Kapitaal en de Kunst B.V. – For what it’s worth in Garage Rotterdam
In de tentoonstelling For What It´s Worth in Garage Rotterdam tonen meerdere kunstenaars hun visie op economische ongelijkheid. Ayrton van Noort bezocht de show en zag hoe de werken spreken tot de toeschouwer, maar er was ook een groter thema dat niet of nauwelijks besproken werd.
Dat de wereld oneerlijk is ingericht weten we allemaal. Aan de ene kant werken studenten zich diep in de schulden voor een diploma dat steeds minder waard wordt, aan de andere kant bestaat er een Jeff Bezos. De middenklasse verdwijnt terwijl een uitgebuit kapitalistisch systeem superrijken de mogelijkheid geeft om absurde bedragen binnen te slepen. Dat is het thema dat centraal staat in de tentoonstelling For What it´s Worth in Garage Rotterdam.
De tien werken die speels staan opgesteld in de ruimte gaan allemaal over het grote geld, de leidende principes die bepalen waar wij geld aan uitgeven of wat geld met ons doet. De tentoonstelling stelt een duidelijke vraag: kunnen we ooit nog breken met dit kapitalistische systeem? Dat dit onderwerp actueel en urgent is moge duidelijk zijn, maar natuurlijk heeft elke kunstenaar een unieke positie en een unieke manier om dit in beeld te brengen. Dat maakt dat er veel variatie te vinden is, het betekent echter ook dat sommige werken beter aankomen dan anderen.
Eén werk dat zijn doel zeker bereikt is dat van Salvador Miranda. De Mexicaans-Canadese kunstenaar toont in zijn tweekanaalsfilm This Is My Land… hoe de belangen van twee verschillende groepen lijnrecht tegenover elkaar kunnen staan, terwijl zij gestoeld zijn op de zelfde onderliggende principes. In deze film beschrijven twee verschillende mensen dezelfde situatie vanuit hun eigen standpunt. We zien een vrouw die weigert haar huis te verlaten ondanks dat de grond waarop het staat recentelijk is opgekocht. Tegelijkertijd zien we de projectontwikkelaar die geld uitgeeft om de wijk te verbeteren maar geconfronteerd wordt met één standvastige bewoner. De film laat zien dat er geen absoluut kwaad bestaat en dat het conflict tussen vooruitgang en conservatisme zich niet leent voor een eenduidige oplossing. Het werk is genuanceerd en geeft de toeschouwer de mogelijkheid om met nieuwe ogen naar dit probleem te kijken. Tegelijkertijd is dit videowerk pakkend, het richt zich direct tot de kijker en neemt je mee in de actie. Het is kortom activistische kunst die doet wat activistische kunst moet doen: de toeschouwer activeren. Door zich te richten op het gebruik van taal en retoriek geeft Miranda waarde aan beide standpunten.
Miranda is niet de enige die een groot onderwerp boeiend in beeld weet te brengen. Ook het werk van Jonas Staal, Monument for Capital, doet dit op een eigenwijze maar zeer effectieve manier. Staal is een bekende naam in deze niche van de kunstwereld. Zijn CV telt naast een doctoraat van de Universiteit van Leiden ook een groot aantal langdurige projecten waarmee hij actief maatschappelijke verandering probeert af te dwingen.
Monument for Capital is wellicht het meest opvallende werk van de tentoonstelling. Dat komt niet alleen omdat het een zeer interessant feit uitlicht, het meest opvallende element is de manier waarop het dat doet. Eerst vertelt Staal de toeschouwer in een korte video over de vreemde maar feitelijke correlatie tussen het moment van bouwen van de allerhoogste gebouwen ter wereld en de start van economische recessies. Zo werd de Burj Khalifa (momenteel het hoogste gebouw ter wereld) gebouwd tussen 2007 en 2010, parallel met één van de grootste economische crises in de recente geschiedenis. Dit is slechts één van de vele voorbeelden die worden aangehaald. Staals onderzoek is gebaseerd op droge data en het is makkelijk om dit fenomeen te begraven onder cijfers die de toeschouwer afschrikken, maar in plaats daarvan wordt er gekozen om deze gegevens toegankelijk in beeld te brengen. Centraal in de zaal staat de grafiek levensgroot opgesteld. De fysieke aanwezigheid creëert nieuwsgierigheid en maakt dat de informatie in één keer binnenkomt.
Kunst is ook business. En deze business is booming.
Dit is wat For what it’s worth goed doet. De werken die aanslaan zijn speels, uitdagend en visueel aantrekkelijk, maar ze zijn ook intrigerend, interessant en diepgravend. Ik denk aan de schilderijenreeks van Priscila Fernandes, die zich richt op de commodificatie van ons dagelijks leven. Van haar hangen grote afbeeldingen in de zaal waarop zij met alledaagse handelingen gigantische schilderijen maakt. Zo is te zien op rolschaatsen, of in een kikkerbadje vol met verf. Het komt ook terug in Fata Morgana van Sanne Vaassen, zij knipte bankbiljetten op totdat zij de maat hadden van 16 mm film om deze vervolgens met een projector af te spelen. Deze werken zijn slim en persoonlijk. Ze zijn duidelijk in hun boodschap maar geven de toeschouwer genoeg ruimte om het werk eigen te maken. Maar er ontbreekt ook iets belangrijks in deze tentoonstelling. Waar Garage Rotterdam hun best heeft gedaan om een gevarieerde groep kunstenaars bij elkaar te brengen hebben ze een belangrijk element van deze discussie onderbelicht gelaten. Kunst is namelijk niet alleen een activistisch middel om economische misstanden aan het licht te brengen, kunst is ook business. En deze business is booming.
Puristen discussiëren over de integriteit van het begrip Kunst, ondertussen moeten kunststudenten kiezen tussen respect en een vast inkomen.
In de werken van Fernandes zien we een onderliggende kritiek op de kunstmarkt. Haar werk laat onder andere zien hoe kunstenaars vaak iets van zichzelf moeten verkopen. Iets persoonlijks. In het werk Re-education van Juan Peréz Agirregoikoa komt dit explicieter naar voren. Hij mengt een bekend en doorgaans vrolijk medium met een zeer assertieve, directe boodschap. Een boodschap over cultuur in het algemeen. In de tentoonstelling als geheel lijkt de positie van kunst echter niet bevraagd te worden. Dat is vreemd want kunst wordt historisch gezien, geconsumeerd en gefaciliteerd door mensen uit de hogere klassen van de samenleving, de elite. Veilingen draaien op groot geld en musea nemen maar al te graag grote donaties aan van malafide en vervuilende bedrijven en individuen. Een jaar geleden kon men in New York de meest iconische kunstwerken vinden in de Sackler Wing van het Metropolitan Museum. Deze ruimte werd bekostigd door de Sackler familie die haar fortuin grotendeels verdiende aan het verslavende middel OxyContin dat in Amerika heeft geleid tot een ware epidemie van opioïdeverslavingen. In London werd Tate Modern jarenlang overeind gehouden met geld van Unilever en BP. Beide bedrijven hebben zich inmiddels teruggetrokken om uiteenlopende redenen (zou het iets te maken hebben met de protesten die werden georganiseerd in het museum?). Iconische kunst en musea worden al jarenlang bekostigd door de vernietiging van mens, maatschappij en onze wereld. Niet te vergeten dat kunst zelf een zeer waardevolle investering is. Wie snel wat wil bijverdienen hoeft alleen maar een paar beroemde schilderijen te kopen. Deze kunnen namelijk makkelijk worden opgeslagen in één van de belastingvrije kluizen in landen als Zwitserland of Singapore. De koper hoeft alleen maar te wachten tot de prijs omhooggaat en dan met winst verkopen. Buy low, sell high.
Er komt vaak kritiek wanneer er moet worden bezuinigd op kunst en cultuur, wanneer creatieve broedplaatsen worden gesloten door de gemeente of wanneer kunst wordt gekocht en verdwijnt uit de publieke ruimte. Aan de andere kant krijgt een kunstenaar als Damien Hirst ook kritiek als hij gebruik maakt van de marktwerking omdat hij té commercieel zou zijn. Puristen discussiëren over de integriteit van het begrip Kunst, ondertussen moeten kunststudenten kiezen tussen respect en een vast inkomen.
De hedendaagse kunst is zowel kind als slachtoffer van kapitalisme. Daarmee bedoel ik dat de kunstwereld zich nooit zover had kunnen ontwikkelen als mensen niet de vrijheid hadden om er miljarden in te pompen. Maar kapitalisme waardeert functionaliteit en in de woorden van Oscar Wilde: alle kunst is nutteloos. Het is juist deze tweesplitsing die de kunstmarkt zo intrigerend maakt. De tentoonstelling in Garage Rotterdam maakt een paar interessante punten, maar uiteindelijk kijkt zij niet kritisch genoeg naar de kunstwereld zelf. Dit doet natuurlijk niets af aan de werken die te zien zijn, maar kritiek die niet gepaard gaat met zelfreflectie verliest haar waarde. Kunst is kapitaal. Wie kapitaal bezit kan het gebruiken om meer kapitaal te accumuleren (misschien had Wilde het mis en is dit het nut van kunst). Kunst is een onderdeel van de vicieuze cirkel en dat zou ook te zien moeten zijn in deze expositie. Als we willen breken met het huidige systeem is het essentieel dat we beginnen met reflectie. Niet enkel over Bezos en zijn freudiaanse raketten, niet over Musk en zijn potentiële robotleger, maar vooral over hoe diep dit systeem zich heeft genesteld in alles wat we doen. Economische ongelijkheid heeft zwaarwegende gevolgen en zelfs de dingen die wij niet associëren met commercie zijn vaak zeer afhankelijk van de markt. Kunst is niet onschuldig, dat is het nooit geweest en pas wanneer we toegeven hoe diep dit gaat, kunnen we het probleem bij de wortels aanpakken.