Kunst, care en webinars
Persis Bekkering schrijft maandelijks over de kunstwerken die haar blik op de wereld doen kantelen.
‘On Collective Care and Togetherness’. ‘Practices of Care: On Rehumanization and Curating’. ‘We are All at Sea: Collective Care in Untethered Times’. ‘Art and Empathy: Community Care Through Art’. ‘To do or not to do? Resistance & Care’.
Omdat het brein graag houvast vindt in patronen en verbanden, viel me het afgelopen jaar een tendens op: ik zag overal webinars, gelivestreamde panelgesprekken en online workshops rond het thema ‘care’, georganiseerd door kunstinstellingen. Care die vaak ‘radical’ of ‘collective’ is, of allebei. ‘Care’ in de betekenis van zorg, maar ook verzorging, bekommering, geven om, aandacht hebben voor. Een wat vage term die als buzz word in de kunstwereld is gaan functioneren, volgens de logica van social media.
Ik heb een heleboel van die talks en webinars gevolgd. Vaak bleef het lang vaag, en eindigde het bij een vraag of een oproep: we moeten met nieuwe ideeën komen… hoe kunnen we zorgen voor… Er werden praktische ervaringen uitgewisseld door activisten. Er werd geluisterd naar hoe iedereen zich voelde, dat vond ik dan wel mooi. (En deed me denken aan een gedicht van Anne Boyer waarin ze zich een nieuwe avant-garde voorstelt, een zachte, helende avant-garde, waarvan elk werk begint met ‘hallo’.)
‘Ik moet alles alleen doen! Ik moet alles alleen doen!’ In de indringende performance ‘I Carry the Weight’ worstelt kunstenaar Marlou Fernanda met het gewicht van een tafel die bovenop haar ligt. Ik zag de performance in de livestream van ‘On Collective Care and Togetherness’ (‘over collectieve zorg en samenzijn’), een tentoonstelling in MAMA Galerie in Rotterdam. In het project, dat net is afgelopen, werd onderzocht hoe duurzame en radicale vormen van zorg verbeeld kunnen worden.
Fernanda kronkelt en spartelt terwijl ze de woorden steeds harder schreeuwt, als een destructief mantra. Tranen rollen uit haar ogen, haar frustratie is zichtbaar, haar hele lichaam drukt spanning uit. Ik was verrast dat het zo’n indruk op me maakte, niet alleen vanwege de verre van ideale omstandigheden waarin ik het zag – een haperende verbinding, de benauwing van het computerscherm – maar ook omdat Fernanda de performance in een begeleidende tekst eigenlijk al volledig had weggegeven. Ik had op Facebook precies gelezen wat ze ging doen en wat ze ermee wilde zeggen. Ze beschrijft dat ze vaak eenzaam is, en dat ze zich niet onderdeel van de wereld voelt. Ze denkt dat ze op zichzelf aangewezen is, en dat hulp vragen niet kan of niet hoort. Met de uitbeelding daarvan wil ze zichzelf confronteren, schrijft ze, zodat ze uiteindelijk van die gedachten af kan komen en in staat is te groeien.
Omdat het brein graag houvast vindt in patronen en verbanden, viel me het afgelopen jaar een tendens op: ik zag overal webinars, gelivestreamde panelgesprekken en online workshops rond het thema ‘care’, georganiseerd door kunstinstellingen.
Zo simpel kan kunst zijn: een letterlijke uitbeelding van een innerlijke worsteling. Misschien werkte het omdat Fernanda het beheerst opbouwde en het langzaam steeds intenser werd, je zag haar werkelijk lijden. Maar vooral omdat het zo herkenbaar is. We moeten alles alleen doen. We moeten alles alleen doen.
Die zorg-zooms zijn niet toevallig getimed, natuurlijk. Wereldwijd hebben we met een gezondheidscrisis te maken. Het is een vorm van zorg geworden om thuis te blijven en je af te zonderen, waarbij de meest noodzakelijke zorg wordt overgelaten aan de essentiële werkers, de ‘zorgprofessionals’. En omdat we geen tentoonstellingen, lezingen of voorstellingen kunnen bezoeken, is het enige alternatief voor de kunstwereld het online event – ik zoom, skype en youtube tot mijn ogen rood zijn. Vanachter mijn scherm denk ik mee over de huidige wereldwijde crisis, die maar weer eens laat zien hoe ongelijk privilege en de toegang tot zorg en veiligheid verdeeld is. We willen allemaal iets doen, we willen allemaal helpen. Maar hoe ziet solidariteit eruit in een anderhalvemetersamenleving?
Nieuw is het thema niet. Ik denk aan het Manifest voor Onderhoudskunst van de Amerikaanse kunstenaar Mierle Laderman Ukeles, waarboven ze in grote letters ‘Care!’ schreef. Het manifest is een voorstel voor een tentoonstelling waarbij zij in de ruimte komt wonen en alles doet wat ze normaal ook moet doen om het leven voort te zetten: dweilen, de baby de borst geven, wassen. Om de aandacht te vestigen op een aspect van het leven dat in kunst meestal onzichtbaar is, met zijn focus op het genie en ‘het werk’. ‘Maar wie haalt er op de maandagochtend na de revolutie het vuilnis op?’ vraagt ze retorisch. Een vraag die in een later werk terugkeerde, toen ze zichzelf uitnodigde als gastkunstenaar bij het New Yorkse afvalverwerkingsbedrijf.
Maar hoe ziet solidariteit eruit in een anderhalvemetersamenleving?
In zekere zin is Laderman Ukele’s roep gehoord: de laatste jaren staat zorg steeds vaker centraal in de kunst, zoals bijvoorbeeld in Carly Rose Bedford’s Utopian Redux in TENT Rotterdam, een installatie waarin kunst heling en rust kan bieden. De Sloveense filosoof schreef eerder dit jaar dat de kunstenaar in toenemende mate een zorgmedewerker is geworden. Het is een reactie op de verschraling en uitputting die steeds maar lijkt toe te nemen. De welvaartsstaat is binnen enkele decennia afgebroken, meer en meer mensen leven in onzekerheid en isolement, de ongelijkheid groeit. Óp zijn we. Ook de kunstenaar heeft zijn positie verloren, en leeft van slechtbetaalde klus naar gratis exposure.
De Griekse curator en onderzoeker iLiana Fokianaki, oprichter van onderzoeksplatform ‘The Bureau of Care’, deelt haar ideeën over zorg in een recent essay in e-flux. ‘Care’ komt van het Latijnse woord ‘cura’, schrijft ze. Cura kan zowel bezorgdheid betekenen, of de stress ten gevolge van de verantwoordelijkheid te moeten zorgen, als ook toewijding, de voldoening die je haalt uit zorg voor anderen. In de ‘ontwikkelde’, neoliberale landen wordt zorg vooral in de eerste betekenis als een taak gezien, een last die uitbesteed en wegbezuinigd moet worden, waarna we en masse aan de ‘self-care’ moeten om het gebrek op te vullen, zoals neoliberaal denken alles op het individu afschuift en gemeenschappen maar blijft opknippen. We moeten alles alleen doen! Feministische activisten en denkers, in navolging van niet-westerse tradities van oorspronkelijke culturen, hebben juist benadrukt dat zorg een collectieve verantwoordelijkheid is en een daad van de gemeenschap, en dat het een bron van collectieve vreugde kan zijn.
We moeten alles alleen doen!
Ook Fokianaki herkent de tendens dat de kunstwereld in toenemende mate op zorg als materiaal voor reflectie en creatie is gedoken. Maar een kritische blik is belangrijk. ‘Hoe komt het dat hedendaagse kunstinstellingen zo gretig – en comfortabel – zijn om over zorg te praten, terwijl ze altijd zo zorg-eloos (care-less) zijn geweest?’ Juist de pandemie heeft die zorg-eloosheid laten zien, schrijft ze. Grote musea en instituten hebben hun freelancers aan het begin van de direct ontslagen. Sowieso is de inkomenskloof tussen de bestuurders en de werknemers steeds meer aan het groeien, en bijna niemand krijgt nog een vast contract. Ook verwaarlozen instituten al decennialang de zorgtaak voor het publiek, meent ze, door steeds meer te programmeren voor een gespecialiseerde kunstkijker (zo bezien was Fernanda’s uitleg een daad van zorg). En er is ook zorg verwaarloosd door het weigeren van verantwoordelijkheid voor inclusiviteit, of het serieus nemen van klachten over seksueel overschrijdend gedrag.
In studies naar participatieve kunst, community art en andere aanverwante vormen wordt daarnaast gewaarschuwd dat het politieke, subversieve en radicale potentieel van kunst alleen bewaard kan blijven als de ‘turn to care’ zich niet laat mobiliseren voor de agenda van neoliberaal beleid. Sinds de staat zorgtaken heeft laten vallen, ligt er steeds meer druk op de makers van kunst en cultuur om bij te dragen aan sociale cohesie en de integratie te bevorderen. Mooie idealen, maar als dat de enige legitimatie is van het subsidiëren van kunst wordt de kunstenaar pas echt een zorgwerker. Dan wordt het museum de EHBO voor de bloedende knieën die de zorgeloze wereld anders lekker laat bloeden.
Genoeg gezoomd! Er is genoeg kritiek geleverd op het instituut, schrijft Fokianaki aan het einde van haar stuk. Er is zoveel kennis vergaard over hoe we collectieve zorg kunnen toepassen en machtsverhoudingen kunnen doorbreken, het wiel is al uitgevonden. Nu komt het erop aan al die ideeën door te voeren. We hoeven het niet alleen te doen.