfboard, recht overeind, en zzzoefff daar ging hij, de wolken tegemoet: een silhouet, niet meer dan een pionnetje in het uitspansel. Zapata werd bijna zwart in het tegenlicht, een science-fiction figuur. Zijn flyboard is maar klein, een voetstuk met vijf straalmotoren, klemschoenen aan de zijkant en een mobiele joystick als stuur. Zapata maakte eerder naam als jetski-kampioen en als uitvinder van dit éénpersoons-minivliegtuigje, nadat hij er boven Parijs mee rond snorde, over de Champs Elysées. Maar donderdag duikelde hij ermee in het water, tussen de hoge golven. Hij moest bijtanken en de landing pakte verkeerd uit. Dat risico was ingecalculeerd, maar evengoed teleurstellend. In de krant las ik over Zapata’s reactie. Die was: ‘zeer geërgerd.’
Maar als het om Time Travellers gaat wordt het juist op zo’n kantelmoment pas écht interessant. Met Zapata’s naam als strijdkreet zou ik daarom zeggen: op naar de volgende poging, maar dan die binnen de beeldende kunst, want dat is het rijke domein waar de twee uitersten gelijkwaardig aan elkaar zijn: streven en falen, pogen en mislukken, stijgen en dalen.
De Time Travellers die op VierVaart samenkomen zijn Pieternel en Jeroen Eisinga, moeder en zoon. Pieternel is 86, Jeroen 53. Voor de uitnodiging bij hun duotentoonstelling die een primeur is en verrassing in de beste zin van het woord, hebben zij een briljante foto gekozen. Op die foto razen zij samen de toekomst tegemoet, via het verleden, op de brommer uit de tijd toen Jeroen nog een tiener was en zijn moeder misschien wel jonger is dan hij nu. Van de brommer is alleen de achteruitkijkspiegel zichtbaar, bijna als een symbool, passend bij de dynamiek van dat wat achter ons ligt en we beter kunnen zien dan dat wat komen gaat, ver weg in het verschiet. Verleden, heden, toekomst – wat de tijd ons ook brengt aan verlies en aan winst, deze foto is het beeld van een glorieus moment, de overwinning van een spetterend hier en nu.
Wie wil bij het zien ervan nou niet onmiddellijk afreizen naar VierVaart, de velden in, mee met de Time Travellers?
‘Ik gilde van plezier! Ik gilde van angst en plezier tegelijk!’ zei Pieternel, toen ik haar opbelde om kennis te maken, ter voorbereiding op dit verhaal. Ze lachte hardop. Het was alsof ze het over gisteren had, druk doend met het één of ander in huis, op het industrieterrein waar het gezin indertijd woonde, vlakbij een dijk, met een stuk land tussen de fabriek en het woonhuis die ze zelf hadden gebouwd. Daar komt Jeroen binnen lopen en hij zegt, ‘Ma kom ‘s mee, ga ’s mee naar buiten’ en op het erf staat de brommer te blinken die hij bij elkaar gespaard heeft, zuinig en met vlijt, zoals zijn moeder vertelt, en Pieternel wordt achterop gedirigeerd, ‘Ga ’s zitten, Ma’, en terwijl Jeroens tweelingbroer Bart de fotocamera in stelling brengt, geeft Jeroen gas en WWoeffff!! hij spuit er vandoor, met zijn moeder achterop.
De zoon die zijn moeder schaakt, hun band is hecht, daar liegt deze foto niet over. Dank zij haar werd hij kunstenaar, zegt Jeroen. Het gezin was er één van techneuten, met vier zonen en een vader die zelf zijn polysterfabriek had opgezet. Maar als de kinderen sliepen, weefde Pieternel haar wandkleden: grote, ruige reliëfs waarin ze touw verwerkte en schapenwol en plastic. Dat dwong respect af, ook toen al meteen, zoals Jeroen bevestigt, want het was ‘geen gedoe en geen gepriegel, maar groot, monumentaal werk met veel gevoel voor textuur en de materie.’ Er kwam per kleed zo 20 tot 25 kilo aan de muur te hangen. Dus toen Pieternel, die achteraf beschouwd niet alleen moederlijke maar ook collegiale adviezen kon geven, op zeker moment tegen hem had gezegd: ‘Je kunt toch ook je geld verdienen met iets dat je leuk vindt?’ ging hij naar de kunstacademie.
Daarna duurt het nog maar kort of Jeroen Eisinga wordt beroemd. En berucht, meteen al vanaf de vroegste videoperformances waarin hij de schoonheid van het gevaar opvoert, ongeveer zoals je een brommer kunt opvoeren, maar dan in een andere dimensie, in een tweegevecht met zichzelf én met machten en krachten die de menselijke maat te boven gaan. Zapata voorbij Zapata. Dat is waar Eisinga begint. Door fysieke acties die ook het publiek de adem benemen, verzoekt en tart hij het noodlot. Bijvoorbeeld door geblinddoekt rond te lopen op een parkeerplaats waar een auto rijdt, een Volkswagen kever zonder chauffeur, maar met grommende motor. Dat geluid, als van een onheilspellend dier, zet een toon in zijn oeuvre.
Er zijn mensen die geen bijen meer kunnen horen of zien zonder aan Springtime te denken, de film uit 2010 waarin Jeroen levende bijen in een krioelende, aanzwellende massa bezit laat nemen van zijn bovenlichaam, hoofd en ten slotte ook gezicht. Daarbij zit hij recht voor ons en kijkt hij de toeschouwer recht aan; als toonbeeld van moed en lijdzaamheid. Een hedendaagse man van smarten. En in zijn nieuwe film Nightfall zien en horen we hoe een winterstorm over een bevroren meer jaagt, waarop een kudde schapen samendromt rond enkele doodgevroren dieren. ‘De storm moet van het scherm afkomen’, zei Jeroen bij de première van die film.’ Zodat iedereen erdoor wordt omgeven.’
Nightfall ging eerder dit jaar in première in De Electriciteitsfabriek in Den Haag; een rauwe omgeving voor een koude wereld. In alles het tegenovergestelde, zou je zeggen, van VierVaart in Zeeland. Op en rond VierVaart is alles zachter en vriendelijker, veel vriendelijker, maar vergis je niet, want ook hier lopen kunst en werkelijkheid in elkaar over en wordt iedereen erin opgenomen. De horizon die we over de bloementuin en de moestuin zien, over de velden, wordt dichterbij gebracht in het werk van Pieternel, bijna tastbaar, terwijl in de films van Jeroen de horizon juist wijkt, verder dan het oog reikt. De kunst kruipt hier in het landschap; het landschap kruipt hier in de kunst.
‘Ik ben een boerendochter, ik kon niet anders dan beginnen met boerenspullen’, zegt Pieternel. ‘Ik verzamelde touw waarmee boeren korenschoven opbinden, en soms ook de staarten van koeien omdat die anders bij het melken in het gezicht slaan. Een boer die een zolder vol touw had liggen liet ik weten dat ik hem daar wel vanaf kon helpen. Dan ging alles de wasmachine in, want vaak genoeg zat de stront er nog aan. En daarna sorteerde ik het op kleur. Soms had dat touw maanden in de zon gelegen; soms was er veel water overheen gegaan, dat gaf er verschillende tinten aan.’
Met het touw, het plastic en de wol van het land weefde Pieternel landschappelijke voorstellingen. Het begon intuïtief, maar ze professionaliseerde zich door lessen aan de kunstacademie in Breda, plus een masterclass bij de beroemde Poolse weefster Jolanta Owidska, in Friesland. Weven maakte in de jaren zeventig een opmars door. In Lausanne was zelfs een Biënnale aan weven gewijd. Poolse weefsters maakten van het ambacht een kunstvorm. Zij lieten hun ontwerpen niet langer uitvoeren door handwerklieden, maar bouwden hun eigen weef en weefden zelf. Pieternel leerde van Jolanta Owidzka hoe ze extra draden over haar weefsels heen kon werken, waardoor een kleed ruimtelijk werd, meer sculptuur dan tapijt. Landschap, maar ook industrie dringen erin naar voren. Het kleed met de titel Laden en Lossen is geïnspireerd door graafmachines die ze op het terrein vlakbij huis hopen zand zag verplaatsen. En Rots in het Veld volgde op een reis naar Bretagne, waar rotsen in de zee een keten vormden met rotsen op het land, alsof, aldus Pieternel, ‘ze zich in de velden hadden voortgeplant’.
‘Dat is echt een Eisingakleed’, hoorde ze wel eens zeggen. En wanneer iemand dat zei, ging het over textuur, gewicht en reliëf, het ruimtelijke karakter. Architecten hadden daar een zwak voor; meer dan eens verkocht ze haar werk aan die beroepsgroep, hoewel ook anderen de weg wisten te vinden, zoals – toeval bestaat niet – de firma Fokker, over hoogvliegers gesproken. Pieternel exposeerde in gemeentehuizen en bij galeries, van Delft tot Antwerpen en in Londen. En nu in Zeeland, bij VierVaart. Oude kleden zijn voor deze gelegenheid van zolder gehaald. En een nieuw kleed is voltooid, nadat er jarenlang slechts af en toe een draadje doorheen is getrokken; een enkel streepje aan is toegevoegd. Pieternel was gestopt met weven, voor een poos, maar de draad laat haar niet los.
Het valt te hopen dat dat nog heel lang zo blijft, want deze verwevenheid opent nieuwe vergezichten en verdichtsels, zoals in de ontroerend mooie combinatie met het werk van Jeroen en hun beider spel met de horizon, tastbaar bij Pieternel; wijkend bij Jeroen. Zijn films zijn zoektochten naar het mysterie van het leven zelf, geen overtochten van de ene naar de andere kant. De rand van een maïsveld kan het beginpunt zijn, zoals in de tragikomische film De Idioot, waarin Jeroen tot de maïsplanten spreekt zoals een koning tot zijn onderdanen. Zijn koninkrijk, zegt hij, is dat van het hiaat en hij moet afscheid nemen. Hij doet zijn schoenen uit en vertrekt op pelgrimage met de woorden: ‘Pas op de einder aangekomen, zal hem worden meegedeeld wat de bestemming van zijn reis zal zijn.’
Hier zou ik het bij kunnen laten, geen woorden meer maar Time Travellers aan de macht. Bijna, bijna is het zover. Want er is nog één beeld dat genoemd moet noemen, en dat is het favoriete beeld van Pieternel; het beeld van Jeroen dat zij zonder aarzelen aanwijst als het allermooiste. En misschien ben ik dat met haar eens. Het is de door Jeroen zelf gebouwde filmcamera, die doet denken aan een geweer met vele lopen, waarmee hij in de filmperformance Het Belangrijkste Moment Van Mijn Leven op zoek gaat naar dat moment en het tegen beter weten in bejaagt, over velden en door sloten heen. De film is op VierVaart te zien, maar ook de camera zelf, als voertuig voor de verbeelding en meer dan dat, Zapata voorbij Zapata: een magisch instrument.
Time Travellers is nog tot 29 september te zien op VierVaart. Klik hier voor meer informatie.