Kunstenaars over een werk dat hen raakte – Tamar Blom over James Turrell
Het werk Skyspace van James Turrell greep Tamar Blom vast en liet hem niet meer los: “Turrell katapulteert ons de lucht in en bevraagt onze perceptie. Tegelijkertijd reflecteert hij op onze drang om het leven glad te strijken. Waarom houden we zo van die platheid?”
Tamar Blom is een van de meest opvallende Nederlandse performancekunstenaars van dit moment. Hij studeerde aan de Amsterdamse mimeopleiding en is gefascineerd door het menselijk lichaam.
Tamar: “Ongeveer anderhalf jaar geleden zag ik in Museum Voorlinden het werk Skyspace van James Turrell. Ik had al eerder werk van Turrell gezien, maar deze keer werd ik echt gegrepen. Je komt binnen in een minimalistische ruimte, en in het plafond van die ruimte zit een rechthoekig vlak waardoorheen je de wolken kunt zien. Dat vlak is zo gemaakt dat je de randen ervan niet kunt zien – waardoor het een plat object lijkt. Op die manier haalt Turrell het perspectief weg, waardoor je letterlijk de hemel op je dak krijgt. De lucht start precies daar waar het plafond ophoudt; alsof je een paar honderd meter omhoog bent gekatapulteerd en ineens direct tegen de wolken aankijkt.”
“Ik geloof dat kunst interessant wordt wanneer het je beweegt.”
“Door die optische nabijheid tot de hemel raakte ik als het ware los van mijn lichaam. Er ontstaat een soort translocatie van jezelf naar de hogere sferen – en dat bedoel ik niet op een esoterische of religieuze manier, dat gebeurt gewoon heel letterlijk. Tegelijkertijd geloofde ik niet helemaal dat ik daadwerkelijk naar buiten keek. ‘Zou er echt een raam in het plafond zitten?’, vroeg ik me af. ‘Nee, misschien is het niet waar, misschien is het gewoon een scherm.’ Heel spannend.
Turrell speelt met je perceptie. Zijn werk dwingt je tot kijken, ook dat vind ik interessant: dat een beeld je kan dwingen – en dat het je in één oogopslag grijpen kan. Dat heeft, denk ik, te maken met iets in het werk wat je niet begrijpt. Als je het gevoel hebt dat je iets direct begrijpt dan denk je ‘ja, dat kan iedereen’. Dat is de dooddoener van de kunst. Maar wanneer je iets níet begrijpt komt er schoonheid in het spel: dan komt er iets bovendrijven wat je niet weet, en waar je dus achter kan proberen te komen. Er zit een soort geheim in het werk.
Bij Skyspace heeft dat voor mij te maken met het onvermogen van je hoofd om de optische illusie recht te breien. Je hebt geen houvast meer, waardoor je ogen zoekende blijven. Zelf wil ik als maker ook ervaringen genereren. Ik hecht daar waarde aan omdat ik geloof dat kunst begint te werken en echt interessant wordt wanneer het je beweegt. Daarmee bedoel ik: wanneer het je op een andere manier laat kijken of ervaren, en er een een soort opening, verbreding, vernauwing, verandering van je waarneming ontstaat. Ik wil niet zien dat iemand technisch heel begaafd is. Ik wil niet slechts toekijken; ik wil kunstwerken in mijn lichaam voelen nagalmen, ik wil erin opgenomen en erdoor overweldigd worden. In mijn meest recente werken stel ik daarom het publiek centraal. De bezoekers worden middenin een sensorische omgeving geplaatst en ondergaan een specifieke ervaring. Tijdens White Noise bevindt de toeschouwer zich bijvoorbeeld in een sneeuwstorm: je kíjkt niet enkel naar die storm, maar voelt hem ook tikken op je lijf, je voelt het stromen van de lucht. Bij Apocalypse staat de temperatuur centraal: de ruimte wordt letterlijk steeds warmer en er ontstaat leegte wanneer die warmte verdwijnt. Op dit moment werk ik aan een nieuw werk, The Descent, waarbij je als toeschouwer letterlijk afdaalt, de aarde in – totdat je in complete duisternis tast en je zintuigen worden uitgedaagd.”
“Byoung-Chul Han is een Duits-Koreaanse filosoof die me inspireert. Han schrijft over het juk van het positivisme dat onze samenleving kenmerkt. Hij stelt we de neiging hebben onze levens glad te polijsten; dat we de toppen en de dalen eruit willen strijken, waardoor alles hetzelfde wordt: nietszeggend, plat en klaar voor consumptie. Alle stekels zijn verwijderd, zodat we het leven als een oester naar binnen kunnen slurpen. Han schrijft over onze Instagram-cultuur, waarin alles mooi moet zijn – en over de waarde van het zoeken in plaats van het vinden, het twijfelen in plaats van het weten, het huilen in plaats van het grimassen. Ik denk dat we allemaal graag ongemak uit de weg gaan. Duisternis, onduidelijkheid, het niet-weten: dat zijn allemaal dingen waar we niet direct zin in hebben. Het is ingewikkeld en verwarrend en potentieel pijnlijk en het is niet duidelijk wat het je nu precies oplevert. Natuurlijk ben ik het liefst van alles gelukkig, dat lijkt me heel menselijk, maar het leven is ook interessant omdat het, nou ja, gelaagd is. Misschien is dat ook wat me zo raakt in het werk van bijvoorbeeld Francis Bacon. Er zit zoveel schoonheid in het geweld dat hij toont – zoveel kracht ook. Het pakt je vast en het slaat je in je gezicht, maar je kan er niet voor terugdeinzen want het heeft je vast en het slaat zo je nog een keer. Je wilt er niet naar kijken maar toch kun je je ogen er niet vanaf wenden. Het is naar, maar ook heel lekker. Ik geloof dat sublieme kunst ook daarover gaat: het is niet alleen mooi, het is ook beangstigend, een soort living in the face of death.”
“Uiteindelijk gaat het voor mij allemaal om het creëren van iets wat het gevoel van het sublieme oproept. Dat je die heuvelrug opklautert en voor de vallei staat en dat de enorme bergmassa in de verte op je afkomt – als een windvlaag die je haast weer van de heuvel afslaat. Het moment waarop je adem stokt, waarop de tranen in je ogen prikken, waarop je de knoop in je borst voelt. Het overkomt me niet vaak, maar af en toe, wanneer ik in de juiste stemming ben – of juist wanneer ik erdoor word verrast – word ik gegrepen en hoef ik de rest van een museum eigenlijk niet meer te zien. Dat overkwam mij bij het werk van Turrell. Je gaat daar zitten en je denkt nee, ik ga liggen, je gaat liggen, en je staat versteld. Je blijft liggen en je verdwijnt en je vraagt je af: wat gebeurt er? Ik heb geen eenduidig antwoord op die vraag. Who knows, geen idee. Ik snap het nooit – al die gevoelens die gepaard gaan met schoonheid en duisternis en relativiteit. Misschien herkennen we onszelf, komen we onszelf tegen, en vinden we dat beangstigend of confronterend of mooi. Dat kan. Ja, wat is goede kunst? Geen idee, maar als je ervoor staat en je ziet het dan is het duidelijk. Het ingewikkelde is ook dat dat de ene dag anders kan zijn dan de andere. Of je iets goed vindt of niet heeft dus niet alleen met het kunstwerk te maken, maar ook of misschien zelfs vooral met jezelf.
Het grappige is dat Turrell in zijn werk de wolken ook platstrijkt, precies zoals Han het beschrijft. In Skyspace wordt de lucht zo plat als een televisiescherm, waardoor er een soort vreemde digitale kijk op de natuur ontstaat. Je raakt gehypnotiseerd door dat vlakke kader, waarin de dingen anders verschijnen dan dat je ze gewend bent. De wolken worden abstracter, minder herkenbaar – er ontstaat een nieuw beeld. Turrell maakt vlak wat diepte heeft, en door dat te doen bevraagt hij het kijken. Wat doet die platheid? Waarom zien we die zo graag?”
Het werk van Tamar Blom is van 24 t/m 26 juni onderdeel van de serie ‘Kikker x Het Huis Utrecht’: een podium voor performatieve installaties en cross-over werk op het snijvlak van beeldende kunst, technologie en theater in Utrecht.
Het werk Skyspace van James Turrell is onderdeel van de vaste collectie van Museum Voorlinden, Wassenaar.