Kunstenaar Aebele Trijsburg over Friesland
Maandelijks vraagt Mister Motley aan een kunstenaar om een stuk te schrijven over zijn of haar provincie. Nu de musea gesloten zijn vragen we kunstenaars uit heel Nederland om inzicht te geven in de bijzondere, artistieke plekken uit hun eigen omgeving. Zijn er voorgevels in Gelderland die we niet over het hoofd mogen zien? Welke etalage in Brabant toont maandelijks nieuwe kunstwerken en wat zijn de openbare kunstwerken in Zuid-Holland die experiment vieren? Vandaag kunstenaar Aebele Trijsburg over het Friese landschap.
Friesland: een provincie met een eigenwijs volk, wereldberoemd melkvee, een vlag die te pas en te onpas wordt afgedrukt, een eigen taal, veel water en veel weilanden. Als we de woorden van Irma en Ingrid uit Zaai mogen geloven is het in Friesland vooral buitengewoon saai: ‘Postbode Siemen, wij vervelen ons. Dus jij moet wat verzinnen.’
De beperkte toegankelijkheid van musea en theaters doet dit extra triest klinken. Het tegendeel is echter waar. Juist in Friesland valt in de buitenlucht van alles te beleven. Daarom zal ik proberen de taak van postbode Siemen over te nemen en een aantal bijzondere en inspirerende plekken aanduiden die zelfs tijdens een lockdown nog toegankelijk zijn.
Juist in Friesland valt in de buitenlucht van alles te beleven
Kwelders
Kort geleden hield ik me in het kader van een kunstproject over zeespiegelstijging bezig met de unieke eigenschappen van het kwelderlandschap. Totdat Friesland werd bedijkt, bestond het voornamelijk uit veen- en getijdengebieden. De inwoners zochten bij voorkeur de hoogste gedeelten van het land op om te wonen en verhoogden deze plaatsen als dat nodig was kunstmatig, waardoor de beroemde terpen ontstonden. De kwelders rondom deze woonheuvels waren begroeide vlakten met hier en daar getijdengeulen. In gunstige perioden liepen ze zelden onder water en boden een geschikte plek voor landbouw en veeteelt. De bouw van dijken begon heel klein, met aarden wallen en greppels die moesten voorkomen dat akkers nog voor de oogst zouden overstromen. In de winter hadden de overstromingen juist een positieve invloed: ze lieten vruchtbare slib achter. In de loop van de middeleeuwen werd de dijkenbouw echter enorm opgeschaald waardoor de zee en het land werden gescheiden. Dit veranderde het Friese kustgebied van een kwelderlandschap in een polderlandschap. Het zorgde voor een enorme winst aan landbouwgrond maar het bracht ook risico’s met zich mee met soms rampzalige gevolgen. Tot op de dag van vandaag hebben dergelijke ingrepen uit het verleden grote invloed op ons huidige landschap. De alomtegenwoordige polders zijn in de afgelopen eeuwen alleen maar ingeklonken en liggen daardoor meestal onder zeeniveau. Juist nu komen we er achter welke unieke kansen kwelders kunnen bieden. Onder de juiste omstandigheden groeien ze namelijk met de zeespiegelstijging mee: het water voert voortdurend nieuw slib aan en de planten die op de kwelders groeien zorgen ervoor dat het op zijn plek blijft. Kwelders slaan daarnaast grote hoeveelheden Co2 op in de bodem, het zijn ideale woonplaatsen voor zeldzame diersoorten en het zijn prachtige natuurgebieden. Binnen Friesland zijn er vooral mooie kwelders te vinden op de Waddeneilanden. Voor mijn project bezocht ik de jonge kwelder op Het Rif in het westen van Schiermonnikoog (niet te verwarren met de onbewoonde zandplaat die nog verder naar het westen in zee ligt) en de kwelders bij Kobbeduinen op Schiermonnikoog. Als je de kans krijgt om daar een kijkje te nemen kan ik het zeker aanbevelen. Zelf raakte ik geboeid door de manier waarop het zeewater bij vloed landinwaards stroomt via de getijdengeulen. Maar ook aan het vasteland zitten kwelders vast: bijvoorbeeld Peazemerlannen en Noord-Friesland Buitendijks. Aan de rand en ook binnenin Noord-Friesland Buitendijks zijn kunstwerken te vinden waaronder Wachten op hoog water, een beeld van Jan Ketelaar op de dijk bij Holwerd en de Dijktempel van Ids Willemsma op de dijk bij Marrum.
Tot op de dag van vandaag hebben dergelijke ingrepen uit het verleden grote invloed op ons huidige landschap.
Veengebieden
Het andere type landschap waar Friesland twaalfhonderd jaar geleden door werd overheerst is het veenlandschap. Ook daarvan is het grootste deel verdwenen, veelal door ontwatering en turfwinning. Het is moeilijk om je voor te stellen hoe Nederland er uitzag toen al dat veen er nog was. De grotere veenkussens konden meters hoog zijn. Onaangetaste veenmassa’s zijn vrijwel niet meer te vinden maar op enkele plekken zijn nog wel overblijfselen van het veen te zien. De Alde Feanen en De Deelen zijn een paar voorbeelden van landschappen die ontstaan als de natuur de kans krijgt om een veenafgraving te heroveren. De smalle stroken land en water die elkaar afwisselen herinneren aan de stelselmatige turfwinning, de grotere wateroppervlaktes aan de momenten waarop de dijkjes het door weer en water begaven. In de zomer kan je op dit soort plekken prachtig kanoën. Nu, in de winter is het een mooie plek voor een wandeling.
Heuvels
Een voor Friesland atypisch landschap is te vinden in Gaasterland: een gebied dat door de ijskappen in het Saalien als een deken in plooien is geduwd. De heuvels reiken tot aan het IJsselmeer en zorgen voor een natuurlijke waterkering. Hier en daar kalfde de kust door toedoen van de Zuiderzee af zodat er heuse kliffen ontstonden. Sinds de Zuiderzee door de afsluitzijk is getemd hebben de kliffen hun spectaculaire uiterlijk verloren, maar het heuvelland is nog steeds een mooie plek voor een dagtochtje. Behalve het Mirnser Klif, het Roode Klif en het Oudemirdumer Klif zijn er charmante bossen, vogelkijkhutten en strandjes. In 2018 kwam het lage water voor het Mirnser Klif mij goed van pas bij een fotosessie voor ‘De Zandbank’.
Op het Roode Klif staat een uit zwerfkeien opgebouwd monument met de tekst: 1345 – leaver dea as slaef(liever dood dan slaaf). De tekst duidt op de Slag bij Stavoren (ook wel Slag bij Warns), waarbij graaf Willem IV van Holland met een leger naar Stavoren kwam om zich bij het Sint-Odulphusklooster te verschansen. De Hollandse troepen werden verslagen en de Friese onafhankelijkheid zou daarna nog zo’n hondervijftig jaar voortduren.
Zandverstuivingen en Pingoruïnes
In de Zuidoosthoek van Friesland liggen een aantal natuurgebieden waar ik graag kom en waar ik vaak aanknopingspunten voor mijn werk heb kunnen vinden. Het is een hele verzameling bosgebieden met hier en daar wat heide en zandverstuivingen. In de buurt van het Aekingerzand maakte ik in 2015 een zelfportret met een schuinstaande boom. Het Aekingerzand is een heidegebied met een flinke zandverstuiving. Een bijzonder element in het landschap van Zuidoost Friesland zijn de Pingoruïnes. Een Pingo is een heuvel met daaronder een ijslens. Deze ijslens ontstaat door grondwater dat in een toendragebied vanuit de diepte naar boven wordt gestuwd en vervolgens bevriest. Door deze ijstoevoer groeit de heuvel. Dergelijke heuvels hebben in de ijstijd ook in Nederland gelegen maar met het smelten van het ijs stortten ze in en liepen vol smeltwater. Op de Duurswouder Heide is een indrukwekkende hoeveelheid van deze ronde meertjes dicht bij elkaar te zien. Maar ook op andere plekken kom je ze tegen. Op landgoed De Slotplaats kun je behalve een paar Pingoruïnes, ook de Burmaniazuil en een sterrenschans bekijken. De Burmaniazuil is een zogenaamde poppestien, een steen waaronder pasgeboren kinderen worden gevonden. Volgens de overlevering stond er ooit een loden haan bovenop de zuil. Als die kraaide zou de zuil omvallen en de baby onthullen die daaronder lag. Iets verder op het landgoed ligt een veld met een complex netwerk van wallen en greppels. Als je dit bouwsel van bovenaf bekijkt, zie je dat het om een ingewikkelde dubbele stervorm gaat die sterk doet denken aan historische aarden vestingwerken die bekend staan als schansen. De schaal van dit knappe staaltje geometrie lijkt echter wat aan de kleine kant om werkelijk voor een militaire vesting door te gaan. Vermoedelijk gaat het hier om een oefenschans. Zonder deze voorkennis zou je het zomaar kunnen aanzien voor land art.
Een bijzonder element in het landschap van Zuidoost Friesland zijn de Pingoruïnes.
Ecokathedraal
Vlakbij het dorpje Mildam ligt een echt land art-project in het bos: de Ecokathedraal. De Ecokathedraal werd geïnitieerd door kunstenaar, schrijver en docent Louis le Roy. Le Roy kocht een lapje grond en sprak met de gemeente af dat overtollige stenen, tegels en trottoirbanden bij hem zouden worden afgeleverd. Met deze stenen begon hij te bouwen, zonder cement en zonder bouwtekening. Zijn idee was dat dit bouwwerk nooit af zou komen en dat de natuur een gelijkwaardige rol in de vormgeving zou krijgen. Het begin van dit project ligt al bijna vijftig jaar in het verleden. Louis le Roy stapelde en stapelde en doopte het project tot ‘Ecokathedraal’. De term kathedraal slaat vermoedelijk op de lange duur van het bouwproject, op de vele mensenhanden die er aan meewerken en op het feit dat er steeds weer nieuwe elementen aan kunnen worden toegevoegd. In 2012 overleed Le Roy, maar tot op de dag van vandaag worden vrachtwagens vol stenen naar de Ecokathedraal gebracht en tot nieuwe structuren gestapeld. De bouwsels zijn op sommige plaatsen meer dan vier meter hoog en beslaan bijna de gehele 1,4 ha: er zijn verhoogde terrassen, pilaren, muren, slingerende paden en een poort. De natuur vlecht zich op allerlei manieren door het bouwsel heen. In een bandopname op de website van Stichting Tijd hoorde ik Le Roy de verloren bouwmethoden ophemelen zoals die herkenbaar zijn in oude kerkjes. Met name de organische werkwijze, de slordigheden en de speelse oplossingen vond hij prijzenswaardig. Oude ‘slordige’ kerkjes zijn in Friesland ook te vinden. Ik denk dat Le Roy de Sint-Pieterskerk in Grou en de Bonifatiuskerk in Oldeberkoop zeker zal hebben gewaardeerd, met hun bizarre maar charmante mix van verschillende stenen en bouwwijzen.
Iedere keer als ik de Ecokathedraal bezoek, ziet het er weer anders uit. Dit keer is het mistig, er is een nieuw koepelvormig bouwsel ontstaan en ik ontmoet een eekhoorn.
De natuur vlecht zich op allerlei manieren door het bouwsel heen
Het valt me op dat de vraag “hoe nu verder?” steeds vaker doorklinkt in open calls en kunstenaarsopdrachten. Soms wordt de vraag gesteld vanwege de klimaatcrisis, soms vanwege de polarisatie in de samenleving of vanwege de pandemie. De samenleving zit om antwoorden verlegen. Wat mij betreft voelt een wandeling door de Ecokathedraal op dit moment daardoor extra relevant. Het ding geeft geen antwoord op de wereldproblematiek, maar het is wel een prachtig voortvloeisel uit een tegencultuur: in onze samenleving moet alles snel – in de Ecokathedraal gaat alles langzaam, in onze samenleving wordt alles gepland – de Ecokathedraal ontwikkeld zich organisch, onze samenleving polariseert – in de Ecokathedraal kan iedereen die zin heeft meewerken – in onze samenleving scheiden we ons af van de natuur – in de Ecokathedraal gaan natuur en cultuur samen. Kortom: het is een mooie plek om de zaken vanuit een andere hoek te bekijken. Naar mijn idee is dat zo ongeveer wat kunst teweeg zou moeten brengen.
Klik hier voor de website van Aebele Trijsburg om zijn werk te bekijken