Kunst en vormgeving als communicerende vaten – Met Babs Haenen in The Frozen Fountain
In deel XII van De ontmoeting gaat Alex de Vries met Babs Haenen naar The Frozen Fountain om met Cok de Rooy die de winkel aan de Prinsengracht 645 met Dick Dankers (1950-2018) heeft opgericht, te praten over hoe kunst en vormgeving zich als communicerende vaten tot elkaar verhouden. “Design en toegepaste kunst zijn in het Stedelijk Museum nog steeds twee afdelingen.”
De designwinkel The Frozen Fountain in Amsterdam bestaat dertig jaar en is al die tijd het boegbeeld geweest van het integraal presenteren van kunst en design. Ontwerpers lieten er zich gelden als kunstenaars en kunstenaars lieten zich kennen als uitzonderlijke ontwerpers. Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het samenvloeien van vrije vormgeving en beeldende kunst is de keramist Babs Haenen (Amsterdam, 1948). Met haar bezoek ik The Frozen Fountain om met Cok de Rooy (Boskoop, 1943) die de winkel aan de Prinsengracht 645 met Dick Dankers (1950-2018) heeft opgericht, te praten over hoe kunst en vormgeving zich als communicerende vaten tot elkaar verhouden.
In de praktijk van de beeldende kunst en de ontwerpdisciplines zijn tal van terminologieën gangbaar die worden ingezet om een hiërarchisch onderscheid te maken in uiteenlopende beroepspraktijken. Kunst, vormgeving, ontwerp, design, ambacht, ‘craft’, ‘skill’, technologie, media, sculptuur, object, decor, stijl, stilering, styling, vorm en functie worden enerzijds als afgebakende definities ingezet en anderzijds opgevat als losse aanduidingen om de aard van het werk van kunstenaars en ontwerpers te duiden.
Binnen The Frozen Fountain zijn al die aspecten van de kunstvakken gelijkwaardig en in samenhang vertegenwoordigd, maar er wordt tegelijkertijd wel gevoelsmatig een kwalitatief onderscheid gemaakt tussen kunst en vaardig gemaakt gebruiksgoed.
Cok de Rooy: “Ook een goed gemaakt tafeltje kan zich kunstzinnig voordoen en hoe je het noemt, mag je wat mij betreft zelf weten, maar je moet er wel mee in gesprek gaan. ‘Wat verbeeld je je wel?’ zo zit ik soms tegen mijn Rietveld krattentafeltje te praten. Ik zat eens in een jury die industrieel ontwerp moest beoordelen en we bekeken alles vanuit onze verschillende expertises, maar opeens hielden we allemaal onze adem in en zeiden we: ‘Nee, dit is kunst, dat valt buiten onze opdracht.’ Je voelt het aan je water en je ziet het meteen. We waren het daar direct over eens. Het bleek een voorstel van Folkert de Jong te zijn. Kijk, toen wij in 1992 begonnen wilden de design graduates zich nog in galerieën presenteren, maar die wilden duidelijk maken dat design een ‘skill’ was, een vaardigheid. Daarom wilden wij een winkel worden genoemd. De ontwerpstatus van de dingen is altijd een onduidelijke factor. Mijn opvatting over kunst is, dat het altijd een geheim is dat aan je wordt geopenbaard.”
Babs Haenen die als keramist zowel sculpturen, ‘turbulent vessels’, designproducten en architectonische ontwerpen maakt, heeft de afgelopen vijftig jaar een volkomen geïntegreerde praktijk ontwikkeld. Haar vazen kregen landschappelijke eigenschappen en werden kunsthistorische commentaren, haar tegels werden architectonische bouwstenen, haar serviezen kregen de aard van stillevens. Haar ontwerpstatus is daardoor die van een kunstenaar geworden.
Babs Haenen: “Ik heb wel geprobeerd vanuit mijn eigen werk binnen die hiërarchische terminologie over kunst en vormgeving iets nieuws te brengen. Op de Gerrit Rietveld Academie probeerde ik met studenten het begrip ‘domestic art’ te introduceren, helaas zonder succes. Mijn werk heeft een relatie met het interieur.”
Hoe veelzijdig en uiteenlopend de omgang met de begrippen is, blijkt wel als we de 55 vazen bekijken die zijn gemaakt ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van The Frozen Fountain. Het zijn stuk voor stuk statements van ontwerpers die voor het Nederlandse design van de afgelopen dertig jaar van betekenis zijn geweest. Als ik conservator of directeur van een museum was, dan wist ik het wel. Ik zou die hele collectie opkopen als een hoogwaardige samenvatting van de kwaliteit van de Nederlandse vormgeving van rond de eeuwwisseling. Vrijwel iedereen die ertoe doet is vertegenwoordigd in deze verrassende, tegelijkertijd lichtvoetige en serieuze presentatie van de ideeën en de kunde van de belangrijkste Nederlandse ontwerpers van dit moment, van de meester van het grafisch ontwerpen Karel Martens tot het ‘glasbeest’ Bernard Heesen zoals Cok de Rooy hem noemt. En van de grote dame van het industrieel ontwerpen Hella Jongerius tot de allround designer Piet Hein Eek: allemaal zijn ze genereus op de vraag van Cok de Rooy ingegaan die hun baanbrekende werk de afgelopen dertig jaar in zijn winkel een prominente plaats heeft gegeven. Die werken werden altijd in relatie tot elkaar getoond en in combinatie met kunstwerken die de context van het Nederlandse design een bredere waardering opleverden, ook in internationaal opzicht. Een van de grappigste inzendingen is die van Maarten Baas die geen vaas leverde, maar het handgeschreven strafwerk met de steeds herhaalde zin: “De volgende keer begin ik op tijd aan mijn vaas voor Frozen Fountain.”
Babs Haenen: “Zolang The Frozen Fountain bestaat is het voor mij een ijkpunt op designgebied geweest. Ik kwam er als geboren en getogen Amsterdammer om te zien wat er zichtbaar werd gemaakt in mijn eigen stad. Hier zag je het werk van Tejo Remi, van Studio Job en Joris Laarman, Ineke Hans, Wieki Somers, enfin van iedereen die van betekenis is in dat vakgebied. Ik heb er mijn zeventigste verjaardag mogen vieren met de presentatie van mijn designcollectie ‘Flow’, een sculptuur en tegel ontwerpen. De dag eindigde zo tragisch toen we diep in de nacht het bericht kregen dat Dick Dankers was verdronken in Brazilië waar hij op bezoek was bij zijn dochter.
The Frozen Fountain is een geweldige ambassadeur op designgebied, waaronder keramische ontwerpen. Het was voor mij belangrijk om daar mijn ‘Flow’ collectie in Nederland te presenteren en om in de huidige expositie twee unica te laten zien.”
Cok de Rooy: “De internationalisering is een ontwikkeling die ik langzaamaan heb zien ontstaan. De kwaliteit van het Nederlandse design heeft zich zo ontwikkeld dat Nederland daarvoor een te klein gebied is geworden. De werkelijke successen worden in het buitenland behaald. Er is een groeiende belangstelling voor onze winkel vanuit andere landen ontstaan, van Japanse verzamelaars bijvoorbeeld. De meest recente ontwikkeling is dat we worden gevraagd om de styling van interieurs te doen. Daar waren wij destijds nog niet mee bezig, ‘styling’ was een term waar we niet mee werden geassocieerd, we zaten in een ander segment van de kwaliteitsvormgeving. Nu is het een van onze belangrijkste activiteiten.
The Frozen Fountain wordt momenteel, inclusief mezelf als eigenaar, gerund door vijf medewerkers, maar we zijn nu dringend op zoek naar een interieurontwerper om het team te completeren. Alouette Beekman is de managing director, Stijn Mulder is verantwoordelijk voor de kunst, Lisa Westenburg is verantwoordelijk voor de inkoop en Christian Pietersen is onze medewerker voor multimediadesign.”
Hoewel de ambitie van The Frozen Fountain altijd geconcentreerd is geweest op ontwerpers hebben Cok de Rooy en Dick Dankers ook werk van autonome kunstenaars in hun winkel getoond. In de huidige jubileumpresentatie is naast het werk van 3D-ontwerpers een aantal wanden volgehangen met 2D werk van zeer uiteenlopende kunstenaars en ontwerpers die bij elkaar een samenhangend beeld laten zien van hoe je door integratie van kunst en vormgeving een specifieke identiteit kunt ontwikkelen. Die is puur gericht op talent en kwaliteit. Cok de Rooy: “Herkenning van talent is altijd een stil moment. Het heeft ermee te maken dat iemand iets maakt wat een vertaling is van het tijdsgewricht, waardoor het opvalt en voor ons relevant is. Dat geldt ook voor de kunstenaars die we laten zien. Ook via mijn vrouw Yvonne Kroese heb ik een grote vrienden- en kennissenkring in de kunst. Als ik met een goede vriend van mij, een rasechte kunstenaar, over zijn werk in de publieke ruimte praat, over oplossingen voor wat betreft het installeren ervan, dan weet hij soms niet waar hij beginnen moet. ‘Ik ben geen ontwerper,’ zegt hij. Een andere kunstenaar met wie we werken is Gijs Frieling. Hij heeft voor de presentatie van de jubileumvazen op de achterwand een vaas geschilderd. Zijn schilderingen in interieurs en op kasten vermengen autonome kunst en toegepaste ingrepen. Door zijn samenwerking met de typografische kunstenaar Job Wouters krijgen zijn schilderingen een herkenbare uitstraling. Ze slaan binnen het interieurontwerp een brug tussen de toegepaste kunstvorm van belettering en teken- en schilderkunst.”
Babs Haenen sluit zich aan bij Cok de Rooy in de waardering voor het werk van Frieling en Wouters: “Je ziet dat het echte makers en doeners zijn en dat ze hun vak beheersen. Dat is in mijn discipline ook altijd een voorwaarde geweest om op een hoog niveau te kunnen functioneren. Ik heb door mijn advieswerk voor de vroegere Premsela Stichting en mijn contacten met pioniers als Marjan Unger en conservatoren als Marjan Boot en Ingeborg de Roode me ook altijd sterk gemaakt voor de museale positie van toegepaste kunst, zoals het vroeger heette. Design en toegepaste kunst zijn in het Stedelijk Museum nog steeds twee afdelingen. Ingeborg de Roode is verantwoordelijk voor design en Amanda Pinatih voor toegepaste kunst. Ze vormen vandaag de dag een integraal onderdeel van het tentoonstellingsbeleid van de grotere musea voor hedendaagse kunst. Scholen als Bauhaus waren daar de pleitbezorgers van.”
Cok de Rooy nuanceert die museale wisselwerking tussen kunst en vormgeving: “Kunst onderscheidt zich toch. We zeggen in een impuls: ‘Dat is kunst.’ Als je de vraag omdraait naar ‘Wat is kunst?’, dan kom je in een rijstebrijberg van antwoorden terecht, want dat kunnen we nooit precies zeggen.”
Babs Haenen: “Op Art Basel in 2015, zag ik een oranje schaal van de conceptuele kunstenaar Rosemarie Trockel en het werk van Sheila Hicks dat tegelijkertijd op Design Basel te zien was. Je ziet de grenzen wegvallen.”
Cok de Rooy: “Wij stellen onszelf de vraag niet waar de grenzen liggen. We accepteren het zoals het is. Het interesseert ons niet. Onafhankelijke mensen maken iets autonooms waar ze zelf geen macht over hebben. Het doet zich voor en voor je gevoel kun je de betekenis ervan naar jezelf vertalen. Bij ons deed het begrip ‘mooi’ er niet toe, het ging erom of het ‘goed’ was. Een ontwerper ging ook geen ‘mooie’ tafel ontwerpen. Hij maakte een tafel om te zien wat een tafel was, of kon zijn. Die conceptuele benadering was leidend.”
Wat betreft de omgang met interieurontwerp en het werk van designers ziet Cok de Rooy een kentering in de omgang ermee in Nederland. “De gemiddelde Nederlander had in de jaren vijftig geen internationale belangstelling. Er werden nog geen Franse kazen gegeten. Qua woninginrichting waren we veel bescheidener dan in de ons omringende landen. Dat siert ons, vind ik. De grootste uitgave van een Nederlander was de aanschaf van een ‘slaapkamerameublement’, alleen het woord al is dodelijk. Daarna kwam ‘Goed Wonen’ ons keurig vertellen wat mooi en lelijk was. Daarom hebben succesvolle Nederlandse ontwerpers altijd 95% van hun omzet in het buitenland behaald. Nu zie ik dat hier jonge expats in de winkel komen, van die jongelui met een racefietsje in de gang, die een kast van twintigduizend euro kopen. Ze kopen stukken die weliswaar niet te duur zijn, maar het is wel veel geld. In onze begintijd hebben we de sterren van de hemel gespeeld om het interieurdesign onder de aandacht te brengen. We werkten met een theatergroep als Alex d’Electrique die met Henk Stallinga een spectaculaire schildermachine maakte. Iedereen kwam eropaf, maar er was bijna niemand die ook iets kocht.”
Babs Haenen: “Ik heb die experimentele benadering van kunst en ontwerp zelf ook altijd gehanteerd. Voordat ik op mijn zevenentwintigste naar de Rietveld Academie ging heb ik dansexpressie gepraktiseerd. Ik kom net terug uit New York waar ik een expositie heb in de gespecialiseerde Hostler Burrows galerie. Daar gelden weer geheel eigen wetten. Het gaat vooral om het plaatsen van mijn werk in een relevante omgeving.”
Al met al zien Babs Haenen en Cok de Rooy een ontwikkeling waarbij kunstenaars en ontwerpers zowel onafhankelijk als in samenwerking met elkaar het leven van kwalitatieve energie voorzien en dat ze gelijktijdig worden bevraagd op hun conceptuele vermogens en de concrete uitwerking ervan.