‘Kunstenaars zouden wel eens mogen loslaten dat ze alleen maar werk maken voor mensen’ – In gesprek met Stefan Cools en Sandra van den Beuken
Stefan Cools is een kunstenaar die woont en werkt in Bunde, Zuid-Limburg. Samen met landschapsontwerper Sandra van den Beuken hebben ze een praktijk ontwikkeld die zo veelzijdig is, dat ze ons totaal anders laten nadenken over wat een kunstenaar anno 2021 is of kan zijn.
Want kan het maken van autonome kunst samengaan met het behalen van ecologische winst? Kan een kunstpubliek bestaan uit planten? En kunnen uit kunstprojecten ook serieuze wetenschappelijke bevindingen voortkomen?
Lepidoptarium
Volgens Cools en Van den Beuken kunnen deze vragen met een volmondige ja beantwoord worden. Voor hun project ‘Lepidoptarium’ hebben ze bloemenvelden ingezaaid op diverse plaatsen in Zuid-Limburg met inheemse zaden. Met een grote groep vrijwilligers uit voornamelijk de buurt doen ze artistiek en wetenschappelijk onderzoek. Deelnemers noteren en bekijken waar welke zaden floreren, welke vlinders waar van profiteren en ze kunnen foto’s insturen van de velden die ze tegenkomen. De kern van de projecten van Cools en Van den Beuken is bijna altijd terug te leiden naar de vlinder. Enerzijds spreekt de schoonheid van dit insect tot de verbeelding en tegelijkertijd is de vlinder een scherpe graadmeter voor de ecologische kwaliteit van een landschap.
Kunstenaar wordt boer
Voor het nieuwste project van Cools en Van den Beuken mogen ze zes jaar lang 1.3 hectare land pachten van de provincie Limburg. Op dit stuk land gaan ze oude landschapselementen (van voor de industriële revolutie) terugbrengen die ze aantroffen op oude kaarten van het perceel. Tevens zal het perceel tijdens het lesgeven aan academies en universiteiten dienen als een plek voor onderzoek en als studio. Waar bij veel kunstenaars ecologie een onderwerp is van hun kunst, is het voor Cools en Van den Beuken vooral een werkmethode. Daarmee beschouwen ze het veld ook als een kunstwerk en zal het beheer de vorming van het werk mede bepalen.
De praktijk van Cools en Van den Beuken stroomt altijd. Er is nooit een eindproduct, ze maken dingen, testen deze in het land, zetten deze terug in de museumzaal, halen het daar weer uit en laten het weer onderdeel worden van de natuur. Ik wil die veelzijdigheid beter begrijpen en besluit ze op een zaterdag in het voorjaar op te zoeken.
Lieneke Hulshof (LH): Ik wilde jullie graag interviewen vanwege een mail die bij Mister Motley binnenkwam. Als titel gebruikten jullie ‘Kunstenaar wordt boer’ en in de mail werd geschreven over jullie nieuwste project en de 1.3 hectare grond die jullie van de provincie Limburg mogen pachten. Wat bedoelen jullie met die titel?
Stefan Cools (SC): Het betekent dat je je praktijk om gaat zetten. Want het woord, hoe je iets benoemt, maakt dat je in een bepaalde wereld zit. Ik kan me voorstellen dat wij ook een keer bij vergaderingen zitten tussen boeren. Infiltreren vind ik een rotwoord, maar in de positieve zin van het woord doen we dat wel. We kunnen ons nu meer in het gesprek mengen.
Sandra van den Beuken (SvdB): Ja, omdat je je in een andere wereld gaat begeven, kan je ook met andere termen gaan spreken. We gaan oogsten en zaaien. En tegelijkertijd, omdat je dat vanuit die kunstenaarskant belicht, ga je het ‘boer zijn’ ook anders beschouwen.
SC: Je kunt de praktijk van de boer bevragen, en dat is het fijne. Want je bent wel aan het boeren, maar het vacuüm van de kunst geeft de vrijheid om juist die ecologische transitie open te breken.
LH: Terug naar die zin ‘kunstenaar wordt boer’, wat betekent voor jullie het woord kunstenaar?
SC: Een ‘kunstenaar’ heeft een praktijk waar een bepaalde vrijheid in zit. En waar je zelf de regels oplegt. Als ik met de wetenschap werk, dan werk je als kunstenaar met wetenschappers. Als ik me als wetenschapper ga gedragen, zijn er andere regels. En die vrijheid die de kunst biedt, is zo belangrijk om juist met die andere vakgebieden te werken. Dus daarom ook ‘kunstenaar wordt boer’: je gaat je eigenlijk als boer gedragen, maar natuurlijk blijf je ook dat kunstenaarschap houden. Je vormt het alleen om.
LH: En het woord boer, wat betekent dat voor jullie?
SvdB: Door ons project over het Lepidopterarium weten we nog duidelijker dat voor ons het landschap van groot belang is. En dan maak ik eigenlijk wel het onderscheid tussen natuur en landschap. Want dat is niet hetzelfde in onze optiek. We richten ons met name op het cultuurlandschap. En daarmee wordt de stap naar het boer zijn, en dat je dus dat landschap gaat beheren om ook natuurwaarde te stimuleren, kleiner. We zijn er door het afgelopen jaar steeds meer achter gekomen dat we inderdaad gebruikmaken van werkwijzen en methodieken uit het boerenleven.
SC: Een boer is iemand die met het land werkt. Althans, zo zou het moeten zijn. Iemand die het land aanvoelt en daardoor eigenlijk iets verder voortbrengt.
SvdB: En daar wel een bepaald product uithaalt. Er zit een menselijke handeling in. En ik denk dat dit voor ons ook wel de parallel is met het kunstenaarschap.
Je kunt de natuur in het museum plaatsen en zeggen: kijk eens hoe mooi het is. Er zijn natuurlijk ook kunstenaars die daar hun praktijk op hebben gebaseerd. Maar ik denk dat voor ons wel het verschil is dat wij iets met die ecologie doen. En door die handeling wordt het kunst. En dat is ook weer een product, uiteindelijk.
SC: De parallel zit inderdaad in het feit dat je iets gaat oogsten op het einde. Uiteindelijk is een kunstwerk ook altijd een soort oogst van een tijd. En daar moet ook een goede, gezonde voedingsbodem inzitten. Je kan dat heel mooi parallel naast elkaar leggen.
Ik wil het graag hebben over die oude landschapselementen die tot 1890 gebruikelijk waren in het Zuid-Limburgse landschap. Elementen zoals hagen, hoogstamboomgaarden, knip-en scheerhagen, houtwallen, windsingels en poelletjes. Die willen jullie deels terugbrengen op het gepachte land. Waarom?
SvdB: Het commentaar vanuit de agrarische sector op het moment dat er gezegd wordt dat landbouw kleinschaliger moet worden, is vaak in de trant van; moeten we dan terug naar de tijd van Ot en Sien? Nee dat denken wij niet en die reactie begrijp ik. Maar het is wel hedendaags om te zeggen dat we weer met de natuur willen samenwerken. Want die natuur is superkrachtig.
Ik heb het dan over het kunnen lezen van het landschap. En zien, van: ik moet nu gaan zaaien want dit is een goed moment. Die geïnternaliseerde kennis, die is er denk ik niet meer bij veel landbouwers.
Brengen jullie die elementen terug om dezelfde reden als vroeger?
SvdB: Ik denk dat de kennis over de waarde van die elementen vooral ook gegroeid is in de afgelopen twintig jaar. We zetten ze niet terug vanuit romantiek. Maar willen met een bepaalde haag ook echt de wilde zwijnen bijvoorbeeld tegenhouden.
SC: Het heeft alleen wel een bijvangst die er vroeger ook was, namelijk de bevordering van insecten, een plek voor vogels. En dat is het mooie van boeren. Want dan ga je eerst naar de functionaliteit kijken, en als je het op die goede manier doet, natuur-inclusief, dan heb je die bijvangst automatisch. Met het landschap werd vroeger intelligenter omgegaan dan nu. Eigenlijk heeft de technologie de intelligentie weggeslagen. Ik denk dat dit juist ook een heel groot probleem is.
SvdB: De afgelopen jaren is het heel duidelijk geworden wat we verloren zijn. En het is misschien eerder dat je met terugwerkende kracht zegt: dit was misschien niet de juiste route.
Ik denk dat het veel meer gaat over de balans tussen dingen. En die balans is natuurlijk doorgeschoten. Dus die moeten we zien terug te vinden.
SC: En daar kan technologie misschien ook wel bij helpen. Het is niet dat je je daartegen wil scharen. We zijn echt niet alleen maar tegen technologische verandering. Maar deze oude landschapselementen zijn zo obvious om te gebruiken, omdat ze altijd al zo goed gewerkt hebben. Dat is wel gebleken. Ik denk dat de achteruitgang iets is geweest van de afgelopen jaren. Maar de vooruitgang zit weer in het begrijpen waarom die elementen ooit hebben bestaan en waarom je ze terug wil brengen.
En als we het hebben over die landschapselementen die jullie terugbrengen, zit daar ook nog een artistieke daad in?
SC: Ja, tuurlijk. Als je het woord ‘kunst’ ontleedt, dan gaat het ook heel vaak over ambacht en over maken. Een van de dingen die ik heel interessant vind, is de prikkeldraadvegetatie (begroeiing die onder prikkeldraad staat en daardoor onbeschadigd blijft, red.) Die ga ik daar terugbrengen. Maar dat moet je eerst maken, je moet de palen neerzetten en je afvragen waarom je dat doet. Het interessante is dat het ook een plek is waar dieren een schuilplek vinden. Nu is prikkeldraad niet afkomstig uit oude landschapselementen, maar de Meidoornhaag die eenzelfde functie heeft wel. Zowel die prikkeldraadvegetatie als de Meidoornhaag worden als artistieke daad ingezet en hebben als het ware de natuur als bijvangst. En soms dient zelfs het kunstwerk ook ten behoeve van de natuur. Ik vraag me wel eens af; waarom zou kunst ook niet ten behoeve van de natuur mogen dienen? Waarom moet kunst alleen maar voor ons mensen worden gemaakt?
Maar het is ook een artistiek object van zichzelf zeg jij?
SC: Tuurlijk. Want die prikkeldraadvegetatie is verder autonoom. Het bakent niets af. In het begin zei Sandra: ‘Oh, maar we zetten hem toch ook in als omheining?’ Maar dan krijg het een letterlijke functie. Ik wil dat object artistiek autonoom maken, dat hij juist geen functie heeft. Maar wel een bijvangst.
Het afgelopen college jaar hebben ArtEZ studium generale en Mister Motley zich gebogen over de relatie tussen klimaatafbraak en eigendom. Wat is land, van wie is het land en wat is de relatie tussen dit eigenaarschap en de huidige staat van de ecologie? Zien jullie ook een relatie tussen eigendom van land en klimaatafbraak? Heeft dat met elkaar te maken?
SvdB: De ruilverkaveling (het herverdelen van land tussen boeren onderling, red.) van de jaren ’50 heeft ertoe geleid dat de landbouwpercelen steeds groter werden. En toen was er ook geen reden meer om daar dat hegje te planten, of daar die bomenrij of er dat prikkeldraad neer te zetten.
Waardoor die bijvangst, waar we het net over hadden, afneemt?
SvdB: Die verdwijnt. Dus het is wel heel duidelijk dat hoe groter die velden worden, hoe minder kleine landschapselementen er inderdaad zijn.
En je zou dat dus nu ook positief kunnen insteken: nu jullie weer eigendom hebben, over een stukje land, voor zes jaar, heeft dat dus eigenlijk direct effect op de biodiversiteit op dat stuk land.
SC: Ja, natuurlijk, en ik denk dat ecologische kunst daar een enorme bijdrage aan kan geven. In bewustwording maar ook daadwerkelijk doen. Daarom vind ik het praktiseren, dus ook echt de ecologie als uitvoerende praktijk, heel interessant. Als iemand een stukje land heeft, ligt het er ook aan vanuit welke motivatie je dat stuk land hebt. Daar zit het hem natuurlijk allemaal in. En als het alleen maar door geld wordt gedreven en groot moet, om productie draaien, ja, dan begrijp ik wel dat mensen steeds meer kijken naar de snelle winst.
We hebben het afgelopen jaar in verschillende artikelen ook gekeken naar het koloniale verleden van Nederland. Kort gezegd: West-Europeanen die destijds land koloniseerden hebben ervoor gezorgd dat de oorspronkelijke omgang met het land vernietigd of verdrongen is. En dat leidt nog steeds tot enorme ecologische schade.
SC: Maar dat is hetzelfde: snelle winst. Dus het gaat altijd om die snelle winst. Daar gaat het altijd op kapot.
Is dat ook de reden waarom het lokale zo belangrijk is voor jullie. Dat jullie dus een stukje land hebben waar je heen kunt lopen en waar je ook bij in de buurt woont.
SC: Zonder dat kan het niet. We hebben ook gezegd: als dit land ergens anders lag, konden we het niet pachten.
En waarom niet?
SC: Omdat je er geen binding mee hebt. En je moet er direct naartoe kunnen gaan, je moet er vaak langslopen. Je moet er vaak zijn.
SvdB: Maar ook de wandeling, van hier naar daar, het is een afstand die voor veel kleine dieren wel te doen is. Zo’n veld is niet autonoom, staat niet op zichzelf. Het is onderdeel van een groot geheel. Dat houdt niet op bij de afrastering.
We zijn ook aan het kijken wie nou onze buren zijn bij dat land, welke eigenaren. Ik denk dat bijna 90 procent van de grond hier om het dorp heen van mensen elders is. Terwijl: in je eigen achtertuin gedraag je je anders dan iets wat verder weg is.
SC: Het is een parallel die je deels kunt leggen met het koloniale verleden. Als het niet je eigen achtertuin is, ga je er anders mee om. Dat is een beetje wat ik ook zeg: dan wordt er enkel gehandeld vanuit het financiële gewin. Dus je gaat daar alles leeghalen en hiernaartoe brengen.
Op de website van Stefan lees ik dat jullie in de projecten echt samenwerken met bijvoorbeeld vlinders en planten. Waarom is het specifiek een samenwerking?
SC: Ik vind dat wij op gelijk level staan. Het is een samenwerking want je onttrekt iets uit de natuur en je geeft ook weer bescherming terug. Of je biedt meer plek waar de beesten zich kunnen voortplanten. Volgens mij moet dat ook het systeem zijn.
En hoe kun je dan samenwerken met bijvoorbeeld een vlinder?
SC: Je moet eerst begrijpen: wat is een vlinder? En tijd investeren in observaties. Dan kan je gaan samenwerken.
Ik kan wel een voorbeeld noemen. Ik las dat planten reageren op geluid. Dus op het moment dat er een geluidsgolf is van een bij, dan gaat de plant meer nectar produceren want die wil natuurlijk bestoven worden om voort te planten. En ik wil dat eigenlijk heel graag nabouwen en geluid componeren voor de natuur. Dus niet met publiek, puur voor de natuur. Dus dat je eigenlijk een compositie opbouwt met dezelfde trilling en die live gaat spelen voor planten.
SvdB: Kunstenaars zouden wel eens mogen loslaten dat ze alleen maar werk maken voor mensen.
SC: Ik vind het heel leuk om er zo over na te denken. En ook vanuit een fonds zou ik dat interessant vinden. Waarom moet impact altijd gemeten worden aan de hand van de hoeveelheid bezoekers? Binnen het project Lepidopterarium hebben we bijvoorbeeld ook ontzettend veel voor de natuur gedaan. Mag dat dan niet de winst zijn?
Waarom moet het meetbaar zijn vanuit dat oude systeem? In die zin is de kunstwereld echt behouden en ouderwets.
Stefan, jij hebt in 2022 een solotentoonstelling in De Domijnen. Ik was even benieuwd: hoe werkt dat dan praktisch? Dus hoe breng je jullie projecten thuis in een instituut?
SC: Dat is een grootse uitdaging. Je wil natuurlijk niet een soort educatief verhaal gaan vertellen daar. Het staat er natuurlijk als autonoom werk en tegelijkertijd zie ik deze solo vooral als een momentum. Het werk gaat daar naartoe, en daarna gaat het weer terug het landschap in. Eigenlijk is het vergelijkbaar met mijn studio: ik breng er materiaal in, en vaak gaat het weer terug het landschap in. Het museum beschouw ik ook zo.
Het zou dus bijvoorbeeld kunnen dat een molshoop een tijdje in het museum ligt en vervolgens weer in het land gebracht wordt?
SC: Oh, ja, het liefste. Absoluut. Alleen het mooiste daarbinnen is, als je het over kopers hebt, want mensen verzamelen mijn werk ook, dan blijft het weer bij die persoon. En die persoon kan zelf bepalen of die het juist vasthoudt of weer het landschap in brengt.
Wat is dan de meerwaarde om naar zo’n instituut te gaan? Want je zou ook kunnen zeggen: die stap zetten we niet.
SC: De meerwaarde is dat je een ander publiek dient, en dat je het op een andere manier contextualiseert. Dus dat ik het zelf anders bevraag, zelf anders inbreng. En dat je eigenlijk het gesprek met het publiek moet voeren, waardoor je zelf verrijkt wordt.
Jullie geven ook les op kunstacademies. Bijvoorbeeld op de academie van Maastricht. Waarom gaat kunsteducatie goed samen met eco-kritiek, of ecologisch denken?
Svdb: Er zijn heel veel thematieken die je ook op het ecologische verhaal kunt leggen. Zoals bijvoorbeeld kolonialisme, gender of het westerse perspectief.
Voor al deze de termen is er wel een ecologische variant, een proces of element in de natuur dat je zou kunnen vergelijken of gebruiken als metafoor.
Kolonialisme zou je kunnen vergelijken met invasieve soorten, soorten die binnendringen in een biotoop en daar de zaak overnemen. Voor gender kun je zeggen dat er in de natuur veel processen of diersoorten zijn die ook niet alleen man of vrouw zijn, maar soms allebei of juist geen van beiden. En aangezien hedendaags kunstonderwijs steeds meer verbinding legt met maatschappelijke en actuele vraagstukken, sluit het zo goed aan op ecologisch onderwijs. Dit zijn trouwens niet perse thema’s waar wij nu mee werken, maar ik probeer te zeggen dat die begrippen niet los staan van wat natuur is. Ecologie is ook altijd de werkelijkheid.
Hoe ziet een les van jullie er eigenlijk uit?
SC: Onze lessen vinden nooit op de academie zelf plaats, we geven altijd in het bos les. En eigenlijk relateren wij wat we tegenkomen ook aan lesgeven. In onze aankomende lessen krijgen de studenten bijvoorbeeld een veld toegewezen, en we laten ze onderzoek doen naar dat veld. Vanuit observaties willen we ze leren hoe natuur ook een werkmethode kan zijn.
En als jullie één ding mogen veranderen aan de huidige kunstacademie, welk element zou dan moeten veranderen?
SvdB: Dat het fysieke academiegebouw niet zo belangrijk meer is. Misschien is dat ook wel waar het soms misgaat. Als je natuurlijk heel veel in dat gebouw zit en je bent niet in touch met de real world, die wereld bevindt zich toch voornamelijk buiten de muren van het instituut.
Wij verwachten van studenten dat ze de wereld vooral proberen te begrijpen: hoe werkt het nou? En daar ga je dan iets mee doen. Je moet tegenwoordig overal iets van vinden, maar wij willen dat mensen eerst goed observeren voordat die mening komt.
Ik denk namelijk dat activisme en engagement ook in doen tot uiting kunnen komen. Voor ons is het pachten van dat land ergens ook een activistische daad. We zetten er iets mee op de agenda.
Klik hier voor meer info