Met ‘sorry’ is de ongelijkheid van het slavernijverleden niet opgelost – met Ira Kip naar Someone is Getting Rich in het Tropenmuseum
Binnen en buiten de kunstwereld gaat het dan vaker dan ooit over het koloniale verleden, maar één kant van het verhaal krijgt daarbij de meeste aandacht: het leed. Met Someone is Getting Rich wil het Tropenmuseum belichten wie er heeft geprofiteerd en wie er nog altijd profiteert. Roxane Soudager bezocht de tentoonstelling met cultureel ondernemer en theatermaker Ira Kip. ‘Het wordt hier zo duidelijk hoe groot de rol van Nederland is geweest in het creëren van het koloniale systeem. Maar niemand weet het!’
‘Het eerste wat denk als ik dit zie is: waarvandaan is dit gestolen?’ We zien een lange rij simpele stellagekasten, gevuld met goud. Heel veel goud. Stapels lange goudstaven, netjes opgesteld. Het is de opslagruimte van De Nederlandse Bank, zo blijkt, gefotografeerd door Cristina Lucas. Ira Kip, cultureel ondernemer, theatermaker en mijn metgezel voor de tentoonstelling Someone is Getting Rich in het Tropenmuseum, slaat de spijker op zijn kop. Met de foto verwijst Lucas inderdaad naar de belangrijke rol die goud speelde in het kolonialisme en de slavenhandel. Niet voor niets bood DNB vorig jaar formele excuses aan voor haar aandeel in het kolonialisme en de financiering van de slavernij.
De afgelopen drie jaar mag het binnen en buiten de kunstwereld dan meer dan ooit gaan over het koloniale verleden, één kant van het verhaal krijgt daarbij de meeste aandacht: het leed. De armoede, het geweld, de slavernij en hedendaags racisme. Met haar nieuwste tentoonstelling wil het Tropenmuseum een andere kant belichten: wie heeft er geprofiteerd? En wie profiteert er nog steeds? Someone is getting rich doet een poging om via (audio)visuele kunst van verschillende makers aan het licht te brengen hoe de financiële sector zoals we die nu kennen, zijn bestaan en rijkdom heeft te danken aan de uitbuiting van voormalige koloniën en tot slaaf gemaakten.
Zo komen op meerdere plekken in de expositie de van een afstand bekeken vrolijke, maar van dichterbij gezien soms grimmige werken van Hew Locke terug. De Britse kunstenaar, die opgroeide in Guyana, beschildert originele bedrijfsaandelen van koloniale bedrijven, veelal met kleurrijke, krachtige tekeningen van juist de mensen en culturen die werden onderdrukt door koloniale overheersers in Zuid-Afrika, Brazilië, Haïti en de Verenigde Staten. In veel gevallen worden die beelden gecombineerd met beangstigende tekeningen van bijvoorbeeld de Ku Klux Klan, geweren, skeletten of symbolische monsters. Hij vat zo de bruutheid van de slavernij, de rijkdom die ermee werd vergaard en het verzet in één beeld.
Dat zoeken naar creatieve manieren om het koloniale verleden onder de aandacht te brengen, is Ira niet onbekend. ‘Ik hou van politiek en geschiedenis, en kunst is altijd mijn vertaalslag geweest. Dat is er met de paplepel ingegoten.’ Haar Curaçaos-Arubaanse moeder komt uit een muzikale familie, haar Surinaamse vader spoorde haar aan om de theateropleiding te volgen. Ze bracht daarnaast tien jaar door op de balletacademie en ontwikkelde een liefde voor koken, dat ze ook als kunst ziet. Samen met haar tweelingzus Ayra Kip runt ze creatief bureau KIP Republic, waarmee ze onder meer het populaire project Free heri heri for all bedachten. Elk jaar op 1 juli,de herdenkingsdag van de afschaffing van de slavernij, maken ze het mogelijk maken om op talloze plekken in Nederland heri heri te koken en eten: een maaltijd die veelal door tot slaaf gemaakten werd gegeten op de plantages.
Ondanks alles wat ze al weet, is Someone is getting rich een welkome toevoeging voor Ira. Dát er rijkdom werd vergaard met slavernij is niemand onbekend, maar het museum weet treffend en begrijpelijk uit te leggen hoe de basis van ons huidige financiële stelsel in die tijd werd gelegd.
Zo lezen we, ter context bij de werken van Hew Locke, dat bedrijfsaandelen ontstonden in de koloniale tijd: de VOC nam in 1602 als eerste de rechtsvorm aan van een naamloze vennootschap met verhandelbare aandelen. Dat creëerde een behoefte om al die internationale betalingen te stroomlijnen, een taak voor de Amsterdamse Wisselbank. Daarmee werd de eerste effectenbeurs geboren en Amsterdam zou ruim twee eeuwen lang het financiële centrum van Europa zijn. ‘Ze laten heel goed zien hoe intertwined al die landen en instituten waren,’ zegt Ira. ‘Het was niet één land of één instantie voor zich, ze werkten samen om dat systeem in stand te houden. Systemen die nu nog steeds bestaan. Dat houdt me heel erg bezig.’
Op kleine tv-schermen worden performances vertoond. Zoals van de Amerikaanse Pope L., die zichzelf ‘verkleed’ als pinautomaat vastketende aan een bank en cash wilde uitdelen, als protest tegen een verbod op bedelen in de buurt van geldautomaten. En we zien de kunstenaar Pyotr Pavlensky, die de ramen van de Banque France in brand stak en vervolgens roerloos voor de deur bleef staan. We zien een tweetal politieagenten die eerst niet helemaal bevatten wat er gebeurt en Pavlensky uiteindelijk op de grond werken. De locatie, het Place de la Bastille, is symbolisch, aldus de kunstenaar, omdat de Bastille door het Franse volk werd bestormd en vernietigd tijdens de revolutie, maar in wezen is er volgens hem weinig veranderd: ‘Bankiers hebben de plaats ingenomen van de monarchen.’
Het doet Ira denken aan de Nederlands-Caribische MCB bank. ‘Die ontstond doordat de kolonisten die in het gebied geld hadden verdiend, het ergens moesten opslaan. Het meeste geld werd in Curaçao verdiend, Aruba en Bonaire waren vooral opslagruimtes.’
Ze is net terug van een twaalfdaagse reis naar diezelfde eilanden, voor een nog te verschijnen NTR-serie over het slavernijverleden die ze mede-presenteert. ‘Dat was heel bijzonder, vooral omdat ik zelf een nog breder, completer beeld van dat verleden heb gekregen.’ Op Curaçao leerde ze dat de slavernij in de praktijk nog tot 1923 standhield, ruim 160 jaar na de officiële afschaffing, eigenlijk totdat Shell op het eiland verscheen en een nieuwe industrie van uitbuiting creëerde. Op Bonaire schrok ze van het feit dat ruim zeventig procent van de bevolking tegenwoordig witte Nederlanders zijn, waardoor de levenskosten zo hoog opliepen dat de Bonairianen van hun eigen eiland worden verdreven. En op Aruba werd het persoonlijk: daar liep ze tegen een archief aan waarin de namen van 487 tot slaaf gemaakten stonden, waaronder zeven van haar familieleden.
‘Prachtig,’ zegt Ira over een levensgrote foto van een zwarte vrouw als schoonmaakster die ontspannen, zelfverzekerd zelfs, op de bank ligt in een chique ruimte. Adeline, zo heet ze. Fotograaf Alain Bernardini fotografeerde haar in een Parijse financiële instelling om enerzijds de nog altijd ongelijke economische verhoudingen uit te lichten, en tegelijk het stereotype te betwisten dat de schoonmaakster daarom altijd nederig of schuw zou zijn; haar ontspannen indruk heeft iets opstandigs.
‘Ik denk meteen: dat is Marceline, op Aruba in de hotelkamer.’ Ze doelt op het filmscript dat ze na de zomer wil gaan schrijven: het verhaal van de Haïtiaanse Marceline, een schoonmaakster die zo’n tien jaar geleden een loterijticket won. Plotseling was ze de rijke buurvrouw van haar voormalige werkgever, maar dat viel niet in goede aard. Ze werd weggepest door haar buren. ‘Het verhaal gaat iets minder over racisme, meer over klasse,’ zegt Ira. Al zijn die twee onlosmakelijk verbonden, zoveel wordt vandaag wel duidelijk.
Naarmate we verder lopen, leren we ook dat ’s werelds eerste beleggingsfonds eind 18e eeuw werd gecreëerd door een Amsterdammer, als direct gevolg van een financiële crisis onder plantagehouders in de overzeese koloniën, die juist was ontstaan omdat té veel mensen een aandeel in de plantages en slavenhandel kochten. Het fonds maakte het voor de middenklasse makkelijker en veiliger om hierin te beleggen.
Het komt niet vaak voor dat een museumbezoek uitmondt in gesprekken over aandelenbeurzen, vennootschappen en beleggingsfondsen. Het kan niet makkelijk zijn geweest voor gastcurator Carrie Pilto om juist de financiële sector, een veld dat meestal zo ver afstaat van kunst, cultuur, verbeelding of emotie, in beeld te brengen. De tegenstrijdige tekeningen van Locke, de uitdagende performances, installaties en sculpturen maken je zeker nieuwsgierig, vindt ook Ira. ‘Tegelijk heb ik er soms wel moeite mee dat exposities als deze vooral snippets meegeven: kleine stukjes van het verhaal, waarbij je zelf nog meer huiswerk moet doen.’ We brengen dan ook minstens zoveel tijd door bij de informatieborden als bij de kunst zelf; borden die in veel gevallen niet aan een specifiek kunstwerk verbonden zijn.
Ik vraag Ira hoe zij dat doet, als cultureel maker rondom dezelfde thema’s: hoe behoud je de balans tussen educatie en verbeelding, tussen informatie en kunst? Hoe voorkom je dat je als maker simpelweg een geschiedenisles geeft? ‘Dat is best lastig inderdaad. Aan de ene kant: een geschiedenisles is lastiger om te incasseren dan een verhaal, daarom is die vertaalslag belangrijk.” Aan de andere kant blijft het oppassen dat het grotere verhaal helemaal niet aankomt. “Bij Free Heri Heri merken we bijvoorbeeld dat mensen al snel denken dat ze iets goeds hebben gedaan door een paar porties te bestellen, alsof we een cateringbedrijf zijn. Nee, het is de bedoeling dat je echt samen kookt, verhalen deelt, bewustzijn creëert en integreert in je organisatie.”
Dat bewustzijn mist vaak nog, merkt ze – en de expositie is voor één grote herinnering aan alles wat we niet weten. ‘Het wordt hier zo duidelijk hoe groot de rol van Nederland is geweest in het creëren van het koloniale systeem. Maar niemand weet het! Nederland is erin is geslaagd om niet alleen de tot slaaf gemaakten te indoctrineren maar ook Nederlanders zelf; dat er niets aan de hand was. Dat leidt tot zoveel onbegrip, ook vandaag nog.’
‘Heb je het idee dat dit soort tentoonstellingen dat veranderen?’ vraag ik, nog enigszins hoopvol. ‘Ik denk dat het aanslaat in onze bubbel, maar daarbuiten? Nee, dat idee heb ik niet. Als je kijkt hoeveel organisaties ons elk jaar nog bellen voor een heri heri maaltijd, omdat hun werknemers niet eens weten wat 1 juli is, we hebben echt nog een lange weg te gaan. Je moet niet vergeten dat veel mensen de behoefte niet hebben om naar dit soort tentoonstellingen niet gaan, het bewustzijn missen, en misschien ook wel de privileges missen om het te kunnen betalen.’
We bekijken ondertussen een gedeeltelijke wereldkaart die op het eerste gezicht vooral de patronen van (neo)kolonialisme uitbeeldt: plantages op het Afrikaanse continent, vruchten die naar Europa worden vervoerd, enorme fabrieken met hun vervuilende uitstoot, en uiteindelijk de banken en markten in Europa en Azië waar het geld wordt opgeslagen.
De vruchten blijken cacaobonen te zijn; het gaat in dit geval om de chocolade-industrie. Maar we zien ook een gigantische zwevende camera, ongeveer boven Congo-Kinshasa. Het is een werk van de kunstenaarsvereniging van Congolese Plantagearbeiders (CATPC), een collectief van arbeiders op een voormalige palmolieplantage. Het stuk grond werd ooit opgekocht door Unilever; de leden van CATPC maken kunst om geld te verdienen, waarmee ze stukken grond terugkopen, dat ze vervolgens heropbouwen door landbouw en bosbouw te combineren. De wereldkaart beeldt hun werkwijze uit.
Het verhaal van CATPC geeft wat lucht tussen alle herinneringen aan onrecht en koloniaal leed door: het collectief laat ook zien hoe je die ongelijkheid stap voor stap zou kunnen terugdraaien. Iets verderop staat een installatie van Pascale Monnin: een sculptuur van een vrouwenhoofd hangt aan een antieke weegschaal, daaronder ligt een kinderhoofdje op een stapel ketenen. ‘Hoe bepaal je het gewicht van onrecht?’ vraagt Monnin. ‘Kun je een eerlijke afrekening maken, rekening houdend met alles wat er gebeurd is?’
Het is een vraag die ook in Nederland speelt, zeker sinds de staat formele excuses heeft aangeboden voor het slavernijverleden: hoe maken we het goed? Met ‘sorry’ is de ongelijkheid niet opgelost. Persoonlijk vraag ik me wel eens af of we niet wat lang blijven hangen bij educatie en ‘bewustwording’, zeg ik achteraf tegen Ira: Wat komt daarna?
‘Inderdaad, we hebben het bijvoorbeeld nooit over de extreme armoede op de eilanden. Kinderen op Bonaire leren nog uit dezelfde boeken waaruit mijn moeder leerde. Dat valt gewoon onder Nederland hè? Dat is geen ver van-je-bed-show.’
Bovendien vraagt ze zich wel eens af wiens taak het eigenlijk is om al die bewustwording te verzorgen. Het lijkt niet helemaal eerlijk dat juist de nazaten van tot slaaf gemaakten de taak krijgen om de rest daarover te informeren. ‘Ik ben zelf in elk geval heel selectief over het werk dat ik doe, hoeveel tijd en energie ik hierin steek. Ik maak verhalen die ik graag wil vertellen, in een vorm die voor mij werkt, en ik heb begin dit jaar samen met actrice Romana Vrede en schrijver Simone Zeefuik PAARS PAARS opgericht, een platform voor kritische gesprekken tussen zwarte kunstenaars.’
Anderen kiezen de politieke weg, musea maken exposities zoals deze en mensen zoals ik schrijven daar over, in de hoop dat anderen iets met die kennis doen – misschien is bewustwording, en alles wat daarna komt, een gedeelde taak.