METAPHORICALLY SPEAKING
De stad is vol plekken waar verschillende tijdlagen elkaar zichtbaar en onzichtbaar overlappen: oude en nieuwe kantoorgebouwen staan pal naast elkaar, leegstaande panden huisvesten nog de overblijfselen van de gesloten winkels terwijl de decors voor de nieuwe winkels al weer zijn binnengedragen en onder die weelderige vlinderstruiken blijken de fundamenten van een voormalige fabriek schuil te gaan. Precies op dit soort plekken onttrekt de stad zich aan de ruimtelijke ordening en wordt zij spannend.
Wat gebeurt er als dit gegeven van het overlappen van tijdlagen vanuit de stad wordt meegenomen naar een expositieruimte als principe voor een tentoonstellingenreeks? Dat is de leidende vraag in het project METAPHORICALLY SPEAKING, dat beeldend kunstenaar en curator Heidi Linck bedacht voor de Arnhemse projectruimte Circa…Dit. Zij heeft vier kunstenaars uitgenodigd om elk na elkaar een ruimtevullende installatie te ontwikkelen. In plaats van dat deze expositieruimte na elke tentoonstelling weer leeggeruimd en wit geschilderd wordt, blijft de installatie daar achter, waardoor de volgende kunstenaar net als in de stad wordt uitgedaagd te reageren op deze tijdlaag als gegeven.
Mister Motley sprak met curator Heidi Linck
Lieneke Hulshof: Kun je allereerst iets vertellen over het project METAPHORICALLY SPEAKING in Circa Dit dat je cureerde?
Heidi Linck: Het project Metaphorically Speaking is een experimentele reeks tentoonstellingen die ik vanuit mijn kunstenaarschap heb ontwikkeld voor Circa…Dit. De titel verwijst naar het uitgangspunt dat ik de expositieruimte zelf als een metafoor voor de stad benader. Toen Circa Dit mij vorig jaar uitnodigde om een concept te ontwikkelen voor een reeks tentoonstellingen, besloot ik uit te gaan van wat mij in mijn beeldende werk het meest inspireert. En dat is het bestaan van plekken, in gebouwen en in steden en in het landschap, waar door de jaren heen zo vaak iets veranderd is, dat er verschillende tijdlagen elkaar overlappen. Op zo’n plek staan allerlei objecten bij elkaar in vreemde combinaties. Het zijn vaak de rafelranden van een stad, waarvan we de neiging hebben om ze uit te willen vlakken, maar die tegelijk de stad juist spannend maken. Of het is juist een nieuwbouwproject, die een groene omgeving transformeert tot bebouwd gebied. En dat gegeven van het door elkaar heen lopen van tijdlagen in de stad, wilde ik nu eens meenemen naar binnen, de expositieruimte in. Vanuit de vraag hoe ik hier de condities zou kunnen scheppen voor een voortdurende verandering van de ruimte heb ik deze experimentele reeks tentoonstellingen bedacht. In plaats van dat de ruimte bij elke nieuwe tentoonstelling steeds weer wordt opgeruimd en gewit, ging de volgende kunstenaar door op het werk van diens voorganger. Daardoor ontstonden er ook hier tijdlagen en dat betekent ook dat ik als curator vooraf geen idee had hoe het zich zou gaan ontwikkelen.
LH: Hoe ben jij tot de selectie van kunstenaars gekomen?
HL: Ik heb kunstenaars uitgenodigd die elk vanuit een autonoom perspectief naar de ruimte kijken en daar in hun werk op reageren. Daarbij heb ik gebruik gemaakt van mijn eigen netwerk en van dat van Circa…Dit. Ik heb eind vorig jaar een longlist samengesteld en vervolgens is daar na kennismakingen en gesprekken de uiteindelijke selectie uit voortgekomen. Het bijzondere is dat de drie kunstenaars die uiteindelijk deelnemen dit experiment aandurfden en akkoord zijn gegaan met het gegeven dat hun werk op een gegeven moment wordt overgenomen door de volgende kunstenaar.
LH: Hoe zijn de verschillende kunstenaars tot dusver te werk gegaan? Wat hebben zij aangebracht in de ruimte of juist verwijderd?
HL: De eerste kunstenaar, Frank Sciarone, heeft met zijn installatie gereageerd op de architectuur van de ruimte van Circa…Dit. Hiermee duidde hij direct dat zijn werk niet de eerste tijdlaag zou worden in de tentoonstelling, maar dat ook in de expositieruimte al tijdlagen aanwezig waren. De ruimte heeft een typische architectuur met als meest opvallende element de ‘zaagtandgevel’; die aan de binnenkant een lijn van hoeken tekent. Die zaagtandlijn valt ook op op de plattegrond. Frank Sciarone reageerde daarop door op die plattegrond lijnen te tekenen die vanaf de muren als echo’s naar het middelpunt van de ruimte bewegen. Op dat middelpunt treffen die lijnen elkaar in een driehoek. Daar plaatste hij een witte pilaar, die precies die driehoekvorm heeft en tot het plafond reikt. Eromheen strooide hij gravel, wat je normaal op de tennisbaan aantreft. Ide André, de tweede kunstenaar, heeft die pilaar meteen weer verwijderd. Echter niet in een klap, maar door de pilaar te deconstrueren tot de elementen waaruit hij was opgebouwd. Die elementen, die op zichzelf ook een mooie vorm hebben, heeft hij gedurende zijn werkperiode door de ruimte verplaatst om ze uiteindelijk helemaal weg te laten. Ide André maakt schilderijen en installaties waarbij hij zijn beelden mede laat ontstaan door gebeurtenissen en handelingen. Hij heeft een structuur van bakstenen aangebracht die deed denken aan een fragment van een straat. De bakstenen waren afkomstig van een muur van Circa…Dit, die al eerder gesloopt was en als stapel bakstenen bewaard werd. Op die bakstenen heeft hij met zijn band opgetreden en door dat optreden zijn sporen achtergebleven. Daar heeft hij toen ook weer gekleurd textiel aan toegevoegd. Ook heeft hij een van de stenen beschilderd met een ei-tempera van gravel. Het kreeg een prachtige, fluweelachtige huid. De derde kunstenaar, Anouk Mastenbroek, heeft die straatstenen structuur weer opengebroken. Vervolgens heeft zij zowel de stenen als het gravel verder de ruimte ingestuurd. Ze heeft het gravel met water aan de wanden weten te hechten, wat een prachtige verstilling van de ruimte veroorzaakte. De plekken waar schilderijen van Ide hingen, bleven open, als een soort lichtplekken. De straatstenen lagen op de ene plek in een chaos bij elkaar, maar op een andere plek vormden zij ritmische lijnen. Daarna heeft zij met geel, groen, rood en blauw pigment een nieuwe laag aangebracht in de ruimte.
LH: Waar komt bij jou die fascinatie voor het door elkaar heen lopen van tijdlagen in de stad vandaan?
HL: Het is dezelfde fascinatie als die ik heb voor collages en ook voor films die ontstaan zijn op basis van found footage. Zowel die collages als die films zijn combinaties van beelden die vaak spelenderwijs ontstaan. Er ontstaan dan interacties tussen die beelden, die nieuwe en onvoorziene betekenissen genereren. In plaats van dat ik collages maak, neem ik ze waar, op plekken in de stad, in gebouwen en in het landschap. Die plekken verrassen mij en benader ik als ready made collages. Misschien komt die fascinatie vanuit een verlangen naar verrassing.
LH: Weerspiegelt het concept van METAPHORICALLY SPEAKING niet eigenlijk ook hoe onze kunstgeschiedenis werkt? Dat kunstenaars altijd voortborduren op andere makers en kunstwerken?
HL: Ja, ook in de kunstgeschiedenis kun je tijdlagen of stromingen onderscheiden die altijd een reactie zijn op de stroming daarvoor. En zodra een stroming een naam heeft gekregen, is hij daarmee eigenlijk al weer voorbij. Als jouw suggestie klopt, zou je door bewust een bepaalde stroming te veroorzaken, weer een andere, tegenstroming kunnen oproepen.
LH: De kunstenaar in METAPHORICALLY SPEAKING wordt bijna een curator omdat hij of zij niet alleen bezig is met zijn of haar kunst, maar ook met installaties van anderen en daarnaast ingrepen doet in de gehele ruimte ( dat is een andere manier van werken dan wanneer een kunstenaar enkel zijn of haar schilderij aan een witte muur hangt). Hoe groot is het verschil tussen het curatorschap en kunstenaarschap en is dit verschil de afgelopen jaren veranderd?
HL: In dit project lopen de rollen van kunstenaar en curator voortdurend door elkaar heen. We werken met elkaars werk en met ons eigen werk. Nu ik bezig ben met het maken van de laatste editie, maak ik een installatie uit de installaties van de drie kunstenaars. Ik voel me tijdens het werken bovenal kunstenaar, want ik ben bezig met een compositie en ik doe allerlei vondsten in hun materialen en in hun werk. Maar tegelijk wil ik ook recht doen aan de oorspronkelijke intenties van de kunstenaars voor elk afzonderlijk werk. Uit dit samenspel ontstaan met de kunstenaars boeiende gesprekken over de essentie van hun werk. Dus in dit project is het verschil tussen kunstenaar en curator wel aanwezig, maar lopen beide rollen door elkaar. Ik weet niet in hoeverre het verschil in de afgelopen jaren over het algemeen is veranderd. Wat ik wel zie, is dat kunstenaars zich tegenwoordig het curatorschap toe-eigenen vanuit de basis voor hun werk. De kunst is om dan trouw te blijven aan je eigen uitgangspunten, maar ook aan de intenties van de andere kunstenaars die je vraagt om deel te nemen. Ik beschouw het als een verantwoordelijkheid van elke curator om die intenties te kennen en in stand te houden. Zou ik dat nu niet gedaan hebben, dan zou ik alleen de rol van kunstenaar vervuld hebben en niet die van een curator.
LH: De aanpak voor deze expositie is behoorlijk experimenteel. Hoe belangrijk zijn plekken als Circa Dit waar dit soort plannen uitgevoerd kunnen worden?
HL: Een plek zoals Circa…Dit voor experimenten zoals dit project is, in een tijd waarin de meerderheid van de instituten omwille van hun subsidies veilige exposities moeten programmeren die gegarandeerd bezoekersaantallen opleveren, van essentieel belang voor de progressie van de hedendaagse kunst. Circa…Dit is een projectruimte die makers zoals mij de ruimte en het vertrouwen geeft om dit experiment uit te voeren. Die positie biedt vrijheid, maar maakt de projectruimte ook kwetsbaar, want om te kunnen voortbestaan en ook om zichtbaar en professioneel te kunnen opereren is Circa…Dit toch ook afhankelijk van financiële middelen. Daarom is het funest als die middelen worden gebaseerd op bezoekersaantallen. Een stad als Arnhem, die zich met opleidingsinstituten ArtEZ en DAI en met Museum Arnhem en de Sonsbeek tentoonstelling wil positioneren als culturele hoofdstad van het oosten, is pas compleet met een permanente ruimte voor experimentele kunst.
LH: Hoe langer het project duurt, hoe meer de verschillende werken van de kunstenaars door elkaar gaan lopen en hoe minder duidelijk het wordt van wie welk werk is. Mis je deze samensmelting van kunstenaars wel eens in de huidige individualistische (kunst)wereld?
HL: Niet elke vorm van samensmelting is gewenst. In dit project pakt het goed uit, maar ik kan me ook wel projecten voorstellen waar dat volledig de plank mis zou slaan. Bijvoorbeeld als kunstenaars samen een werk moeten maken waarbij er vaak een compromis ontstaat die een afgezwakte versie is van twee afzonderlijke en goede werken. Ook hier gaat het om de intenties van een werk en de eventuele mogelijkheden die die intenties bieden tot interactie met andere werken en andere kunstenaars. Soms kun je juist beter heel individualistisch zijn als kunstenaar.
LH: Is het niet heel moeilijk om straks de allerlaatste installatie toch weg te moeten halen en de muren weer wit te maken?
HL: Ik weet zeker dat deze ruimte altijd sporen zal blijven dragen van dit project, al is het alleen al omdat dat gravel werkelijk overal op en onder is gaan zitten.
Klik hier voor de website en meer informatie over de tentoonstelling