Ko in de Kelder: Wat je ook doet, blijf dralen
Ik wou dat ik een draler was. Iemand die voor zich uit durft te staren, iemand die durft te kijken zonder iets te moeten zien, iemand die durft zinloos te zijn. Iemand als het jongetje in Marijke van Warmerdams Lichte Stelle (2000).
Het jongetje weet waarschijnlijk niet dat er ooit twee varianten waren van het werkwoord dromen. Ten eerste is er het dromen dat te maken heeft met wens en hoop. Die kennen we. Het zijn die ontmoetingen met helden, die parelwitte stranden en die baan die je altijd al wilde hebben. Prachtige dromen, totdat ons verteld wordt dat we ze na moeten jagen. Weg romantiek. Met die opdracht wordt de droom namelijk een ambitie. Het wordt iets wat je wil of moet bereiken. Het is een droom die als doel heeft vervuld te worden. Een droom die pas waarde heeft wanneer hij uitkomt.
Het is het dromen van mijn generatie, van deze tijd.
Maar dromen kon ook iets anders betekenen: dagdromen. Het zijn de meanderende gedachtes als je even niets te doen hebt. Het is het cognitief gepruttel wanneer je doelloos uit het raam kijkt, wanneer je een stiekem sigaretje rookt op het balkon, wanneer je alleen op een pier staat. In gedachten verzonken, zonder ergens echt aan te denken. Het is ‘uitzonen’. Het is ‘hey ik zei wat tegen je’, ‘o sorry ik zat even niet op te letten’.
Dit nutteloze dromen zijn we volledig uit het oog verloren. Doodzonde. En die telefoon helpt er ook niet echt bij. Als de ander even gaat plassen, heb jij je telefoon in je hand voordat de broek naar beneden is. Zelfs de rij van de kassa bij de supermarkt is tegenwoordig dagdroomvrij. Elke minuut moet zinvol, denken we. Fomo (fear of missing out) kan zo in de DSM 5 – geen grap.
Terwijl, we zouden het nutteloze moeten prijzen. Het toeval, het zomaar en het afglijden moeten waarderen. Verliefd worden op de stroom. Het laten gebeuren. Dromen zonder dat het ergens toe moet leiden. Dralen. Want de dralers zijn geen slappe sukkels, het zijn de mensen die de ware macht hebben. Zij nemen namelijk de tijd. En tijd is eigenlijk het enige wat we hebben tot we doodgaan, dus kun je ‘t maar beter nemen.
Wie de tijd heeft, ziet meer. Omdat hij accepteert dat hij soms niets ziet. Hij weet dat je je alleen kunt focussen als je ook af en toe out of focus bent. Dus: laten we samen dralen. Dan staan we samen op een pier bij een meer, dan wandelen we nergens heen, dan blijven we de rest van de dag naakt in bed, samen. Zonder autofocus.
*
Voor Ko in de Kelder duikt Ko van ‘t Hek in de depots van musea. Dit stuk is geschreven in opdracht van Museum De Lakenhal, zonder redactionele inspraak. Museum De Lakenhal is momenteel gesloten in verband met restauratie en uitbreiding. Hoewel de collectie nu niet te zien is in het museum, is de gehele collectie beschikbaar via de website van het museum. Museum De Lakenhal verwacht in het voorjaar van 2019 haar deuren weer te openen voor publiek.