Leven in de kunstmatigheid van het museum – het zadel, twee matjes, het huis
Wat is het verschil tussen dezelfde performance steeds opnieuw zien, versus een werk aan de muur? Helena Julian keerde meermaals terug naar de overzichtstentoonstelling van Marina Abramović. Naarmate ze het museum vaker bezoekt, zoomt ze in op de energetische dialoog tussen het publiek en de groep performers die de werken heruitvoeren. ‘Toegegeven, van alle performances die worden aangekondigd tijdens de tentoonstelling, wekt deze het meest weerzin bij me op.’
Voor de overzichtstentoonstelling van Marina Abramović betaal je een eenmalige toeslag van tien euro, en krijg je een sticker op je museumjaarkaart, waarmee je onbeperkt de tentoonstelling mag bezoeken bij het Stedelijk Museum Amsterdam. De performances Luminosity (1997) en Imponderabilia (1977) zijn meermaals per dag te zien. In juni gold dat ook voor de twaalf dagen durende performance The House With The Ocean View (2002). De aanwezigheid van live werk belooft dat de tentoonstelling steeds anders is. Wat is het verschil tussen dezelfde performance steeds opnieuw zien, versus een werk aan de muur?
Na een paar bezoeken word ik niet noodzakelijk getrokken naar de video’s; zwart wit archiefbeelden van Abramović en Ulay in hun meest klassieke werken, zoals Rest Energy uit 1980, waar ze tussen hen in een pijl en boog gespannen houden. Als Ulay de controle zou verliezen, zou hij haar in het hart raken. Maar je weet ondertussen hoe het eindigt: na vier minuten stappen ze samen ongedeerd uit de pose. Urgenter voelt het om te ervaren hoe de historische performancewerken geïnterpreteerd worden door een jongere generatie.
Het terugkeren naar het museum laat toe om te ervaren wat dezelfde tentoonstelling met je doet op verschillende momenten. Kortom: wat je meebrengt naar het museum. Op een woensdagochtend, lees ik op m’n telefoon op het plein voor het museum een mail van een collega die frustratie oproept. Het zet tijdsdruk op de dag en ik bezoek de tentoonstelling gehaast. Een andere keer, in de avond, besef ik dat het rond 20:00 nog ruim licht is, en dat het eindelijk zomer wordt. De lucht is roze en op het plein voor het museum oefenen jonge mensen op skateboards terwijl ze “Boys Don’t Cry” van The Cure spelen op een draagbare luidspreker. Als Abramović een energy exchange van me verwacht, is het dan mijn verantwoordelijkheid om die energie in de hand te houden voor ik haar tentoonstelling betreed? En hoe doe je dat?
Doorheen de bezoeken die ik maakte, begreep ik dat dit stuk niet zou gaan over Abramović zelf. Als er een energetische dialoog is, dan is die tussen het publiek en de groep performers die de werken heruitvoeren.
Energiedialoog
Wat deze drie performances gemeen hebben, is dat ze beperkingen opleggen, en bestaan uit de interactie tussen performer en publiek. De grenzen tussen het individu enerzijds en het publiek anderzijds worden opgezocht. Dat noemt Abramović een energy exchange, het gaat om een wederzijdse interactie van bewust geven en ontvangen. De performer kiest wat hen die dag geeft aan het publiek. Het publiek kiest wat zij weerkaatsen aan de performer. Als dat vaag klinkt, is dat omdat het essentieel vaag is: het is niet meetbaar. Toch zijn de ervaringen van de deelnemende performers die ik spreek, Pleuni Veen en Edward Lloyd, expliciet. Zij onderstrepen dat geen ene dag dezelfde is. Je kan met je meedragen op welke manier je opstond in de ochtend, of er voor zorgen dat alles verdwenen is voor je aan het werk gaat in het museum. Vervolgens kan je ook energie groter of kleiner maken, al was het met een volumeknop.
Tijdens de opening van de tentoonstelling in maart, ontmoet ik in de laatste ruimte een vriendin. Ze vertelt me dat haar partner zometeen gaat performen. Ik schik me in het rijtje dat vanavond de tentoonstelling bezoekt om haar te steunen. Ze zijn trots, ik hoor gefluister: “dat je het kan, en dat je het doet…”. Verder in de zaal zitten een groep jonge twintigers te praten op en rond de bank die belegd is met flinke stukken rozenkwarts. Voor hen is het naakte lichaam dat Luminosity uitvoert meer een achtergrond voor hun eigen leven dan de focus van de avond. Wanneer de performers elkaar na dertig minuten afwisselen, is het eerste dat me opvalt het verschil in hun gelaatsuitdrukking. Waar de ene haar ogen ruim opensperde en haar mondhoeken tevreden optrok, heeft de andere een smalle frons tussen de wenkbrauwen. Het zijn twee uitdrukkingen van dezelfde staat van zijn: focus. Maar op een moment als deze wordt die befaamde onmeetbare energy exchange al duidelijk: het gaat niet alleen om wat je geeft en ontvangt, maar ook hoe je interpreteert.
Het zadel
Het is ochtend, iets na half elf. In de zaaltekst over Luminosity staat te lezen dat Abramović een staat van zijn zocht die lichtgevend was. Hoe kan je via concentratie de grenzen van het menselijke overschrijden? De performer betreedt de ruimte in een witte jas en kleedt zich uit. Hij neemt plaats op het zadel dat op iets minder dan twee meter hoog aan de muur bevestigd is. De armen worden gespreid tot ver boven het hoofd, de palmen van de handen lichtjes naar elkaar toe gedraaid. De performer is ongenaakbaar doch kwetsbaar. Het publiek is muisstil. Dat de performer in deze pose veilig is, hebben we met elkaar afgesproken: het zijn de condities van het museum.
Het protocol van deze performance is dat er steeds een facilitator aanwezig is. Deze staat, evenzeer in een witte jas, op enkele meters van de performer, en hun aandacht is uitsluitend op de performer gericht. De facilitator, en het publiek in de zaal, wordt dan weer in de gaten gehouden door de meerdere bewakers van het museum. Die armen omhooghouden, is ook een beweging die we maken als we willen laten zien dat we niets te verbergen hebben; niets in onze handen hebben, niets uit een broekzak kunnen halen.
Na dertig minuten schuift de facilitator het houten trapje naar de performer toe, die eerst de twee stokken naast de heupen grijpt, en vervolgens een voet op de trap plaatst. Over het zadel ligt een hoesje dat elke performer af- en oprolt. Als het af- en oprollen van een yogamat: een markering van het begin en einde van de actie. Dichterbij het zadel aan de muur, zie ik dat er op de rechterzijde Lyberty staat: een merknaam in vette cursieve letters. Abramović is van de grote gebaren, leven en dood, verlichting en kwelling, maar ook van de details. Het moet een bewust gekozen detail zijn, of een inside joke van het productieteam.
In het Nederlands zijn er opvallend veel spreekwoorden en gezegdes die verwijzen naar een collectief verleden op zee. Zo kan je een andere koers nemen, de boot afhouden, iets voor de boeg hebben, iemand op sleeptouw nemen. En als je aan het roer staat, sta je vooraan. Zadels zijn evenzeer een plek van stabiliteit in een meerdere talen: stevig in het zadel zitten of erin geholpen worden. Ik vraag me af wat het voor Abramović betekent om stevig op een zadel te zitten, waarom dat dat juist een plek is die je Lyberty, vrijheid zou geven.
Twee matjes
De structuur van Luminosity staat de bezoeker toe om van op een afstand te kijken naar de fel verlichtte lichamen. Elders in de tentoonstelling is observeren hoogst ongemakkelijk. Bij Imponderabilia staan twee personen, steeds binair, een vrouwelijk en mannelijk lichaam, naar elkaar toe in een nauwe deuropening. Ze zijn naakt, houden hun voeten op heupafstand uit elkaar en de armen ontspannen naast hun lichaam. Ze kijken elkaar in de ogen, een uur lang. Toen Ulay en Abramović in 1977 het werk uitvoerden in de toegang van het museum van moderne kunst in Bologna, was de intentie om het zes uur lang op te voeren. Dat werden er uiteindelijk drie, nadat het onderbroken werd door de lokale politie. Voor Abramović gaat het werk over keuzes maken: ga je er überhaupt doorheen, en wie kies om je gezicht of rug aan te tonen?
Bij de uitvoering in 1977, stond tegenover de ingang in de museumzaal, een camera die elke interactie registreerde. In het archiefmateriaal zie je een waaier aan reacties die even divers is als de reacties vandaag. De gemeenschappelijke intuïtie was en is: geen oogcontact maken met de performers. Een soort oerbegrip dat we delen, dat oogcontact van dichtbij vreselijk intiem is, en we dat beter niet doen bij iemand die bovendien naakt is.
Zelf ga ik door de twee performers heen, met mijn schoudertas tegen mijn borst geklemd. Ik zie de ronding van een schouder, dan alweer het licht uit de zaal. Performer Pleuni Veen voert zowel dit werk als Luminosity uit, maar bij deze performance voelt ze zich het meest een object. Dat ligt voor haar aan het feit dat de bezoeker hier het meest is gericht op hun eigen ervaring en vooral: op een onhandige manier naar veiligheid zoekt. Kijk uit dat je niet op de tenen staat, stop de hand-out van het museum even weg zodat het papier niet tegen het lichaam schuurt, hou je blik neutraal. Mensen worden zelfbewust, en de performers worden vervolgens slechts een middel. De taak die Veen zichzelf tijdens dit werk geeft, is: hoe kan je ervoor zorgen dat het lichaam omhelst wordt in die transitie tussen twee ruimtes? Dat het lichaam toch even vastgehouden wordt in het ongemak?
Elders in de tentoonstelling zie je een breed uitgevoerde installatie met documentatie van Abramović’ wereldbekende The Artist is Present uit 2009, waarbij bezoekers van het MoMa tegenover haar op een stoel plaatsnamen, om samen present te zijn: in het hier en nu. Abramovic’ stoel kreeg een dun kussen, de deelnemer niet. De performer is aan het werk en krijgt infrastructuur, bestand tegen de lange duur. In de kelder van het Stedelijk Museum krijgen de performers van Imponderabilia ieder een matje om op te staan. Wellicht voor meer steun, mogelijk zelfs verwarmd. De twee matjes geven meer prijs over een aanwezig lichaam in actie dan elders in de tentoonstelling. Bijvoorbeeld bij de documentatie van Communist Body – Capitalist Body uit 1979. Daar wordt een evenement bij Abramović en Ulay thuis in Amsterdam nagebootst met nep brood, zilveren schalen met kaviaar en flessen champagne.
Het huis
Abramović was 57 toen ze in 2002 voor het eerst The House With The Ocean View uitvoerde, bij de Sean Kelly Gallery in New York. Het New York dat Abramović bezocht na 9/11 voelde ontwricht: emotioneler en wantrouwig, maar ook spiritueler. In een poging om haar energie te zuiveren, probeerde ze iets van de gedeelde energie van de stad te zuiveren. De galerie bleef twaalf dagen en nachten open. Die dagen bestonden uit zeven uur slaap en driemaal douchen per dag. Niet lezen, niet schrijven, niet praten, zingen mag. Geen voedsel, alleen water. Katoenen kleding in kleuren geïnspireerd door het Vedische vierkant. Zeep zonder parfum, amandelolie voor de huid, een houten kam, elke dag een nieuwe onderbroek en handdoek. Het huis hing iets verhoogd in de ruimte, uitkijkend op de zee, de bezoekers die in en uit de ruimte stroomden als golven.
In het Stedelijk Museum werd de bewoonbare installatie nagebouwd voor de Taiwanees-Britse performer Jia-Yu Chang Corti, ook 57. Die specifieke leeftijd is geen vereiste, maar het is opvallend dat de heruitvoeringen van de performance tot nu toe gedaan werden door vrouwen van boven de 35. Het impliceert dat het werk een bepaalde volwassenheid vergt: het is het langste en meest restrictieve werk dat momenteel heruitgevoerd wordt.
Toegegeven, van alle performances die worden aangekondigd tijdens de tentoonstelling, wekt deze het meest weerzin bij me op. Je zou de andere live werken nog kunnen zien als oefening, en iets waar je als performer makkelijk uit kan stappen. Letterlijk: een voet naast de mat of op de trap naast het zadel is als een handdoek in de ring gooien, maar je kan morgen weer opnieuw proberen. Bij The House With The Ocean View is de inzet hoger. Chang Corti kan geen pauze nemen – dan is het spel over. Mijn nieuwsgierigheid is groter dan mijn weerzin, dus ik besluit te gaan kijken. Bovendien gaat het om vertrouwen: niet vooringenomen zijn over waarom de performer het doet, maar kijken wat ze er mee gaat doen. Van de twaalf dagen bezoek ik er drie.
6 juni
Op dag twee ziet het huis er al bewoond uit. Er zit symmetrie in de houten meubels, maar daarover liggen op meer spontane wijze dingen als witte handdoeken of een blauw schoonmaakdoekje. Het werk bevat ook instructies voor het publiek, die staan op de muur naast de bewoonbare installatie: blijf stil, en zet een energetische dialoog met de performer op. Chang Corti is verrassend actief. Ze schuifelt de houten stoel met rozenkwarts hoofdsteun iets naar voor en opzij. Ze drinkt een groot glas water, zet het glas neer, vult het glas bij met de waterkruik. In de middelste ruimte, wat een woonkamer benadert met een stoel en tafel, gaat Chang Corti op de rand van het kader van de ruimte zitten. Ze trekt een been op en laat het andere uit het kader bengelen. Zo kijkt ze met een milde blik de ruimte in. Ik heb geen idee hoeveel tijd er vervolgens voorbijgaat, iets tussen de vijf en dertig minuten, wat onderbroken wordt door Chang Corti die zachtjes maar resoluut gaat zingen. “Sweet dreams are made of this, who am I to disagree, I travel the world and the seven sees, everybody’s looking for something.” Ze onderbreekt haar staren niet. Ik wel; ik kijk rond om te kijken of anderen in de zaal dit ook hoorden, of ik het me misschien inbeeld. Het lijkt bijna nep, of te goed voorbereid: de keuze voor een Eurythmics klassieker over voldoening, terwijl je in een Abramović performance zit die gaat over het zoeken naar een gedeelde spiritualiteit? Annie Lennox met kort rood haar staat op mijn netvlies. Wanneer dit nummer gespeeld wordt op huisfeestjes, diep in de nacht, weet je dat het wellicht slim is om naar huis te gaan. Ik interpreteer het signaal, en vertrek tijdig.
11 juni
In het kader van het jaarlijkse Holland Festival, opent het Stedelijk Museum driemaal in de avond om de performance na de reguliere sluiting van het museum te kunnen ervaren. Chang Corti trekt haar rode katoenen broek naar beneden, haar twee lagen onderkleding, en gaat zitten om te urineren. Het publiek staat geïnteresseerd toe te kijken, maar voor Chang Corti is het bijna bedtijd: we kijken naar haar avondroutine. Ze wast haar handen boven de metalen emmer. Ik zie hoe ze het blok zeep soepel in haar handen laat draaien, en denk in de verte de zeep te kunnen ruiken. Een doffe, poederige violet geur. Maar ik ben hier niet alleen vanavond. Waarschijnlijk komt de geur van de hals van de persoon naast me. Het ruikt duur, alsof het gedragen wordt als accessoire. Ik vroeg perstoegang aan voor het evenement, maar later zie ik dat een ticket om de avonduren bij te wonen 47,50 euro kost. Het is te ruiken, maar ook te voelen: het publiek bestaat voornamelijk uit wat oudere koppels, of dochters en moeders die samen een chique avondje uit hebben. Ik kom die avond niemand tegen die ik ken. Voor Chang Corti maakt het niet uit, zij gaat ongestoord verder met haar avondroutine. Ze smeert haar nagelriemen in met enkele druppels amandelolie. Ik vraag me af of onze aanwezigheid voor haar betekent dat de twaalf dagen er bijna opzitten. Of dat het een dag is zoals de elf andere dagen.
Het publiek is opvallend stil vanavond. Er is iets in het contrast tussen het chique publiek en de waterdrinkende Chang Corti dat ik zowel schrijnend als grappig vind. Zou het publiek verwachten dat er heel wat ging gebeuren vanavond? Ze drinkt nog een glas water. Ondertussen ben ik een uur in het museum. Een glas water drinken lijkt me heerlijk. Maar dat is haar privilege. Het publiek heeft dan weer andere privileges, zoals straks weer naar huis kunnen gaan. Om 21:30 lijkt er iets in haar energie te verschuiven. Ze gaat op de vloer van de middelste ruimte zitten. Vanuit dat centrale perspectief kijkt ze vol de zaal in, geen emotie af te lezen op haar gelaat. Ik lees het als een confrontatie. Alsof ze zegt: mijn avondroutine zit erop, je hebt kunnen meekijken, maar nu is het tijd dat ik ga slapen. Alsof ze je al kopje koffie gegeven heeft na een etentje, maar je nog steeds geen aanstalten maakt om de tafel te verlaten. Ze heeft gelijk: het museum is momenteel haar huis, wij zijn slechts te gast.
15 juni
Nog een laatste keer bezoek ik Chang Corti in de avond, kort voordat de twaalf dagen beëindigd worden. Bij de kluisjes hoor ik museummedewerkers elkaar vertellen dat de performer het eerder in de week moeilijk kreeg en tegen het publiek schreeuwde. Maar misschien is het meer een mythe dan een feit. Chang Corti draagt vandaag paars katoen en ziet er vermoeid uit. Niet zo zeer fysiek vermoeid, maar alsof ze een droefheid draagt. Haar voorhoofd staat gespannen, haar schouders hangen laag. Als je als bezoeker de opdracht van Abramović ter harte neemt, en de energiedialoog met de performer aangaat, is dit het uitgelezen moment om iets aan haar terug te geven. Maar het is zaterdag, de week is voorbij, ook de wereld buiten de museumdeuren is moeilijk; mensen zijn moe. Wat kunnen we haar werkelijk geven? Heeft ze meer nodig dan wat een publiek kan aanbieden?
Bijvoorbeeld, een blad papier. Chang Corti mag niet spreken noch schrijven. Dat betekent dat waar ze ook doorheen beweegt in deze twaalf dagen, of wat de oorzaak is van de frons op haar voorhoofd, ze het niet kan uitspreken noch opschrijven. Inzichten, observaties: het moet allemaal intern gebeuren.
De eerste dag dat ik Chang Corti zag, ging ze even liggen op het houten bed in de kamer rechts. Ze lag op haar rug, kijkend naar het plafond, maar draaide zich al snel op haar zij. Ik herinner me dat ik toen dacht: blijft het licht in de zaal de hele tijd aan? En die spots die op haar zijn gericht ook? Als bezoeker vraag je je misschien af met welke van de regels je het meest moeite zou hebben, stel dat je het een dag wil uitproberen. Het moeilijkste is, denk ik, niet het vasten of zwijgen, maar het leven in de kunstmatigheid van het museum. Chang Corti ziet geen daglicht, beleeft geen werkelijk verschuiven van de tijd. Medewerkers van het museum informeren me dat het licht in de zaal tussen middernacht en zeven in de ochtend wordt uitgezet, in lijn met de voorgeschreven zeven uur slaap. Buiten de ruimte is er permanentie van bewakers. Er is structuur, ze is veilig, maar gaat in die artificialiteit haar menselijkheid niet verloren? Als de zoektocht er één is van spiritualiteit, is de basis dan niet dat de mens het goed stelt? Begin bij het begin: neem zonlicht in de ochtend, dat is goed voor je circadiaanse ritme, en laat je mens voelen.
De heropvoeringen tijdens de tentoonstelling bij Stedelijk Museum bevinden zich tussen uitersten: tussen wat het lichaam kan en wat de geest kan, en hoe het publiek en de performer elkaar in stand houden. De balans die al vervat zit in Luminosity en Imponderabilia, wordt uitvergroot in The House With The Ocean View; het evenwicht tussen museale artificialiteit en menselijke basisbehoeften.
De eerste paar dagen leek het voor mij dat Chang Corti het museum als instrument gebruikte: een middel om een relatie met het publiek te onderzoeken. In de latere dagen, wordt de grimmigheid van de museale condities zichtbaarder. Wat is twaalf dagen niet eten in een museum als er elders hongerstakingen en hongersnoden zijn, isolatiecellen waar het licht niet uitgaat, of censuur op schrift en spraak. Als Abramović het werk in 2002 maakte als rouwverwerking, wordt het grondig tijd om opnieuw te beschouwen hoe het werk geladen kan worden in 2024. Wat ik als bezoeker niet kan aanbieden, maar de museale condities wel is: een nachtlampje. Wanneer ’s nachts de lichten uitgaan in de kelder van het museum, hoop ik dat Chang Corti verder in de zaal boven de deur de noodverlichting ziet. Dat het icoon op de lamp verwijst naar de wereld daarbuiten, waar die beproefde energy exchange beter tot uitdrukking zou komen.
—
De tentoonstelling Marina Abramović is nog tot en met 14 juli 2024 te bezoeken bij Stedelijk Museum Amsterdam.