Loskomen
Een groepje jongens van een jaar of vijftien rent door het gemaaide weiland. De bovenlijven zijn ontbloot en hun benen worden bekleed met een zwarte zwembroek. Samen houden ze een zeil vast. Ver boven hen vliegt een jongen, gelanceerd door het zeil. Hij lijkt bevroren in de lucht te hangen. De jongen is vrij, losgemaakt van alle anderen. De blauwe lucht is alles wat hij ziet. Het zeil voelt hij niet meer, hij wordt omarmd door de wind.
Deze foto is onderdeel van de publicatie Zonder titel (loskomen) van Cindy Moorman. Zij onderzoekt in haar werk de verhouding tussen het individu en de groep. Ze kijkt naar de fragiliteit van de verbondenheid. Wat is de kracht van een groep? Dit boekje bevat een verzameling van diverse beelden. Variërend van tekeningen, foto’s, aquarellen en grafieken.
Het ritme van het boekje is het sterkst wanneer er van achteren naar voren wordt gebladerd. Achterin staan beelden waar het individu verheven is boven de groep. Statig staat de mens op een stenen pilaar, als een standbeeld. Het heeft aanzien en zeggenschap, maar is ook eenzaam en wekt afkeer. De verheven mens heeft de groep nodig om zich machtig te voelen. De meerderheid hoeft niets anders te doen dan de eenling loven. Er is geen sprake van samenwerking tussen beiden, een afstandelijke relatie tussen het individu en de groep ontstaat.
Op de achterste bladzijde staat links een foto van een standbeeld op een stenen pilaar. Er is een soort ijzeren brug gespannen tussen de grond en het standbeeld. Diverse mensen proberen via de brug de pilaar te bereiken. Ze trekken en duwen aan het standbeeld. Op de rechter bladzijde staat een tekening. Een grijs gekleurde rechthoek die lijkt op de pilaar van de foto. Op deze rechthoek is een stok getekend die schuin wordt getrokken door een zwarte lijn die reikt naar de grond. De grond waar meerdere stokken staan. De stokken associëren met de mensen van de foto. De tekening lijkt te willen zeggen hoeveel macht de mensen bezitten en hoe het standbeeld bijna bezwijkt door de kracht van de groep.
In het midden van het boekje vult een tekst de bladzijde: Alle posities binnen de collectiviteit zijn echter tijdelijk. Ze kunnen vertrouwd en verwacht zijn en precies in het patroon van het gebruiken in een bepaalde groep mensen passen. Maar altijd bestaat ook de mogelijkheid van een onverwachte verandering van houding en verhouding.
Hoe verder er naar voren wordt gebladerd hoe meer de positie van het individu veranderd. Hij krijgt meer vrijheid op een speelse manier. Het individu is geen standbeeld meer, maar een persoon. Eerst nog statig verheven boven een groep mensen, staand op een verhoging. Maar hoe dichter bij het begin van het boek hoe gelijkwaardiger de relatie tussen het individu en de groep wordt. De eenling heeft de groep nodig om los te komen. Ze werken samen en de afstandelijke relatie zoals die was aan het eind van het boek is verdwenen. Er wordt een opoffering van de groep gevraagd, wie zou er niet vrij en individueel willen zijn.
De tekeningen doen mee met de speelsheid en vrijheid waardoor het ritme van het boekje evenwichtig is. Een tekening met ronde krassen wisselt een oude grafiek af waarop een meisje in de lucht wordt gegooid door een groepje kinderen. De jongens in het weiland komen voorbij met daar op volgend een aquarel van verschillende lichtgrijze stippen. De eerste bladzijde spant de kroon. We zien geen collectief meer. De meerderheid is verdwenen. Een lichtgrijze foto vult de bladzijde met daar in het midden een enkeling. Hij houdt zijn knieën vast zodat zijn lichaam de vorm van een bol aanneemt. Geheel autonoom zweeft hij door het grijze beeld. Een ode aan de solidariteit, zonder het collectief was het individu nooit los gekomen.