Leer en lollipops – met Mr. Fetish Eagle Amsterdam naar G.B. Jones in Kunstverein
Voor De ontmoeting bezoekt Dagmar Bosma de tentoonstelling van queercore-icoon G.B. Jones in het Amsterdamse Kunstverein. Daar ontmoet Dagmar kopstuk uit de Nederlandse leer- en fetishscene Karin Bleie, die regelrecht uit een van G.B. Jones’ tekeningen gestapt zou kunnen zijn.
Licht gedesoriënteerd fiets ik door de chique buurt rond het Amsterdamse Museumplein, op zoek naar de nieuwe locatie van de expositieruimte Kunstverein. Dit is geen omgeving met een al te hoog punk-gehalte, hier resideert de gevestigde elite. Maar de ramen in een van de deftige gevels zijn beklad met graffiti: ruwe lijnen vormen slordige ionische zuilen. Ik ben aangekomen bij de tentoonstelling van het Canadese queercore-icoon G.B. Jones, vooral bekend om haar erotische Tom Girls-tekeningen van stoere, schaarsgeklede dykes.
Hier ontmoet ik kopstuk uit de Nederlandse leer- en fetishscene Karin Bleie, die regelrecht uit een van G.B. Jones’ tekeningen gestapt zou kunnen zijn. Karin is huidig titeldrager ‘Mr. Fetish Eagle Amsterdam’ en voormalig ‘Ms. Leather Netherlands’, en zijn titels liegen er niet om; van top tot teen gehuld in een zwart leren uniform komt Karin de kunstruimte binnen. Hij draagt een militaire pet, hoge laarzen en strakke broek met een rits bij het kruis die helemaal van voor naar achter doorloopt. Wanneer we elkaar begroeten legt Karin met een brede lach uit dat zijn met rood leer omzette linkerbroekzak codetaal is ‘om te flaggen dat ik mensen graag fist’, zoals sommige homo’s ook wel gekleurde zakdoeken dragen om sein te geven van hun seksuele voorkeuren.
De expositie in Kunstverein is de eerste Europese solo van G.B. Jones, en centraal staat de in 1994 uitgegeven monografie rond haar werk, waarin de Tom Girls-reeks gereproduceerd is. Deze Tom Girls verwijzen direct naar het werk van de befaamde homo-erotische illustrator Tom of Finland, waarin wellustige mannen met perfect ronde billen en blinkende spierbundels samenkomen in hyperseksuele composities. G.B. Jones verwisselde deze ultraviriele studs met eveneens hitsige, ietwat brutalere lesbiennes, en gaf zo vorm aan haar eigen transgressieve, door vrouwen gedomineerde universum. Oorspronkelijk werden de tekeningen in de tweede helft van de jaren 80 verspreid via het ondergrondse zine J.D.s, dat de kunstenaar samen met filmmaker Bruce LaBruce samenstelde. Maar in tegenstelling tot deze gestencilde punk-blaadjes, bleef G.B. Jones’ monografie helaas niet onder de radar van de staatscensuur.
Het startpunt van de tentoonstelling wordt gemarkeerd door een ingelijst douaneformulier. We ontwaren dat een lading van G.B. Jones’ boeken op 9 juni 1995 bij de Canadese grens in beslag werd genomen. Karin, die professioneel werkzaam is als business analyst, laat zich meteen van zijn analytische kant zien: ‘Kijk!’, hij wijst naar iets onderaan het document, ‘hier staat de reden voor inbeslagneming aangevinkt’. Ik volg zijn vinger, langs classificaties als ‘sex with violence’, ‘bestiality’, ‘necrophilia’, naar ‘anal penetration’ en uiteindelijk ‘bondage’, waar een kruisje voor staat.
De tentoonstellingstekst leert ons dat het in de jaren 90 de regel was dat Canadese douanemedewerkers elk boek mochten confisqueren dat naar hun idee ‘vulgair’ of ‘obsceen’ zou zijn. Alles wat ook maar iets te maken had met de lgbtqia+ gemeenschap werd al snel onder deze vage en uiterst subjectieve categorieën geschaard. En zo ook G.B. Jones’ monografie. Aangezien de kunstenaar zich de nodige juridische ondersteuning voor het terugclaimen van haar boeken financieel niet kon veroorloven, werden deze zonder pardon verbrand. ‘Tegenwoordig zou je hier misschien trots uit kunnen halen, het feit dat je boeken worden verbrand’, merkt Karin op, ‘maar toentertijd had je weinig andere kanalen, en was het na zoiets gewoon klaar. Je kon moeilijk gaan gillen op het internet. Wanneer je je nu niet conformeert aan de maatschappij zijn er vooral online veel meer manieren om je expressie te delen, soortgenoten te vinden en praise te krijgen.’ Bijna drie decennia later, is de G.B. Jones monografie eindelijk opnieuw uitgegeven, door de vestiging van Kunstverein in Toronto, en zonder kleerscheuren de grens over gereisd.
In de benedenzaal van het Amsterdamse Kunstverein wordt er vooral aandacht besteed aan G.B. Jones’ subversieve ‘no-budget’ films, een onbekender onderdeel van haar oeuvre, waar ook online maar weinig informatie over te vinden is. In een raamkozijn liggen posters in Xerox-stijl voor ‘The Troublemakers’ en ‘The Yo-Yo Gang’. We worden voorgesteld aan gay rebels met opgeschoren kapsels en vrouwelijke bendeleden met stoutmoedige blikken. ‘Gang girls frequently out-curse, out-fight and out-sex every boys gang around’, roept een van de affiches ons toe. Ik plof neer op een fatboy voor het filmscherm, maar voor Karin gaat dat in zijn stroeve leren broek niet zo makkelijk. De restrictie van zijn leren outfits draagt voor hem bij aan een gevoel van toewijding. Hij grapt: ‘Sommige leermannen kijken naar een vrouw in korset en hakken en vragen: ‘Is dat niet oncomfortabel?’, terwijl ze zichzelf in een stijve leren broek hijsen – hilarisch toch!?’
Karin’s positie in de Nederlandse fetish- en leergemeenschap, waarbinnen het vooral cis-mannen zijn die zichtbaarheid genieten, is een uitzonderlijke. Oorspronkelijk won hij zijn titels namelijk in de Ms.-categorie, conform zijn vrouwelijke geboortegeslacht, maar in strijd met zijn interne gender struggle. ‘Toch besloot ik de Ms.-titels te pakken, en deze te gebruiken om het gesprek rondom gender-non-conformiteit binnen de gemeenschap te openen.’ Karin liet de pronouns op zijn leren titelhouders-sjerp aanpassen naar ‘Mr.’, een besluit waar in ‘titelhoudersland’ gemengd op gereageerd werd. Het is dan ook voor het eerst in 50 jaar titelhouderschap, verspreid over de hele wereld, dat de houder van een fetish-titel zelf heeft gekozen welke pronouns hen op de sjerp draagt. Karin identificeert zijn gender het liefst als ‘hybride’: ‘Aan de ene kant ben ik een masculiene leatherman, aan de andere kant een feminiene babygirl. Ik vind allebei fantastisch. In zwart leer en roze jurkjes zie ik persoonlijk vooral de uiting van mijn stoerheid en mijn onschuld, maar anderen zien hier nadrukkelijk gender in. Wanneer iemand mijn gender probeert te bepalen, is het alsof iemand me vraagt welke kleur schubben ik heb. Maar ik heb helemaal geen schubben!’
We vallen midden in de film The Lollipop Generation. Een tienermeisje met twee paardenstaarten pikt een lolly van een schoorvoetende jongeman, en stapt daarna in de auto met een wildvreemde, waarop een broeierige dialoog vol seksuele innuendo’s volgt. Het meisje likt ondertussen overdreven aan haar lolly. ‘Is dit nou bedoelt als clichématige porno of is het een satire?’, vraagt Karin zich hardop af.
Seksualiteit blijft in de film ambigu, is zowel geil als komisch. De karakters zijn ongemakkelijk én eigenwijs, veinzen suikerzoete naïviteit maar bijten van zich af. Net als Karin hebben zij een babygirl side, maar onderschat hen zeker niet. In benedenzaal van Kunstverein wordt, heel toepasselijk, ook een serie tekeningen van lolly’s in kleurpotlood tentoongesteld. Waar de lolly’s op het eerste gezicht een beetje uit de toon leken te vallen, klopt hun aanwezigheid na het zien van de film. De zoetheid van de lolly’s heeft iets venijnigs, slaat je haast de tanden uit de mond.
We lopen een trap omhoog naar het vervolg van de tentoonstelling, en worden hier opgewacht door een fotoprint van G.B. Jones’ graffitikunst. Ditmaal zijn haar kenmerkende antieke zuilen gebroken. ‘THIS WILL FALL DOWN’ staat er in blokletters. ‘Ik heb het gevoel dat dit over het neerhalen van het establishment gaat’, oppert Karin voorzichtig.
Op de bovenverdieping wordt onder andere een verzameling aan G.B. Jones-parafernalia tentoongesteld, van een paar sokken met skater chicks in lingerie erop, tot lp’s van haar band Fifth Column. Sommige van deze voorwerpen zijn inmiddels zo zeldzaam, dat ze voor honderden euros op eBay aangeboden worden – iets wat de kunstenaar lastig vindt, omdat het indruist tegen haar punkprincipes van anti-eigendom en do-it-yourself. Karin is met name gebiologeerd door een special edition luier-‘publicatie’, bedrukt met gestencilde teksten. ‘Ik heb echt een grote fetish voor luiers, die ik niet kan verklaren. Ik vind het zo geil als een volwassen persoon een luier aan heeft!’ Hij leest voor: ‘Er staat ‘Double Bill, Limited Edition, Worry Free’. Ah, dat is de grap! ‘Worry Free’! Je kan op je gemak al die perverse zines lezen en hoeft je geen zorgen maken dat je van de schrik in je broek piest.’
Ook op de bovenverdieping: de originele Tom Girls-tekeningen. Onze aandacht wordt getrokken door een tekening van een leervrouw met een strakke kaaklijn die al rokend nonchalant door een tijdschrift bladert. ‘Man-hating lesbians on rampage!’ staat er op het omslag. In de achtergrond zien we een uitstalling van verschillende covers waarop in priegelige lettertjes meer van zulke satirische slagzinnen prijken: ‘What to do when your best friend tells you she’s gay? Don’t freak! Madonna started it’, ‘Twenty ways to find out if your pet is gay’, ‘The aliens are here and they’re gay!’ We moeten ervan giechelen, maar Karin merkt ook een serieuze ondertoon op: ‘Er zit zoveel detail in de teksten op de magazines in de achtergrond, G.B. Jones vond het duidelijk belangrijk om hier een kritische boodschap mee over te brengen.’ De kunstenaar steekt de draak met de generaliserende, afschrikwekkende manier waarop er in mainstream media over lesbische vrouwen en andere queers werd gesproken. Het is helaas een nog altijd actuele kritiek. Zo wordt de toename van gendertransities in de hedendaagse media maar al te vaak neergezet als het gevolg van een hype of zogenaamde ‘sociale besmetting’.
Een tekening verderop neemt de vorm aan van een pamflet met de kop ‘Homosexuals are now invited to speak at clubs and religious meetings’. Een vrouw met een olijk gezicht, haar haar in nette vlechten, staat achter een spreekgestoelte. Een tekstballon vult zich met de woorden ‘I’m a dyke and I’m proud of it!’.
Karin kijkt aandachtig naar de scène. ‘De spreker met haar onschuldige vlechtjes, draagt duidelijk geen bh onder haar krappe T-shirt. De vrouw rechts in het publiek kijkt recht naar haar tepels, en kwijlt nog net niet. En die vrouw links met de stropdas en het geile koppie denkt: ‘Jonge, na school ga ik je pakken!’. Volgens mij horen ze amper wat de spreker zegt.’
Het lesbische rolmodel in de tekening is niet zoals G.B. Jones’ punkers; ze heeft zich geschikt naar de normatieve maatschappij. Acceptatie staat voor haar gelijk aan het je aanpassen aan de norm. De toon van de tekening is sarcastisch, de queercore-beweging stak namelijk een grote middelvinger op naar dat soort assimilatie. Radicale non-conformiteit was voor hen het grootste goed. Dan maar niet begrepen worden.
Karin, zelf een groot fan van Tom of Finland, heeft zo zijn twijfels bij deze strategie. ‘Het werk van Tom of Finland had een hele sterke emancipatoire functie. In zijn tijd, de jaren 50 en 60, was homo-zijn absoluut iets om op neer te kijken. Maar wat opvalt in zijn tekeningen is dat alle mannen een hele trotse uitstraling hebben. Ze zijn geil, mooi, de man die iedereen wil zijn én homo. Wat ik zie in het werk van G.B. Jones is kaken op elkaar, verbeten, stug. Ik zie veel harde blikken in de tekeningen: ik mag niet fappen, ik moet doorlopen.’
We sluiten onze rondgang af bij een muur vol versgedrukte G.B. Jones’ monografieën. Het boek omvat onder andere een serie getiteld Prison Breakout. De eerste tekening herkennen we van de poster voor de tentoonstelling. Een femme met laag uitgesneden mini-jurk wordt door een leervrouw in de cel gegooid, waar een kaalgeschoren butch in spijkerbroek haar opwacht. In de tekeningen die volgen wisselen de machtsverhoudingen keer op keer. De butch probeert de femme te verleiden achter de tralies, en de femme smeekt de leervrouw om hulp. ‘Moeten ze haar likken om vrij te komen?’ fantaseert Karin. Maar nee, de leervrouw wordt ontkleed, en in het slottafereel is het de femme op de een of andere manier gelukt om haar tegenspelers te overmeesteren. Het blijft ambigu wie er slachtoffer is en wie er aan het genieten is. Kunstenaar Vaginal Creme Davis vat het in haar voorwoord op de bundel mooi samen: ‘There is no such thing as a victim, only volunteers, and I have volunteered to be G.B. Jones’ victim.’
De tentoonstelling van G.B. Jones’ werk is nog tot 1 april 2023 te zien in Kunstverein, Amsterdam.