KUNST IS COLLECTIEF 1/2: Een oefening in balanceren tussen het collectief en de individuele stem
Voor de podcast Kunst is Collectief ging de redactie in gesprek met Questions Collective, De School, De Onkruidenier, BOG., Lowrey Foley McClane, Club Gewalt, Pink Pony Express, We Make Carpets, BOYBAND, de literaire boyband, Jeanne van Heeswijk en Collectief Z o m e r e n. Hoe geven zij het ‘samen’ vorm? Wat zijn de overwegingen, twijfels, frustraties en overtuigingen die komen kijken bij verschillende vormen van collectiviteit? Naar aanleiding van deze inspirerende gesprekken reflecteert de redactie van Kunst is Collectief op (wat er ten grondslag ligt aan) de behoefte een collectief (te) vormen of een collectieve beweging op gang te brengen en wat er in de praktijk bij komt kijken.
In de speciale podcastreeks Kunst is Collectief ging presentator Luuk Heezen de afgelopen tien weken in gesprek met steeds een ander collectief. Hoe zijn ze tot stand gekomen? Wat is volgens de collectieven de definitie van collectiviteit? Waar lopen ze in de samenwerking tegenaan, en hoe komen ze tot een consensus?
Natuurlijk is elk collectief anders, maar toch vielen overeenkomsten op zoals het luisteren naar de andere(n) en zorg dragen voor en ruimte geven aan elkaar. De redactie van Kunst is Collectief reflecteert in twee teksten op (wat er ten grondslag ligt aan) de behoefte een collectief (te) vormen of een collectieve beweging op gang te brengen en wat er in de praktijk bij komt kijken. Vandaag publiceert Mister Motley deel 1 waarin het balanceren tussen het collectief en de individuele stem centraal staat.
Collectief makerschap wordt de laatste jaren steeds zichtbaarder in het kunstenveld, denk bijvoorbeeld aan documenta fifteen waar ruangrupa met het credo ‘make friends, not art’ de Duitse stad Kassel in 2022 omtoverde in een plek waar honderd dagen lang collectieven en makers van over de hele wereld neerstreken. In plaats van enkel het presenteren van werk, stonden het ervaren, meemaken en samenzijn centraal. Het Fridericianum, dat sinds de eerste Documenta in 1955 de hoofdlocatie is, werd een bruisend hart waar kunstenaars sliepen, samenwerkten, workshops gaven en de benedenverdieping gewijd was aan activiteiten voor kinderen en kinderopvang. Je verhouden tot elkaar en tot elkaars werelden was de gemene deler. En wanneer je iets meemaakt of mede maakt, word je automatisch onderdeel van het geheel en krijgt ook je individuele verhouding tot het grotere geheel een betekenisvoller karakter.
Een van de krachtigste statements die documenta fifteen maakte door de manier waarop ruangrupa het programma samenstelde, is dat ze van de bezoekers vroegen zich te engageren door tijd door te brengen met het werk en elkaar. Pas wanneer je jezelf ‘gaf’ en je je met tijd en aandacht verhield tot het programma, de vele installaties en makers, konden de onderliggende thematieken en principes die voor het collectief ruangrupa van wezenlijk belang zijn zoals ‘lumbung’ en ‘nongkrong’ zich openbaren. Terugschakelen, de tijd nemen voor iets en voor elkaar: de gesprekken met tien collectieven deden ons inzien dat collectiviteit gaat over het bewust en actief verdelen en besteden van aandacht en tijd, simpelweg omdat samenwerken van je vraagt je te verhouden tot de ander. De School verwoordt dit aspect van het gezamenlijk makerschap treffend: ‘Het gaat veel meer om die gemeenschapszin, en om het samen zorg dragen voor de omgeving of ondersteunen van elkaar. Het maakt niet uit of dat gaat om samen maken of zorgen dat iedereen ’s avonds kan mee-eten.’
Een kunstmanifestatie als documenta fifteen en de manier waarop collectieven zich organiseren staan haaks op de wijze waarop het kunstonderwijs en het kunstenveld grotendeels zijn ingericht. Op vrijwel alle kunstacademies studeert de student af met een individueel project en wordt daarbij op individuele kwaliteiten beoordeeld. In het tentoonstellingscircuit zijn budgetten zelden toereikend om collectieven te vergoeden: de infrastructuur is ingericht op individuele makers, solisten, zelfs een duo is vaak al uitdagend. Het laat zien dat de keuze om je wel als collectief te manifesteren nauw verweven is met politiek en ideologie, met de roep om verandering, waarmee we geen politieke stempel willen drukken op de collectieven die we hebben gesproken, maar het licht willen schijnen op tekortschietende kaders. Waarom is samenwerking maar sporadisch onderdeel van het curriculum binnen een kunstopleiding of zelfs van de manier waarop we de samenleving inrichten? Wat zegt dat over de algemeen geldende ideeën over eigenaarschap? En wat maakt dat desondanks steeds meer makers elkaar opzoeken om gezamenlijk tot werk te komen, ook al lijkt de maatschappij en in het bijzonder het kunstenveld daar nog niet klaar voor te zijn?
In het dagelijks leven uit collectiviteit zich onder meer in woongemeenschappen, gedeelde faciliteiten, deelauto’s, buurttuinen en broodfondsen. Net als bij een makerscollectief is het zoeken naar een balans tussen het collectief en het individu. Inmiddels komen steeds meer mensen tot het inzicht dat we niet allemaal een eigen eiland nodig hebben, met elk onze eigen wasmachine, auto, printer, abonnement op de krant en verschillende streamingdiensten. Maar meestal zijn deze vormen waarin ‘delen’ centraal staat, gebaseerd op bepaalde voorwaarden. Immers, vaak dient het collectieve in deze modellen om het individu op te vangen: het geheel ondersteunt het deel.
Een stap verder gaan betekent dat je je dient af te vragen: hoe verhoudt ‘nodig hebben’ zich tot bezit? Wat ‘is’ daadwerkelijk van ons dat niet in relatie staat tot de ander of iets anders? Welke rol kan onvoorwaardelijkheid spelen in het herdefiniëren van een ‘wij’?
De politiek van support
Collectiviteit betekent volgens het woordenboek ‘groep als eenheid’ of ‘groot aantal individuen dat in een bepaald opzicht als een eenheid kan worden beschouwd’. Een collectief is dus een groep mensen die iets samen doen of iets gemeenschappelijk hebben. Anders gezegd: wanneer je kiest voor collectief werken, werk je samen met een groep makers waarvoor je bewust kiest. Onderdeel zijn van en daarmee het hebben van een groep mensen waarop je kunt terugvallen, is het kunnen vertrouwen op een veilige haven om naar terug te keren. De behoefte aan zo’n vangnet is groot in deze onstuimige tijden van maatschappelijke, ecologische en humanitaire crises.
Binnen de spreekwoordelijke bubbel die een kunstcollectief is, kunnen makers zich vrijer positioneren: mogelijk (ver-)oordelende stemmen van buitenaf hebben vanwege de veiligheid die de groep biedt minder invloed en leiden er daardoor minder snel toe dat makers aan hun eigenheid twijfelen of deze inperken. Collectiviteit ontstaat veelal vanuit vriendschap, zoals bij onder andere De School, BOG., Lowrey Foley McClane en We Make Carpets het geval is. Vanwege het basisvertrouwen en het plezier dat zich al in de groep bevindt, is het vanzelfsprekender dat je je als individu binnen die groep hoogstwaarschijnlijk goed en gezien zult voelen. Filosoof en politiek denker Hannah Arendt definieert vriendschap als ‘het gezelschap dat men verkiest te hebben, zowel in het heden als in het verleden.’[1]
In het woord ‘verkiezen’ dat Arendt gebruikt schuilt een fundamenteel aspect dat belangrijk is voor collectieven: het vereist een actieve houding om je keer op keer af te vragen in welk gezelschap je wilt verkeren. Het vraagt bovendien om een zekere verantwoordelijkheid, aangezien jij een actieve speler bent in dat gezelschap, en dus ook een duidelijke rol hebt in het onderhouden en vormgeven van die relatie(s).
Zo kwam theatercollectief Club Gewalt erachter dat er de afgelopen jaren patronen in hun samenwerking waren geslopen: wit privilege zorgde binnen het collectief voor ongelijkheid tussen de leden. Toen dit eenmaal duidelijk werd, maakten alle leden het tot hun verantwoordelijkheid om hiermee aan de slag te gaan en voor verbetering te zorgen. Met behulp van trainingen onderzoeken ze nu hoe ze met deze pijnlijke realisatie om kunnen gaan en werken ze daarnaast aan manieren waarop meerstemmigheid en inclusie ruimte kunnen krijgen binnen hun collectief. Het resulteerde zelfs in een voorstelling waarin deze realisatie en het continue proces van met elkaar zoeken naar een betere en eerlijkere balans het uitgangspunt is: 10 Year Anniversary – A Choir for Killjoys. Het ondersteunen en zorgdragen voor elkaars (voor)waarden ligt in dit voorbeeld dus ten grondslag aan het samen blijven zoeken naar structuren waarbinnen ieder lid zich gezien, gehoord en gesteund voelt.
Dit sluit aan bij hoe kunstenaar Céline Condorelli, voortbordurend op Arendt, in Notes on Friendship formuleert waarom vriendschap in de basis een politieke relatie is: ‘Friendship is a fundamental aspect of personal support, a condition for doing things together; I’d like to address it as a specific model of relationship in the large question of how to live and work together – and autonomously – towards change, as a way to act in the world. Friendship, like support, is considered here as an essentially political relationship, one of allegiance and responsibility. Being a friend entails a commitment, a decision, and encompasses the implied positionings that any activity in culture entails.’
Condorelli beschrijft hier de fundamentele elementen die bij vriendschap komen kijken zoals trouw en verantwoordelijkheid. In haar optiek zijn dat de consequenties van ‘het vriend-zijn’. Deze consequenties spelen ook als je je als individu verhoudt tot het collectief doordat het gaat over het nemen van de bewuste beslissing om een relationele verhouding aan te gaan en de daarbij komende gevolgen te dragen. ‘In relationship to my practice, friendship is, at its most relevant in relation to a labour process: as a way of working together. The line of thought that threads through the following material therefore, is that of friendship as a form of solidarity: friends in action. Also, as we know, working together can both start from and create forms of solidarity and/or friendship, which are therefore pursued as both condition and intent, motivating actions taken and allowing work undertaken.’[2]
‘Working together’ vereist met elkaar in beweging blijven om de constellatie die daardoor ontstaat steeds opnieuw te bevestigen en ondersteunen. Daaruit vloeit voort dat je je actief verhoudt tot de ander en die ander in diens waarde laat, volledig accepteert en respecteert. Dit is essentieel om langere tijd (als) collectief te werken en te bouwen aan een collectief geheugen en een collectieve geschiedenis: aan een archief van gedeelde ervaringen. Zowel het je actief verhouden tot elkaar en de ander, als het delen van ervaringen kunnen versterkt worden door de manier waarop het collectief werkt. Een voorbeeld daarvan is Pink Pony Express. Dit collectief werkt altijd op locatie: de leden dompelen zich vaak voor langere tijd onder in de omgeving die ze onderzoeken. Voor de praktijk van Jeanne van Heeswijk geldt ook dat ze werkt vanuit de inbedding in een bepaald gebied en zoekt naar hoe we als mens onze verschillende realiteiten en onzekerheden gemeenschappelijk kunnen maken om zo een gezamenlijke toekomst te verbeelden.
Noten
[1] Hannah Arendt, “The Crisis in Culture: Its Social and Its Political Significance”, in Between Past and Future: Eight Exercises in Political Thought, Faber and Faber, Londen 1961, p. 226.
[2] http://www.celinecondorelli.eu/files/celine-condorellifriendshipmousse.pdf
Over Kunst is Collectief
Kunst is Collectief is een initiatief van Mister Motley en ArtEZ Collective Making en gaat op zoek naar makers die samen maken, leven en/of werken – collectief is ook maar een term en termen kunnen tekortschieten. Hoe geven zij het ‘samen’ vorm? Wat zijn de overwegingen, twijfels, frustraties en overtuigingen die komen kijken bij verschillende vormen van collectiviteit?
De redactie van Kunst is Collectief bestaat uit Annemarie van den Berg, Luuk Heezen, Laure van den Hout, Tanja Koning en Puck Kroon.
Met bijzondere dank aan Questions Collective, De School, De Onkruidenier, BOG., Lowrey Foley McClane, Club Gewalt, Pink Pony Express, We Make Carpets, BOYBAND, de literaire boyband, Jeanne van Heeswijk en Collectief Z o m e r e n.