Losse eindjes
In het vierde jaar van de kunstacademie filmde ik een vriendin die rondliep met een burn-out. Ik volgde haar dagelijkse bezigheden van niets doen, op de bank liggen en eindeloos naar buiten staren. De beelden illustreerde naar mijn idee onze prestatiemaatschappij waarin falen geen plek kent. Toen ik het materiaal op mijn laptop aan mijn docent liet zien, klapte ze na twintig seconden het scherm dicht. Dit was geen autonoom werk, dit was een documentaire en daar kon je niet mee afstuderen.
Op dat moment begreep ik absoluut niet waar mijn docent op doelde. Waarom kan een documentaire geen onderdeel zijn van de autonome kunst? Waar zit precies het verschil in? De uitleg bleef uit en nu begrijp ik pas waarom. Het gaat er niet om hoe de beelden eruitzien, welke stijlkeuzes er gemaakt zijn en of het überhaupt om videomateriaal gaat; het onderscheid schuilt in de manier van onderzoek doen.
Het verschil tussen autonome kunst en documentaire werk kan worden uitgelegd aan de hand van het artikel De kunst van het onderzoek geschreven door Tim Ingold. Hierin zet hij het onderscheid tussen de etnografie en de antropologie uiteen en maakt vergelijkingen met de beeldende kunst. De conclusie van het artikel is dat de mensen die op dit moment echt antropologie bedrijven, kunstenaars zijn.1
Het verschil tussen etnografie en antropologie zit volgens Ingold vooral in de manier van onderzoek doen. De vorm ‘participerende observatie’ onderscheidt de antropologie van de etnografie. Om een situatie echt te begrijpen, doet de antropoloog onderzoek van binnenuit; de wetenschapper maakt een proces van zelfontdekking door, zonder vooropgestelde informatie van buitenaf te gebruiken. Deze manier van onderzoek doen is transformationeel. ‘’Het beïnvloedt de manier waarop je denkt en voelt; je verandert er fundamenteel door.’’2 Etnografie draagt deze werkwijze niet, bij etnografie is het onderzoek documentair; beschrijvend. Ingold verduidelijkt dit onderscheid aan de hand van een vergelijking met de beeldende kunst. Etnografie is zoiets als de schilderkunst van de Hollandse meesters uit de zeventiende eeuw. Het doel van deze schilderijen is om te beschrijven, om een tafereel te documenteren in beeld. Het transformationele effect op de meesters zelf is nihil en geen opzichzelfstaand doel. Ik zou daar graag een voorbeeld van een kunstwerk aan toe willen voegen die te vergelijken valt met de antropologie en waarbij het transformationele effect dus wel geldt. Daarbij is het belangrijk om ook voor een schilderij te kiezen en een die niet is gemaakt in de moderne tijd om de vergelijking enigszins specifiek te houden. Namelijk Snow Storm van William Turner. Turner zou voor de ervaring aan een mast zijn gaan hangen van een schip in een zeestorm voordat hij aan het doek begon. Het resultaat is een schilderij van een abstracte storm met donkere kleuren en wilde vegen. De uiterlijke kenmerken van dit schilderij zijn te verklaren aan de hand van Ingold’s artikel. ‘’Als het uitgangspunt wel deze transformatie van de maker is, dan is elke uiterlijke overeenkomst tussen het wereldbeeld of het plaatje en de dingen of gebeurtenissen niet meer dan het vernis waaronder de ware betekenis schuilgaat.’’3
De conclusie van het artikel is dat de mensen die op dit moment echt antropologie bedrijven, kunstenaars zijn
Vindt Ingold etnografie dan overbodig, of minder relevant dan de antropologie? En waarom is dit onderscheid belangrijk? Hij vindt de etnografie zeker een legitieme manier van onderzoek doen. Zonder de etnografie zou immers de kennis van onze samenleving en die van anderen veel armer zijn, zo stelt hij. Maar het dient alleen haar eigen doeleinden en er ontstaan problemen wanneer de etnografie dit vergeet, wanneer het in plaats daarvan als een middel wordt gezien voor de vergelijkende antropologie. Bijvoorbeeld wanneer de informatie die een antropoloog opdoet door de wereld in te stappen en kennis op te nemen middels observatie en ervaring, wordt omgezet in empirisch materiaal voor verdere interpretatie. ‘’Als participerende observatie niet langer een manier is om dingen van binnenuit te leren begrijpen door een scholing van de aandacht en de daarmee gepaard gaande persoonlijke transformatie, wordt het gereduceerd tot niet meer dan een techniek om data te vergaren, of nog erger, een handig foefje uit het vak antropologie.’’4
De antropologie en haar participerende onderzoek zoals die in de tekst van Ingold wordt beschreven, doet denken aan de opvattingen van wetenschapper Trudy Dehue. Het stuit Ingold tegen de borst dat in onze samenleving ‘harde’ wetenschap wordt gezien als ultieme betrouwbaarheid. Hoe de wereld in elkaar steekt wordt op grond van concrete feiten en rationele overwegingen ‘bewezen’ en dit onderzoek mag niet worden verstoord door intuïtie, gevoel of de persoonlijke ervaring van de desbetreffende wetenschapper. ‘De waarheid’ wordt, in plaats van door de wereld te onderzoeken zoals die zich aan je opdient, bereikt door feiten die gebaseerd zijn op literatuur en eerder gedaan onderzoek. Maar komen we er dan echt achter hoe de wereld werkt of vormen we juist de wereld door deze feiten?
‘De waarheid’ wordt, in plaats van door de wereld te onderzoeken zoals die zich aan je opdient, bereikt door feiten die gebaseerd zijn op literatuur en eerder gedaan onderzoek. Maar komen we er dan echt achter hoe de wereld werkt of vormen we juist de wereld door deze feiten?
Trudy Dehue laat in haar boek Betere mensen zien dat wetenschappelijk onderzoek ertoe kan lijden dat ze inderdaad de werkelijkheid eerder vormgeeft dan dat ze haar ontdekt. Ze betoogt dat er veel meer openheid nodig is over de manieren waarop wetenschap de realiteit creëert. Ze vindt ook dat die verschillende manieren van wetenschap bedrijven moeten blijven bestaan en dat alleen de ‘harde’ analyse niet genoeg is. Juist het participerende onderzoek waarbij er gekeken wordt naar de wereld om ons heen, waar Ingold over schrijft, is van belang in de wetenschap. Zelf zegt ze hierover: ‘’Van de uitspraak ‘meten is weten’ klopt eigenlijk alleen dat hij rijmt. Alle meten is ingebed in interpreteren, kiezen en afwegen. Bijvoorbeeld bij hersenscans. Hoe kunnen we toch denken dat hersenafbeeldingen van een mens, liggend op zijn rug in een hartstikke lawaaierige buis, waar hij taakjes uitvoert die in de verte afgeleid zijn van wat men wil meten – laten we zeggen autisme of ADHD – meer zeggen dan wat we direct aan de mens zien. Dat laatste geldt nu als subjectief en dat eerste als waar.’’5
Kan het verschil tussen antropologie en etnografie ook worden doorgetrokken in de hedendaagse beeldende kunst om het onderscheid tussen documentair en autonoom te verhelderen? Volgens Ingold zijn antropologen ‘in overeenstemming met hetgeen zij onderzoeken’ wanneer ze participerend onderzoek doen. Dit beschouwt hij als ‘de kunst van het onderzoek’. Daarmee bedoelt hij dat dit type onderzoek zich niet baseert op eerdere kennis en een reeds opgestelde hypothese test, maar dat elk onderzoek een experiment is om een opening te forceren.6 De link met de autonome kunst is nu natuurlijk snel gelegd en ook het verschil tussen deze vorm en de documentaire vorm wordt helder. Dit onderscheid kan allereerst het best worden geïllustreerd middels videokunst omdat daarmee het medium hetzelfde blijft, alleen de intentie verschilt.
In 2011 loopt kunstenaar Puck Verkade mee met een christelijke commune in het Achterhoeks dorpje Aalten. Deze commune is ervan overtuigd dat Nederland wordt getroffen door een tsunami en dat zij gespaard blijven door de specifieke plek waar ze zich op dat moment bevinden en door hun geloof in Jezus Christus. Haar ontmoetingen met deze groep legt ze vast in de video Any day now waarin ze becommentarieert wat er gebeurt, hoe de mensen zich gedragen en hoe ze zich voelt. Ook al kiest Verkade voor een documentaire manier van filmen, het is geen documentaire, maar een autonome video. Dit omdat Verkade zelf onderdeel is van de film en bewust speelt met deze rol. Ze experimenteert wat haar effect is op de anderen en tegelijkertijd doet de commune haar ook veranderen. Dat ‘het onderdeel worden van’ de rede is waarom deze video autonoom is en niet documentair, beaamt Verkade. ‘’Het is voor mij niet genoeg om alleen te documenteren en te observeren. Dan krijg je iets van: kijk eens hoe gek die mensen daar in Aalten doen. Als ik mezelf er middenin zet, staat er voor mij ook iets op het spel. Ik zit in hetzelfde schuitje als de mensen om me heen. Het is belangrijk om je kwetsbaar op te stellen om de frictie van zo’n onderwerp naar boven te halen.‘’7
Om aan te tonen dat het onderscheid tussen documentair en autonoom niet alleen in het medium video schuilt, is het werk The Sound of the Earth van Lotte Geeven van belang. Geeven is opgeleid als autonoom kunstenaar en heeft geen wetenschappelijk onderwijs gevolgd. Op een dag vroeg zij zich af welk geluid de aarde maakt. Deze vraag komt voort uit haar levenslange kwelling met hoogtevrees. Misschien kon deze bestreden worden door een verkenning van het binnenste van de aarde. Ze besloot deze vraag serieus te nemen en op zoek te gaan naar het geluid van onze wereld. Uiteindelijk kwam ze terecht op een breuklijn aan de Tsjechisch-Duitse grens waar onderzoek wordt gedaan naar het binnenste van de aarde en waar het diepste gat ter wereld is geboord (9 kilometer). De wetenschappers wisten in eerste instantie niet of ze met Geeven moesten gaan werken. Het was tenslotte een zeer onwetenschappelijke vraag die niet tot betekenisvolle antwoorden zou leiden. Maar het was haar kinderlijke nieuwsgierigheid en overtuiging die hen hebben overgehaald. Een speciale microfoon die tegen de hitte van 500 graden bestand is liet Geeven zakken in het gat. Iedereen was ervan uitgegaan dat er totale stilte zou heersen binnenin de aarde, maar het resultaat is een grommend, kreunend geluid dat Geeven uiteindelijk heeft laten horen in tentoonstellingsruimte P///AKT Amsterdam.8 Je zou kunnen stellen dat dit werk documentair is aangezien ze alleen maar een geluid dat al bestaat heeft gedocumenteerd, maar juist door geen vooropgezette informatie te gebruiken, door niet naar de wetenschap te luisteren, maar zelf het experiment aan te gaan, maakt dat dit werk autonoom is.
Dit onderzoek heeft veel aandacht gekregen, wereldwijd gebruiken bijvoorbeeld dj’s het geluid tijdens optredens, maar wetenschappelijk gezien heeft ze niets bewezen. Want wat hoor je nu eigenlijk? Dit raadsel houdt ze bewust intact. Het zijn de losse eindjes waar Ingold aan het einde van zijn tekst over spreekt. ‘’Laten we liever met de draden mee bewegen, waar die ons ook heen voeren. Laten we gaan voor nog meer losse eindjes!’’9 Het maakt haar niet uit dat niemand weet of de geluiden die ze heeft opgenomen, het geluid is van het binnenste van de aarde. ‘’Mysteries zijn belangrijk. Ze zijn de motor voor nieuwe gedachten en ideeën’’.10
Dit onderzoek heeft veel aandacht gekregen, wereldwijd gebruiken bijvoorbeeld dj’s het geluid tijdens optredens, maar wetenschappelijk gezien heeft ze niets bewezen.
1 T. Ingold, ‘De kunst van het onderzoek’, uit: Gevers (ed), Ja Natuurlijk, catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in 2013.
2 Idem
3 Idem
4 Idem
5 Köhler, W. (2014) Lang leve de afwijking. NRC Handelsblad, 14 juni 2014.
6 T. Ingold, ‘De kunst van het onderzoek’, uit: Gevers (ed), Ja Natuurlijk, catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in 2013.
7 Bos, K. (2014) Video fucked met je brein. NRC Handelsblad, 17 juni 2014.
8 Joop (z.j.) Mysterieus en Magisch zo klinkt de aarde (geraadpleegd 22 december 2016).
9 T. Ingold, ‘De kunst van het onderzoek’, uit: Gevers (ed), Ja Natuurlijk, catalogus van de gelijknamige tentoonstelling in 2013.
10 Joop (z.j.) Mysterieus en Magisch zo klinkt de aarde (geraadpleegd 22 december 2016).
https://www.mistermotley.nl/sites/default/files/storage/media/Ingold%2C%…