Kardinale deugden: Lustitia
Sytske van Koeveringe vindt veel lappen tekst op websites (om nog maar te zwijgen over de vormgeving) saai terwijl de inhoud vaak belachelijk interessant kan zijn, zoals de vier kardinale deugden van de mens. De deugden waar het om draait. Elke deugd is verweven in een andere deugd: hoe dan? Dat lees je hieronder.
Vaak worden de kardinale deugden binnen de kunst voorgesteld in vrouwelijke gedaanten. Zie hier iedere week een mogelijk nieuwe interpretatie+ vrouwelijke kunstenaar én /of schrijver van de karaktereigenschappen waar het dus kennelijk om te doen is, in het leven. Of te wel DE leven.
Lustitia:
1. Rechtvaardigheid
2. Rechtschapenheid. (+ tekst dat onderverdeeld is in kopjes, voor de rest niets, op sommige sites kun je vier keer scrollen met de muis.)
Dus opnieuw:
Kardinale deugden volgens Sytske van Koeveringe:
Lustitia: Sytske van Koeveringe haar projecten.
1. Rechtvaardigheid:
Och, ja, nee, heh?
Of alleen: what the fuck? Zet ze nou zichzelf in een stuk waarin ze een soort van ode, of nee, een column, of een recensie, of laten we het een associatie noemen, of een essay? Nee, absoluut geen essay. Gewoon een stuk tekst met heel veel vragen.
Dus:
Wat?
Verwerkt ze zichzelf nou in een reeks van de vier kardinale deugden?
Ja én nee.
Want: wanneer ben je in godsnaam kunstenaar?
Of: wanneer ben je schrijver? (of auteur, wat je wil)
Dat is misschien dezelfde overbodige vraag als: wat is kunst?
Of: is een schrijver ook een kunstenaar?
Ja.
Op de laatste vraag is het antwoord: Ja, meestal wel ja.
Een auteur is een kunstenaar, ik bedoel: ooit gelet op toon, vorm, inhoud, taal? Dat dat allemaal afhangt van het verhaal, de personage(s). Dat er van niets iets is. Zoals een fotograaf dat ook doet, een danser, een toneelmaker, acteur, ontwerper, cabaretier en wat al niet meer. (Al ben ik erg streng wanneer iemand kunstenaar is. Maar dit niet voor nu.)
Alleen: waarom zie ik mezelf niet constant als schrijver, noch kunstenaar maar staat dit wel achter mijn naam (zoals hierboven): schrijver én kunstenaar Sytske van Koeve…
Is het omdat dit een website is over kunst?
(zit het werkelijk zo simpel in elkaar? Dus dan voelen alle mensen die iets schrijven zich kunstenaar en/of schrijver? Ik mag toch hopen dat het niet zo simpel is.)
Of is het omdat ik ben afgestudeerd aan de Gerrit Rietveld academie? Maakt dat mij een kunstenaar? En wat dan te denken over al die mensen die van een kunstacademie afstuderen, maar niets maken? Die bijvoorbeeld (verloren of niet) achter de bar staan?
Om nog maar te zwijgen over de mensen die zich als kunstenaar pretenderen maar niets maken.
Of de mensen die maken maar zich niet zo noemen (zelfs walgen van het woord kunstenaar).
Of de mensen die schrijven maar geen daadwerkelijke kunst maken (denk aan een museum. En ja, ik scheer hier voor het gemak alle kunst over een kam).
Dan heb je mensen die driftig hun hoofd schudden bij deze vragen, het weg wimpelen, zo van: je kan het ook kapot denken.
Ja én nee.
Waarom wordt er op een feestje (en in media) aan een maker gevraagd hoe zijn of haar dag eruit ziet en nooit aan een docent aardrijkskunde?
Hoe komt het dat mensen een maker (in de breedste zin van het woord) veelal (onbewust) op een sokkel plaatsen?
En waarom gebeurt dit niet bij ieder ander willekeurig beroep?
Hoezo moet ik dit als gegeven aannemen terwijl ik helemaal niet op die sokkel wil staan als ik op een feestje of met vrienden ben?
En hoezo nemen mensen dit aan als vanzelfsprekendheid terwijl er zoveel grijze gebieden zijn?
Vragen stellen is sowieso rechtvaardigheid.
Jawel.
Geen discussie mogelijk.
.
Wanneer ik schrijf neem ik overduidelijk en zeer bewust plaats op die sokkel.
Maar ik schrijf thuis, wanneer ik alleen ben: een mens achter een laptop.
Wanneer ik met mensen (vrienden, etc.) afspreek, stap ik van die sokkel af.
(voor mij is schrijven o.a. dat ik me even verhef boven alles wat er gaande is, dat verheffen boven anderen is alles behalve goed, maar ik heb die afstand nodig.)
Als ik het met mensen over mijn werk heb, hangt het totaal van de ander af hoe ik mij opstel, of ik op die sokkel klim of gewoon op de grond blijf staan.
Zo, een beetje met beide benen op de grond.
In de meeste gevallen noem ik mezelf een prutser.
Zowel in mijn werk als in andere omstandigheden (leven).
(Dus zie ik schrijven en leven als twee losse onderdelen?)
Prutser zou je negatief kunnen interpreteren.
Maar een prutser is óók proberen.
Je kop stoten.
Een ezel stoot WEL twee keer zijn poot aan dezelfde steen.
Keer op keer, prutser.
Alles als een loop, ook menselijk gedrag.
Jouw gedrag.
Mijn gedrag.
Dan…zou je kunnen zeggen: doe iets anders.
Of doe niet zo zielig.
Of je doet het zelf.
Of aandacht trekken.
Enz.
Of: denk in godsnaam niet voor een ander.
Kan ook.
En dan zeg ik ook dingen.
Maar vooral lach ik.
Omdat ik denk aan je gezichtsuitdrukking wanneer een vuilnisman je afval komt halen. Omdat ik denk aan hoe je de kassière begroet tijdens het afrekenen van je boodschappen. Omdat ik denk aan je lichaamshouding tijdens het laten zien van je ov-kaart aan een conducteur.
Omdat nu, juist nu mensen zoveel bezig zijn met het niet ‘in hokjes willen denken,’ maar wanneer het om werk gaat (en daar horen ook de bakker, de glazenwasser, de consultant, een maker, burgemeester, enz. bij) er toch vrij snel, onbewust en automatisch in hokjes wordt gedacht met alle vooroordelen van dien.
2. Rechtschapenheid:
Soms zijn woorden te groot voor wat iets is.
Of juist te klein.
Of te oppervlakkig.
Zoals bij angst. Voorbeeld: faalangst, dat zit veel dieper dan die paar letters of zeggen: ‘Hey dat is toch nergens voor nodig? Kom op.’
Het enige mooie van angst is dat je het meestal niet aan de buitenkant ziet.
Die jongen, met die versleten spijkerbroek, dat vlassige baardje en die snor, die jongen, die heeft het goed voor elkaar. Naast hem zou ik wel willen lopen, willen slapen, opstaan, mee willen ontbijten, gewoon mee willen zijn, ik hoef er geen seks mee, daar gaat het me niet om maar gewoon iemand die laat zien hoe het gaat.
Het?
Gewoon de dingen.
Iemand die leidt.
Iemand die sterk is, eruit ziet alsof hij niet te beschadigen is en ik daarachter kan staan.
Iemand die, die, die, die, misschien dat ik daarom schrijf.
Mijn projecten tot nu toe in vogelvlucht:
Mijn afstudeerproject had de vraag: wanneer ben je een schrijver? Moet je daarvoor een publiek hebben? Bestaan er schrijvers zonder publiek? Wie bepaalt er eigenlijk wanneer je schrijver bent of niet? Als reactie op deze vragen ging ik wekenlang dagelijks na het avondeten de straat op. Ik belde bij willekeurige mensen aan met de vraag of ik bij ze een (eigen geschreven) kort verhaal mocht voorlezen. (Staat ook hier ergens op de website).
Dan, mijn scriptievraag was: zijn lezen en schrijven een manier van vluchten? En wat is vluchtgedrag/escapisme?
Tijdens de Parijsresidentie stelde ik de vraag of Parijzenaren konden lachen, maar ook: Waarom denken mensen dat wanneer je niet lacht je niet vrolijk bent? En waarom hebben zoveel (vooral Nederlandse) mensen commentaar op Parijzenaren en/of Fransen? Ik besloot me te laten gidsen door de lachende Parijzenaar.
Ik ben nog niet klaar:
In mijn roman Het is maandag vandaag stelde ik een miljoen vragen: koop het, lees het. (= beetje reclame)
Met mijn nieuwe boek stel ik onder ander de vraag: wanneer ben je je werk en wanneer ben je dat niet? Waar zit die scheidslijn? Hiervoor liep ik met zesenveertig beroepen mee (en kreeg meer dan negentig afwijzingen, check enkele beroepen op deze site).
Anyway.
Ik laat het hier voor nu bij, genoeg voorbeelden lijkt me. Wat ik bedoel is:
Er zijn zoveel mensen kritisch.
Er zijn zoveel uitgesproken harde meningen.
Er zijn zoveel mensen die dit het liefst luid en duidelijk laten horen.
Maar is het niet te makkelijk om kritisch te zijn op iets waarvan je niet veel weet?
Om commentaar ergens op te hebben van wat je alleen hebt horen zeggen?
Waar komt al dat commentaar vandaan?
Uit gemakzucht?
Vind je jezelf een meeprater?
Waarom heb jij kritiek?
Hier mag je over nadenken. Dit is nadenk tijd.
Misschien is het woord kunstenaar hetzelfde als het woord angst of als die jongen met dat vlassige baardje.
Het is te stoer. Het is een buitenkant.
Kunstenaar en/of schrijver geeft veel romantische beelden met zich mee.
Het houdt elkaar ook in stand. Dat zal wel met vroeger te maken hebben.
‘Toen er nog geld was.’
Was er ooit geld?
Zijn er tegenwoordig nog jonge makers die echt alleen van het maken leven?
Ik ken alleen degenen die er baantjes naast hebben.
Noemen zij zich een maker?
Moet je zeggen wat je bent?
Zij noemen zich ‘van alles wat.’
Waarom noem je je beroep bij het zeggen wie je bent als je dat niet ieder moment van de dag doet?
Deze deugd (en mijn punt) wordt behoorlijk ingewikkeld.
Ik wilde van rechtvaardigheid, rechtschapenheid naar vooroordelen en dan zo moralistisch: iedereen is hetzelfde, dat soort ongein, maar dat is behoorlijk mislukt kan ik je vertellen.
Dus dan maar zo:
Misschien ben je kunstenaar als je vragen stelt en daarnaar handelt.
Dat je een vraag hebt, dit onderzoekt op jouw manier (met zelfbedachte en opgelegde) regels maar deze regels ook weer verbreekt.
Nu lijkt het alsof ik mezelf als kunstenaar zie of wil zien, maar dat is nou juist het hele punt: ik bewonder mezelf niet (wellicht daarom de naam prutser).
Ik bewonder kunstenaars en/of schrijvers enorm. (ik doe ook mee aan het in stand houden van…)
Dus misschien ben je een maker wanneer je tijd neemt om het onderwerp te laten rijpen, zoals fruit ook een bepaalde tijd nodig heeft om precies die smaak te krijgen (mango’s! Voor altijd mango’s!).
Dat je je terugtrekt.
Je soms verheft boven de menigte. (lees: I love Dick- Chris Chraus)
Misschien ben je een maker als je je impulsen volgt terwijl de mensen om je heen het afraden.
Misschien ben je een maker als je dingen durft te bevragen en het antwoord in het midden laat, om de ander te laten nadenken (en kan je pas dan spreken over rechtschapenheid).
Of is dit mijn interpretatie van een kunstenaar zijn?
In dat geval: dat het werk de maker (en dus ook al je toffe foto’s op instagram als creatief, super bevlogen en knap mens) in al zijn mogelijke manieren overtreft.