‘Kunst over de oorlog móét multi-interpretabel zijn’ – met Lesia Topolnyk naar To Watch the War in BAK
Een oorlog is méér dan gewonde soldaten, exploderende gebouwen, ronkende tanks, rokende ruïnes. In de tentoonstelling To Watch The War in BAK laten filmakers het onderhuidse en het alledaagse karakter van het Russische geweld zien. Lisanne van Sadelhoff bezocht To Watch The War met de Oekraïense architect en kunstenaar Lesia Topolnyk, die haar bezoek met een bekentenis begint: ‘Ik ben angstig nu ik hier sta. Het is terrifying.’
Een hand. Een kleine rots in een meer. De rots steekt deels boven het kabbelende water uit en de hand boent die rots met afwasmiddel en een schuursponsje schoon – zo’n zilveren, waarmee je doorgaans dikke lagen vuil en vuil verwijdert. De hand poetst en poetst, schrr-schrr klinkt het, schrr-rr.
Lesia Topolnyk (34) en ik zijn in de grote, hoge, open ruimte van BAK, Basis voor Actuele Kunst, in het centrum van Utrecht. Daar is nu To Watch The War: The moving images amidst the invasion of Ukraine (2014-2023) te zien, samengesteld door de Oekraïense filmmakers Olexii Kunachnksyi en Oleksiy Radynski. De tentoonstelling bestaat uit zeventien beeldschermen met vijftien uur aan (veelal experimenteel) beeldmateriaal over de Russische invasie, dat ontstaan is ‘in directe reactie op de oorlog’.
Lesia en ik kijken naar de korte film Fairy, van Lisa Hoffman (2019). Alleen de schoonmakende hand is in beeld. We zien niet van wie de hand is, we weten niet waar dit is gefilmd en we krijgen geen uitleg over wat we zien. We weten weinig, maar denken veel. ‘Het schoonmaken van zo’n steen die binnen de kortste keren toch weer onder de groene algen zit… Het voelt een beetje als dweilen met de kraan open’, zeg ik zacht. ‘Een beetje zoals de oorlog misschien kan voelen. Al dat bloedvergieten, die pijn, de angst. Nergens goed voor.’
Schrr-schrr, schrr-schrr.
Lesia knikt, zij het langzaam, ‘ja’, zegt ze, ‘dat kan ook… Maar waar ik aan dacht, is dat die hand doet wat monniken ook doen. Ook al is de vloer al schoon, toch blijven ze dweilen, niet om die vloer, maar om zen te worden, hun ziel schoon te maken, hun zorgen weg te boenen.’
Je zorgen wegboenen. Klinkt voor Lesia als een diepgewortelde wens, maar tevens als een onmogelijkheid. 24 was ze toen ze Oekraïne achterliet en naar Nederland verhuisde, dat was vlak voor de MH17 werd neergeschoten, de Krim werd geannexeerd en haar land langzaam ‘de afgrond in denderde’. Ze probeerde haar trauma’s en verdriet, en dat van haar vrienden, haar familie destijds te vertalen in het project No innocent Landscape, waarmee ze de Prix de Rome Architectuur 2022 won. Met een dromerig en bombastisch ingerichte ruimte vertelde Lesia het verhaal van de omgekomen inzittenden en hun dromen. Maar ze liet ook zien hoe de grond waar het vliegtuig neerstortte de plek werd waar illegale mijnbouwactiviteiten plaatsvonden, en ze vertelde het verhaal van de oorlog in haar land, die maar voort- en voort- en voortsleept. ‘Die jaartallen in de titel van deze expositie zijn daarom ook extreem belangrijk’, zegt ze, ‘veel mensen in het westen denken dat de oorlog op 24 februari vorig jaar begon, maar we zitten hier al in sinds de strijd om de Krim. In 2014.’
Het maakte dat ze een halfuur eerder in BAK wilde zijn dan onze afspraak gepland stond. ‘Ik wist van tevoren niet wat deze beelden met me zouden doen. Oorlog gaat onder je huid zitten, ook als je er, zoals ik, niet dagelijks letterlijk in leeft. En het borrelt daar, onder mijn huid, soms heviger dan op andere momenten.’
Trilstem. Ze is een gevoelig persoon, zegt ze erbij, dit is niet gek, ze schrikt er ook niet van, en bovendien, ze weet als geen ander: kunst dóét iets met gevoel. Ze was laatst nog in het Eye Filmmuseum in Amsterdam en zag daar de film Grizzly man (2004), waarin regisseur Werner Herzog de kijker confronteert met beelden van een man die dertien zomers doorbracht in een indrukwekkend nationaal park in Alaska, en vervolgens stierf tussen de kaken van een grizzlybeer. Waarom ze de film (‘een aanrader, trouwens’) aanhaalt? Het gevoel dat ze had bij het bekijken van die film, komt overeen met wat ze hier ervaart. ‘Je kijkt naar die beelden en wéét: die man gaat straks op een heel nare manier sterven. Er is ogenschijnlijk de hele tijd niets aan de hand, maar je weet dat dat elk moment kan veranderen.’
Ze wijst naar de grootste filmprojectie van de tentoonstelling op de begane grond, het hoofdpersonage, een man van een jaar of 40, is levensgroot op de muur van BAK te zien. Alsof we hem aan kunnen raken. De camera volgt hem in zijn dagelijkse routine: houthakken, het bed opmaken, schoenen uit, schoenen naast elkaar onder het bed. Het gemak en de achteloosheid die de man uitstraalt, laten zien: dit doet hij vaker. Lesia: ‘Oorlog is ook: je leven leven in de oorlog. Als de wereld soms letterlijk onder je voeten vandaan wordt gebombardeerd, ga je je nog meest vasthouden aan je routine, en aan dat wat belangrijk is. Ineens zijn dingen zoals Instagram, of het winkelcentrum, ridicuul. Want je land wordt aangevallen, je vrijheid afgepakt. En tegelijkertijd zag ik bij mijn vrienden en familie in Oekraïne ook: ze gaan door met winkelen, selfies op sociale media plaatsen, want juist nu de dood optioneel en altijd dichtbij is, voelen mensen een sterke behoefte om te léven.’
Ze wordt onrustig van de film, het borrelt weer, en dat komt, denkt ze, omdat ‘we naar een leven zitten te kijken dat zomaar kan stoppen. De levens van de Oekraïners liggen in de handen van bewapende mensen. Het zorgt dat ik hier op mijn hoede ben.’ Tegelijkertijd vindt ze het ‘werkelijk prachtig’ dat de beelden multi-interpretabel zijn. ‘Jij denkt aan een gezegde, dweilen met de kraan open, en ik denk aan monnikenwerk. Ik denk dat het goed is om op deze manier de verhalen over de oorlog te vertellen aan elkaar en het is heel belangrijk dat we kunst daarvoor gebruiken. Niet alleen om onze eigen trauma’s te verwoorden en verwerken, zoals ik een zekere opluchting ervoer na mijn MH17-project, maar ook omdat de oorlog nu nog niet besproken wordt in de geschiedenisboeken. En áls dat gebeurt, later, dan gebeurt dat in woorden, en die zijn altijd eendimensionaal en vooraf ingekleurd. Beelden wakkeren van alles aan, ze zijn niet eenduidig, en het is afhankelijk van wie je bent, hoe je ernaar kijkt en wat ze oproepen. Veel mensen van mijn leeftijd hadden moeite te connecten met hun gevoel. Wat doet de oorlog met mijzelf, met anderen? Kunst helpt daarbij.’
Dat is ook wat de samenstellers van deze tentoonstelling beoogden. ‘Deze tentoonstelling onderzoekt de vele reacties, implicaties en medeplichtigheden van bewegend beeld in uiteenlopende vormen van oorlogsvoering’, zo schreven Kuchanskyi en Radynski. ‘Wat is in dit geval de subjectiviteit van het publiek? Kan de aanschouwer een buitenstaander blijven die slechts toekijkt?’
Nee, denkt Lesia.
Neem de film waarin vijf vrouwen die in het magazijn van een kledingwinkel – 70 procent korting op alles – in een daglichtloze loods zitten. De vrouwen praten Russisch maar, zo valt Lesia direct op: aan het eind schakelen ze naadloos over op Oekraïens. ‘Dat is wat veel mensen in Oekraïne deden, ze weigerden de taal van hun vijand in de mond te nemen.’ De vrouwen zitten stil, ze staren, kaarten, kijken naar de rouwrandjes onder hun nagels. Een close-up van een gezicht volgt, zelfs de lachrimpels in de wangen ogen droevig. Dan verschijnt er rechts in beeld een ánder beeld: ineens kijken we naar twee films. Op links: nog steeds de vrouwen. Op rechts: een vinger met een zwart, kruipend insect, Lesia weet dat dat insect vies is, stank kan verspreiden, maar ook onschuldig is, en in veel oude Oekraïense huizen leeft. Daarna, in plaats van het insect: een tuinkabouter onder de douche. ‘Betekenisloosheid…’ zegt Lesia. ‘Die beelden op rechts: ze zeggen niets. Ik werk zelf best wel metaforisch, dus ik ben gewend zo na te denken. De zinloosheid van het kijken naar een insect of een tuinkabouter past’ – ze veert even op, Eureka – ‘ook mooi bij de vrouwen op links. Het is een naar gevolg van oorlog: ik heb veel vrienden en familieleden die hun werk zijn kwijtgeraakt, niet meer kunnen studeren, ze lijden aan een gebrek aan dromen, aan hoop, er is hen iets heel waardevols afgenomen en er kwam verveling voor in de plaats.’
Ze kijkt om zich heen. ‘Weet je wat het met deze tentoonstelling is?’
Nou?
‘Hij is… Je kunt deze beelden eigenlijk niet los van elkaar zien. De hoeveelheid van al deze films en schermen geven het gevoel van de oorlog weer, voor mij, en al helemaal omdat ze allemaal een ander tempo, een ander metrum hebben. Onrust, onduidelijkheid, overal moeten kijken, op je hoede moeten zijn…’ Links in onze ooghoek: een stervende muis op een blaadje, iemand houdt de muis voor de neus van een kat, sadistisch, wat moet die muis bang zijn geweest, maar de kat geeft er niets om. Rechts in onze ooghoek: explosies, gevolgd door kibbelende soldaten over wie welke taak uitvoert (het zijn net mensen). Achter ons horen we getik, gekraak, afkomstig van, zo blijkt later, een man die een standbeeld maakt om de gevallen helden te eren. En ook het geschrob met het sponsje het blijft doorgaan, zoals de oorlog zelf ook doet.
‘Er is goed gebruikgemaakt van deze hal en dat heeft zijn charme’, zegt Lesia. ‘Vanuit elke hoek, elk punt, zie je iets anders, maar je ziet nooit maar één film, je hoort nooit maar één geluid.’ Ook van boven komt geluid, we lopen de stalen trappen op en zien een film van Ruïns Collective, een kunst- en filmcollectief uit Kiev, opgericht in 2017, dat als doel heeft mensen na te laten denken ‘over de complexe wereld van vandaag en daardoor passende, ethische paradigma’s te ontwikkelen’. In de film K-oject from LL Group zien we een bosrijke omgeving, een rivier, vliegende vogels en insecten – maar dan wel gefragmenteerd gefilmd, alsof er korte shots, een paar nanoseconden hooguit, uit zijn gehaald. K-object is de werktitel van de Knyahinya-meteoriet die in 1866 in de oblast Transkarpatië, in het westen van Oekraïne, insloeg. In de film willen de filmmakers ‘de mogelijkheden van de alternatieve kijk op een bovenaards object onderzoeken’. ‘Het doet me denken aan de term Guilty Landscape van de Nederlandse schilder Armando. Hij gaf betekenis aan bossen die getuige zijn geweest van geweld en wreedheid maar dat geheimhouden. Net zoals je hier niet ziet dat hier een meteoriet is ingeslagen. In Oekraïne wordt er nu ook in bossen gevochten en gedood, mensen verschuilen zich er, maar als je naar die bossen kijkt, zie je gewoon bomen.’
Ze rilt even. Dat dat soort dingen gebeurt, nu, terwijl zij hier zit is onverteerbaar. En onvoorstelbaar. En toch ook weer heel erg voorstelbaar, tussen beelden van en over haar thuisland, associaties die haar doen denken aan hoe het ooit was en hoe het nu is. Maar, toegegeven: het borrelt minder, nu, zegt ze. Haar stem trilt niet meer. ‘Het komt… Nu we hier boven zitten, zie ik andere beelden. Het is rustiger, ik zie fragmenten van bomen en dieren en die maken me meer laid back. Misschien is er expres op deze manier gebruikgemaakt van de ruimte: beneden heerst chaos, hierboven heerst rust. Dat is ook wat natuur voor elkaar kan krijgen bij de mens. En die rust zit er nu ook bij mij.’
Alsof ze een steen heeft schoon geschrobd.