‘Je lijkt op je werk’ – over de fotografie van Liv Liberg
De muze van Liv Liberg is zonder twijfel haar zus Britt die ze al vijftien jaar lang fotografeert. Het meest recente werk van hun moeder, kunstenaar Marliz Frencken, lijkt een verbintenis aan te gaan met Liv’s foto’s want Marliz schildert nu het liefst Britt en ook in die portretten spelen kleding en houding een rol. ‘Mijn moeders werk was voortdurend de verbeelding van de vrouw die zij heeft gemist in haar leven en waar ze naar op zoek was, die zoektocht heeft zij aan ons doorgegeven.’
In het werk van Hanne Hagenaars (schrijver en tentoonstellingsmaker) en Merel Bem (schrijver en kunsthistoricus) zijn de alledaagse beleving van beeldende kunst en de rol van kleding bij het vormen van identiteit onderwerpen die steeds terugkeren. Daarom schrijven ze voor Mister Motley over de relatie tussen kleding en kunst. Vandaag een gesprek tussen Hanne Hagenaars en Liv Liberg, die haar zus Britt vijftien jaar lang fotografeerde. Het leidde tot het boek Sister Sister.
“Being a muse is not for the weak” staat halverwege de roman Happy Hour van Marlowe Granados. Zeker als muze van een fotograaf heb je veel te verduren, aanwijzingen, wachten, verkleden en je richten naar de wensen van de ander.
In een reportage in het Volkskrant Magazine (1-2 -2021) komt de rol van deze muze uitgebreid aan bod. Zijn samenwerking en gelijkwaardigheid mogelijk?
‘Vroeger ging het me om vorm, lichaam. Tegenwoordig gaat het me veel meer om de persoon.’ (Erwin Olaf) ‘Zij is heel ontspannen met naakt, ook daarom is ze een van mijn muzen.’ (Lara Verheijden) ‘Mijn moeder, ze is mijn enige onderwerp. Ik wil aan anderen laten zien: kijk, wat een mooi mens.’ (Meryem Slimani) ‘Ze is hetzelfde als ik.’ (Cornelie Tollens).
De muze van Liv Liberg (1992) is zonder twijfel haar zus Britt die op de cover staat van het mega dikke boek Sister Sister. Met enkel een dikke laag vuurrode lipstick op haar lippen kijkt ze opzij met haar heldere ogen. Het haar strak naar achteren. Ze doet me denken aan haar moeder (Marliz Frencken, een vriendin van mij) die het haar op eenzelfde manier draagt, met lipstick als enige beauty ritueel.
Al jong fotografeerde Liv haar zus onophoudelijk. Wat misschien begon als een verkleedspel heeft zich ontwikkeld tot een onderzoek naar kleding en identiteit. Liv bepaalt haar muze. We zien een vrouw in allerlei stemmingen, stijlen en personae in een meestal geënsceneerde foto. Op de achterkant van het boek staat dan ook geen tekst over de fotograaf maar een persoonlijke tekst van Britt over haar strijd om overeind te blijven onder de eisen van haar oudere zus.
En op haar eigen site reflecteert Britt op haar rol als model: ‘The concept of ‘being a muse’ is a big part of her work. Working from experience of being a lifelong muse for her sister and photographer Liv Liberg and other visual artists, Britt feels the urge to explore the possibilities of detaching the muse from its artist. The muse is the artwork itself, the pure shape of the body, seen directly through the eyes of the audience and not through the eyes of other artists.’
Sommige mensen volgen een kronkelige weg om op hun bestemming te komen, maar soms is die vanaf het prille begin onontkoombaar. Het talent dat in iemand ligt opgeslagen valt niet te ontlopen, het is een lotsbestemming. Modefotograaf: zonder twijfel is dat Liv’s lot en talent.
Het boek Sister Sister bracht hen beiden een kwantum sprong verder in hun wensen en ambities. Liv is opgenomen in het internationale Art Partner, een fashion agency met Hans Ulrich Obrist als cultural architect dat de artistieke inbreng van de fotograaf hoog heeft zitten.
Britt’s haar is inmiddels zwart geverfd en ze werkt als model voor Platform Agency. Niet gek met haar lengte van 167cm want officieel valt dat onder de norm. En als kunstenaar voert ze nu haar eigen performances uit.
Als ik bij Liv Liberg aanbel om haar te interviewen doet ze de deur open in een pyjama-achtig zwart bloesje en een zwarte broek.
Hanne Hagenaars
Veel ontwerpers en mensen in de modewereld kleden zich vaak zo simpel mogelijk, in zwart, vrijwel nooit in de kleding die ze voor anderen ontwerpen. Ik ken ook een modeontwerper die er meestal nogal shabby uitziet. Ze wekken soms de indruk niets om kleding te geven terwijl dat wel hun leven bepaalt. Wat is jouw relatie met kleding?
Liv Liberg
Mijn relatie met kleding is best simpel, ik kleed me vooral functioneel omdat ik veel aan het werk ben. Ik ken een paar fotografen die heel erg dressed-up shooten, maar ik rol over de grond heen, ik ga languit liggen, dus ik moet iets aan hebben dat vies mag worden en praktisch is. Soms werk ik met best wel grote klanten dus dan wil je er ook professioneel uitzien, niet als een soort zwerver. Mijn stijl is simpel, een beetje makkelijk maar ook wel sjiek. Ik vind daar een balans in met simpel zwart want dat is niet te opvallend. En alles wat ik nu aan heb is van mijn moeder geweest!
Hoe komt het dat de kleren die je nu draagt allemaal van je moeder komen?
Ze heeft kasten vol kleding. Mijn zus en ik hebben nogal wat gestolen. Soms vraagt ze: is dat van mij? Dan zeggen wij, dat heb je gegeven, heel lang geleden. We hebben allemaal dezelfde maat. Mijn ouders droegen altijd kleding van goede kwaliteit. Niet dat we ons daar toen bewust van waren maar het had wel invloed op onze smaak, en voorkeur voor een simpele stijl, omdat ze veel Japanse design kochten. We dachten steeds dat mijn moeder ons fashion icon was, maar eigenlijk is mijn vader dat. Die is altijd aan het stylen met kleuren en accessoires. Hij is natuurlijk ook een performer en mijn moeder schildert in een witte stofjas.
Nu ben je fotograaf en dan wordt de styling gedaan door anderen, wat is jouw rol? Heb je niet iets verloren in de samenwerking met stylisten en modellen?
Ik voel me allereerst bevoorrecht dat ik mag werken met zulke talentvolle mensen. Je maakt soms beelden die je in je eentje niet had kunnen maken. Wel heb ik een duidelijke visie qua beauty en styling en als ik iets niet mooi vind bemoei ik me er wel mee. Ik heb een idee van wat mijn vrouw is en hoe zij eruitziet in mijn werk. Dat is een bepaald gezicht.
Kun je omschrijven wat voor soort gezicht?
Het is niet per se visueel altijd hetzelfde, misschien zit het meer in een blik, een pose, een soort energie. Een connectie tussen mij en de ander. Casting is essentieel want als het meisje of de vrouw niet het juiste model voor mij is kan mijn werk geforceerd overkomen. Dus ik probeer voor ik met iemand ga werken, altijd eerst af te spreken of op video’s te zien hoe iemand beweegt.
Heb je daar ook zeggenschap over?
Ja zeker, vooral bij magazines beslis ik wie ik wil fotograferen. Er zijn ook magazines die daar een agenda in hebben met een focus op een bepaald soort modellen, maar het gaat altijd in overleg. Ook met commercieel werk heb ik inspraak: dan laat het bureau modellen zien en kom je in rondes tot een selectie. In de mode is diversity uiterst belangrijk en doordat ik altijd mijn familie portretteerde is mijn soort vrouw toch wit: dat is mijn zusje, mijn moeder en het beeld daarvan. In mode wil je alles laten zien qua achtergronden, daar moet je breed in zijn. Dat ben ik nu aan het ontdekken. Als ik een zwart meisje fotografeer, hoe ziet zij er dan uit zodat het binnen mijn werk past? Of een Aziatisch meisje. Maar een witte vrouw die mensen van kleur fotografeert kan ook problematisch zijn. Ik wil niet dat het geforceerd overkomt. Het is complex. Het moet een soort van passen, goed voelen; juist tegenover zo’n meisje moet het werk dat je samen maakt kloppen. Dat is een ontdekkingstocht.
Wat me opvalt is dat je zus Britt een best neutraal gezicht heeft, geen typisch modegezicht met een spleetje tussen de tanden of volle wenkbrauwen of andere tijdgebonden voorkeuren. Toch overstijgt het boek het alledaagse ruimschoots, zij kent zo veel uitdrukkingen, jullie hebben zo veel typeringen neergezet van glamour tot een boerenmeisje. Wat is de magie?
Britt heeft die kracht in haar lichaam, dat bewustzijn van bewegen. En we zijn ook perfect op elkaar ingespeeld. Ik kan haar heel fel regisseren en zij is gewoon supergoed in aanwijzingen nemen. Het gaat heel erg over mij: hoe ik naar haar kijk. In feite zijn de foto’s allemaal weirde versies van mezelf. En zij is als model buitengewoon kameleontisch.
Een paar weken geleden ontmoette ik een creative director – niemand weet natuurlijk hoe ik eruitzie – en die zei, ‘goh, ik heb je nog nooit gezien maar je lijkt op je werk. Dat is echt goed. Als ik jou nu zo zie, dan snap ik het: het zijn allemaal vertalingen van jezelf.’
Het gaat niet om hoe iemand echt is, maar om wat ik erin wil zien, dat is misschien heel egoïstisch maar dat is hoe ik het doe. Of misschien is het een combinatie van hoe iemand echt is, een portret en een laag die ik erbovenop leg.
En kun je omschrijven wat je voor ogen hebt? Wat de kern van een goede foto is?
Waarschijnlijk een combinatie van licht en een soort blik.
Eigenlijk gaat het altijd om die blik. Een soort moment. Maar wanneer het nu echt een goede foto is… Ook de selectie is een momentopname van jezelf, een stemming waarin je de beelden kiest. Als ik nu dat hele archief terug zou halen, werd het een ander boek.
Het archief van Liv bestaat uit alle foto’s die ze gedurende een periode van 15 jaar van haar zus Britt maar ook van hun moeder en haar vriendinnen maakte. Ze fotografeert deze vrouwen al sinds haar tiende: een intrigerend samenspel van verkleden, poseren en regisseren. Duizenden foto’s vormen samen het archief.
Je begon op de afdeling fotografie van de KABK (de kunstacademie in Den Haag) waar je onverwacht een jaar over moest doen.
O ja, dat heb ik helemaal verdrongen. Niemand begreep het want ik haalde hoge cijfers, had een eigen stijl, het ging juist heel goed. Ik weet eigenlijk niet waar dat omslagpunt zat. De docenten wilden denk ik dat ik andere dingen ging uitproberen. Maar dat ik het jaar over moest doen kwam uit het niets, iedereen was in shock.
Ik denk dat ik best wel een sterk thema had en zij hebben mij daar echt van weggetrokken, ik denk niet dat iemand dat herkende en ik wist zelf ook niet goed genoeg wat dat betekende. Misschien moest die tijd erover heen gaan zodat ik weer terug kon komen bij dat archief.
De KABK is ook wel schools.
Ja dat paste wel weer bij mij. Je moest best wel veel opdrachten maken en dat vond ik juist leuk. Ook hield ik van schrijven.
Eigenlijk is het door fotograaf Paul Kooiker gekomen dat weer je bij je eigen kwaliteit kwam. En dat het boek er kwam.
Ja, zo vreemd. Na de academie was ik er klaar mee en werkte in een restaurant. Een vriend vertelde me dat hij Paul Kooiker echt goed vond en toen heb ik hem gemaild. Ik werd zijn assistent. Maar Paul is ook echt een leraar, dus prima dat ik kwam helpen, maar ik moest ook mijn werk laten zien. Ik nam een stapel prints mee en hij was best wel streng. Hij raakte gefascineerd door twee foto’s van Britt. ‘Heb je daar meer van’, vroeg hij en toen ik hem vertelde over het archief werd Paul helemaal gek. Hij werkt zelf natuurlijk ook vanuit zijn archief.
Hij herkent de obsessie. Dat is zijn kwaliteit.
Ja, hij heeft mijn obsessie weer aangewakkerd, Toen ben ik Brit weer opnieuw gaan fotograferen. Een jaar lang assisteerde ik Paul en werkte met het archief. De beurs voor Jong talent van het Mondriaanfonds (19.000 euro) gaf me de mogelijkheid om geconcentreerd verder te werken en een printer en een scherm te kopen, om professioneel te worden. Na eindeloos uitproberen werden het vooral close-ups want dat oude materiaal vond ik inmiddels best lelijk. Soms spiegelde ik een foto, of gooide er veel filters en grains over om er toch maar iets van te maken. Toen mijn hele muur vol gezichten hing, dacht ik: dit is het.
Ik stuurde een foto naar Paul en hij belde meteen terug: ‘Dit is het moment: dit moet je goed onthouden want misschien krijg je dat wel nooit meer.’ Ik kreeg een soort epiphany, ik zweefde. Via Paul kwam ik in contact met Art Paper Editions en gaf 50 prints aan Jürgen de uitgever. Hij belde meteen de dag erna: ‘Let’s make a book’, alleen heb ik dan 400 beelden nodig.’
Vervolgens heb ik heel gestructureerd iedere dag gewerkt. Het was zo veel, iedere ochtend opende ik een map en ging dan spelen met het beeld.
In teksten kwam ik een paar keer de anekdote tegen dat jullie de kleren van je moeder meenamen om in het bos te fotograferen maar die beelden zie je nauwelijks terug in het boek.
Dat klopt, de omgeving is zo veel mogelijk weggelaten. Ik heb veel ingezoomd en zo focust het boek vooral op de blik. Zo fascinerend, al die gezichten, al die uitdrukkingen.
Na de publicatie was het boek binnen twee maanden uitverkocht. Sister Sister ademt mode dus al snel aandacht kwam er aandacht vanuit de modewereld. Hoe verliep dat?
Sister Sister zit, denk ik, net tussen mode en kunst in. Mensen uit de mode-industrie pikken dat soort dingen snel op. Via stylisten werd ik uitgenodigd voor een paar magazine shoots met mijn zusje en de bal rolde verder. Nu werk ik full time als modefotograaf. Ik zit in een achtbaan, en daar geniet ik voluit van. Ik ben wel bezig met de beginfase van een nieuw boek maar heb nu echt geen tijd meer voor persoonlijke projecten. In de mode is genoeg ruimte is voor experiment en zo kun je best kunstenaar zijn in de modewereld.
De toekomst ligt nog open. Mode is samenwerken, dat ligt mij goed.
Je moet ook communicatief zijn en op een set kunnen functioneren, ook bij een groot merk met allemaal topmodellen. Jezelf staande houden in zo’n situatie, dat is best wel heftig. Doen alsof je zelfvertrouwen hebt, of zelfvertrouwen hebben.
Kun je iedereen fotograferen?
(Gelach) Theoretisch gezien wel. Maar niet iedereen begrijpt mij. Ik vind mannen sowieso minder interessant. Ik zou wel vrouwen van alle leeftijden kunnen fotograferen.
Is dat omdat je de foto’s toch als een spiegel ziet?
Ja, ik denk dat mijn werk toch echt gaat over vrouw zijn, hoe ik dat daar tegenaan kijk, hoe ik daarin naar mezelf naar kijk. Dat komt voort uit hoe ik ben opgegroeid. Mijn moeder was een grote inspiratiebron. Maar ik denk dat we in de kern allemaal op zoek zijn naar mijn oma. Mijn zus en ik hebben haar nooit ontmoet, zij is overleden toen mijn moeder nog heel jong was. Het lijkt me heftig om je moeder te verliezen. Haar gezicht komt ook terug in mijn moeders schilderijen. Ook hangt er een portret met een rode jurk in de huiskamer. Dat portret heeft ze ook weer nageschilderd en ze draagt altijd een foto in haar portemonnee. Dat gezicht van mijn oma, daar zit gewoon heel veel in.
Zo fascinerend dat het gezicht van je oma zo rondcirkelt in de familie. Het laatste werk van Marliz lijkt weer verbintenis aan te gaan met jouw foto’s want ook Marliz schildert nu het liefst Britt waarbij kleding en houding een rol spelen.
Ja, Britt is een soort reïncarnatie van mijn oma. Zij was, denk ik, een bijzondere vrouw en heel mooi. Die stijl, die vrouwelijkheid, die modegevoeligheid van ons, volgens had zij al die kwaliteiten en tegelijk was ze voor mijn moeder een groot vraagteken. Mijn moeders werk was voortdurend de verbeelding van de vrouw die zij heeft gemist in haar leven en waar ze naar op zoek was, die zoektocht heeft zij aan ons doorgegeven.
Zowel Marliz als Britt en jij proberen haar opnieuw hier te laten zijn?
Ja, we zijn continu op zoek naar die vrouw en dat gezicht willen we laten zien. Ik denk dat wij elkaar ook wel inspireren. Mijn laatste foto’s met Brit zijn geïnspireerd op oude foto’s van mijn moeder. Ze was op dat moment zwanger van mij en mijn vader fotografeerde haar eindeloos. Kijk, dit zijn er maar een paar beelden van. Ze hebben nooit een selectie gemaakt en ook van die foto’s kan een dik boek worden gemaakt. Die foto’s zijn zo goed. Ze waren bedoeld om te schilderen en mijn moeder gebruikte ze voor een serie zelfportretten. Samen met Brit heb ik die foto’s geïmiteerd. Ik heb haar een pruik opgezet en de jas van oma aangetrokken. En nu heeft mijn moeder daar weer schilderijen van gemaakt.
Zo’n liefdevol gebaar, die rondcirkelende zoektocht naar deze vrouw die te vroeg is overleden en daardoor in de familie rondwaart. En dat er zelfs een cyclus is van imiteren, als een eindeloze beweging. Dat is een boek waard.