Prologue
Mensen lopen met rolkoffers door de draaideuren. Op een vliegveld wordt veel in rijen gestaan, bedenk ik en sluit aan . Op mijn beurt laat ik mijn paspoort zien en mijn bagage inchecken. De gedroogde worst blijkt 1/12 deel in te nemen van het gewicht van mijn koffer en de meter steekt uit mijn rugzak. “What is that?” vraagt de stewardess met het zuinige mondje. “It’s a meter” zeg ik. De meter is een houten lat, die ik op een vlooienmarkt in Boedapest kocht. Netjes gekerfd staan de maten aangegeven, de uiteinden (voor de nul en na de 100) zijn zorgvuldig afgewerkt met metalen hoekjes. Het in het midden uitgesneden 1 meter neemt 4 centimeter in beslag. Ik kan niet zeggen dat ik een meter nodig had, toch had ik mij succesvol gevoeld bij het verlaten van de markt, haast met het idee tot de essentie te zijn gekomen. Op een plek waar spullen per kilo en per meter verkocht worden, kocht ik precies een stuk hout per meter. De stewardess zegt dat ik door mag lopen. Ik sluit aan bij de volgende rij. “What’s that?” vraagt de man bij de doorgang. De meter moet ik uit mijn tas halen en hij pakt hem aan met een grove hand. Kort bestudeert hij de meter en zegt dan “You have to leave this here.” Er is geen denken aan dat ik de meter hier achterlaat en ik kijk dan ook verbaasd toe hoe de man deze in de lucht steekt en ermee begint te zwaaien, waaruit ik moet concluderen dat dit een moordwapen is en het dus echt niet mee mag. Ik pak de meter en loop weg.
Onopvallend schuifel ik in een andere rij. Enigszins op mijn hoede loop ik dit keer met de meter richting een vrouw. Zij laat mij door. De volgende rij staat voor de detectiepoortjes. Het was niet in mij opgekomen dat deze meter voor levensgevaarlijk kon worden aangezien en toch sluimert nu de gedachte dat ik iets bij mij heb wat niet mag. Ik zoek het minst achterdochtige gezicht en leg – met een nonchalante beweging – mijn tas en de meter op de scanband. De vrouw met de rode knot op haar achterhoofd pakt de meter er tussen uit. “What is this?” Ze wacht mijn antwoord niet af en voegt toe: “You can not take this.” “I promise not to kill anyone!” schiet het uit mijn mond. Ik was ervan geschrokken dat ze mijn meter al boven de container met beitels en flessen spuitdeodorant hield. Ik kijk haar aan met een blik vol onschuld en probeer met mijn lichaamshouding te ontkennen dat ik een hele grote leren jas aanheb. Misschien werkt het, want ik zie een kleine twijfel op haar gezicht verschijnen, maar deze verdwijnt zodra ze waarschijnlijk iets in de trant van “als iedereen dit zou doen dan…” heeft bedacht. “Throw it away or check it in.”
Opnieuw sta ik met de meter bij de vrouw met de zuinige mond. “That’s 50 euro’s” zegt ze. Ik kijk haar met ongelovige ogen aan “It’s only one meter” zeg ik. 50 Euro is de prijs geweest van mijn retourticket en daarmee de reden dat ik hier op een onprettig vroeg tijdstip op het vliegveld sta. Alleen al uit principe besluit ik dit bedrag niet betalen, en het is daarom dat ik een lichte wanhoop op voel komen als ik bedenk dat het lot van de meter afhangt van dit bedrag. Deze meter lijkt de duurste meter uit mijn leven te worden. Met harde passen loop ik door de twee rijen, tot ik weer bij de detectiepoortjes sta. “This meter is really important to me” probeer ik met mijn meest resolute stem. Ik kijk in haar ogen van ijzer en ga door “You can also kill somebody with a sweater!” Ik betwijfel of deze laatste uitspraak voor mijn onschuld spreekt, maar op dit moment wil ik niets liever dan met de meter naar de andere kant van dit poortje. Als ik zeg dat ik het teveel geld vind voor een meter en dat ik niet meer de kans heb gehad hem in mijn koffer te doen antwoord ze “But it’s possible to get back your luggage and put it in there.” Ik zucht. Opnieuw bij de incheckbalie leg in aan de vrouw, die ik in mijn hoofd inmiddels al ‘mijn incheckster’ noem, uit dat ik de meter alsnog in mijn koffer wil stoppen. Ze tikt op wat toetsen, knikt haar hoofd en zegt “You can get back your luggage, but than you will miss your flight .”
Een brok blokkeert mijn keel als ik bedenk wat ik moet doen: een schone breuk, dan zal ik de delen thuis weer netjes aan elkaar lijmen en proberen dit hele gedoe te vergeten. Twee halve meters kunnen al helemaal voor gevaarlijk aan gezien worden. Ik zet mijn voet tegen de meter, houd mijn adem in, maar ik kan het niet. Daarom vraag ik een jongen uit de rij om mij te helpen. Ik zie nog net hoe hij de meter tussen de glimmende vliegveldvloer en zo’n lelijk metalen bagagekarretje plaatst, maar ik heb mijn ogen gesloten als ik het hout hoor splijten. Met een raar gevoel van dank laat ik de jongen achter en stop de twee stukken meter in mijn tas. Als met een verborgen verwonding kom ik voor de laatste keer bij de vrouw met de rode knot aan en leg mijn tas op de band. Ik ben al door het detectiepoortje heengelopen, als ik zie hoe de man met plastic handschoentjes mijn tas van de band pakt, de twee stukken hout eruit haalt en zonder enig overleg naast een zakmes en een tube glijmiddel neerlegt.