It’s OK… #6: Samen salade maken
Dit is de laatste tekst binnen de It’s OK…-reeks van Mister Motley, waarvoor Nadia de Vries de gehele zomer bijeenkomsten bezocht in de Oude Kerk. De afgelopen vier maanden is de Oude Kerk minstens twee keer per week het toneel geweest van bijzondere samenkomsten en ontmoetingen. Tussen het rollen en uitpersen van citroenen door sprak Nadia Jeanne en Yvonique over hoe zij de bijeenkomsten hebben ervaren.
It’s OK… Closure
Afsluitende groepsmaaltijd
23 september 2023
Het is de laatste dag van It’s OK… commoning uncertainties. De afgelopen vier maanden is de Oude Kerk minstens twee keer per week het toneel geweest van bijzondere samenkomsten en ontmoetingen. Vanmiddag wordt de manifestatie afgesloten met een gezamenlijke maaltijd en een open mic, waarbij deelnemers de ruimte hebben om hun eigen reflectie op de bijeenkomsten te delen. De ingrediënten voor de maaltijd worden gewassen, het geluid wordt getest en de laatste teksten worden geprint. Te midden van deze laatste, voorbereidende chaos, spreek ik Jeanne van Heeswijk en Yvonique Wellen. Sinds oktober 2020 hebben zij het project samen met vele anderen ontwikkeld en nu, in september 2023, is het eerste deel van de publieke manifestatie(s) ten einde gekomen.
De afgelopen weken heb ik zes van de bijeenkomsten in de Oude Kerk bijgewoond. Tijdens deze sessies heb ik bewust niemand gesproken, ook Jeanne en Yvonique niet. Ik wilde de bijeenkomsten graag meemaken op dezelfde manier als een toevallige passant dat zou doen, met zo min mogelijk voorkennis van het programma of de manifestatie in het algemeen. In de praktijk bleek dat nog best lastig: ik praat graag met mensen, en het voelt niet natuurlijk voor mij om gesprekken uit de weg te gaan. Ik was dan ook blij dat ik Jeanne en Yvonique vandaag, na wekenlang afstand houden, eindelijk kon spreken. Hoe hebben zij alle bijeenkomsten van de afgelopen zomer ervaren?
‘Als ik op de manifestatie terugkijk, herinner ik me in de eerste plaats de mooie en bijzondere samenwerkingen en samenkomsten’, vertelt Yvonique. ‘Tegelijkertijd was het ook een intens, en bijtijds heftig proces. Binnen en rondom de institutionele ruimte van de Oude Kerk hebben we met tientallen mensen samengewerkt. Deze mensen en collectieven wilden we alle gelegenheid geven om op eigen wijze hun verhalen te vertellen, maar daarbij moesten we ook de veiligheid binnen het instituut waarborgen. Het gaat natuurlijk ook over het verhalen van verschillende realiteiten, en de daarbij horende verbeelding en bewoordingen die de groepen samen ontwikkeld hadden. We gingen soms wel in gesprek over de inhoud van de programma’s. Bij een performance waarin bepaalde vormen van geweld werden uitgebeeld, hebben we bijvoorbeeld gevraagd wat het betekent om geweld en geleefde ervaringen te reproduceren in een semi-publieke ruimte. En hoe je daar als performer bewust mee omgaat, ook al dient de performance om een specifiek soort geweld aan te kaarten. Hoe kun je dat doen op een wijze die recht doet aan de realiteiten en het verhaal dat gedeeld moet worden, zonder dat het een soort attractie wordt? Dat ging uiteindelijk bijzonder goed. Omdat al onze bijeenkomsten vrij toegankelijk waren, konden we van tevoren niet weten welke mensen er precies langskwamen om deel te nemen. Iedereen heeft weer een eigen geschiedenis en een eigen verhaal, en wanneer het op het bespreken en verbeelden van heftige situaties aankomt, wil je daar zorgvuldig mee omgaan.’
‘Daarnaast weet je ook nooit met welke intenties bezoekers naar een programma komen’, vult Jeanne aan. ‘Het is wel eens voorgekomen dat mensen naar een bijeenkomst kwamen met het expliciete doel om contrair te zijn, of te trollen. Als facilitator moet je daar dan ook flexibel in zijn. Zelf doe ik dit werk al lang, en weet ik goed hoe ik met frictie binnen een groep kan omgaan. Ditzelfde geldt voor de cirkelleiders die de verschillende bijeenkomsten samenstelden. Gezamenlijk konden wij de energie van de bezoekers dragen, ook de agressievere. Het was belangrijk om aan de bezoekers te laten zien dat meningsverschillen er konden én mochten zijn. We hebben elke bezoeker welkom geheten, ook de contraire stemmen. Daarbij moesten we wel zorgen dat we gerichte aanvallen op performers en sprekers op een gepaste manier konden weerkaatsen. Dat was, zoals Yvonique ook aangaf, soms een intens proces.’
‘Ondertussen moesten we ook nog rekening houden met de Oude Kerk als instituut,’ gaat Yvonique verder. ‘Onze bijeenkomsten vonden allemaal plaats in, of rondom, een kapel achter in de kerk. Deze kapel, ontworpen door Viola Renate en Satja Jurc Blagovic, diende als een soort toevluchtsoord voor de samenkomsten.’
‘Of als het kloppende hart ervan, liever gezegd,’ zegt Jeanne.
‘Ja. Maar ondanks onze wens om de bijeenkomsten zo toegankelijk mogelijk te maken, zijn we ons er ook van bewust geweest dat we met de manifestatie niet een soort utopie konden creëren. Een instituut is nooit een neutrale ruimte, en voor de Oude Kerk geldt dat ook. Met die wetenschap moet je dan ook verschillende benaderingen, ideeën, plannen, publieken en ritmes navigeren, die niet vanzelfsprekend aansluiten op wat een collectief project als It’s OK… vergt, met meer dan veertig samenkomsten.’
‘Ongeacht onze wens om als organisatoren, veiligere ruimtes mogelijk te maken, stond de manifestatie niet los van de bredere maatschappij en al haar angsten en vooroordelen’, zegt Jeanne. ‘Daar zijn we ons aldoor goed bewust van geweest, alhoewel het complex blijft om deze angsten en vooroordelen in actie te zien. Maar we blijven doorgaan met het co-organiseren van gesprekken en samenkomsten. Ook al sluiten we vandaag de manifestatie af, het project It’s OK… zal zelf een vervolg krijgen aan de hand van de behoeften van de omgeving en cirkels/de verschillende mensen en groepen met wie we samenwerken.’
En dan worden Jeanne en Yvonique door andere betrokkenen geroepen. Over een kwartier zal de laatste bijeenkomst van het programma beginnen. Voorafgaand aan de groepsmaaltijd, worden we verzocht om ons buiten te verzamelen op het plein. Het diner wordt namelijk letterlijk ingeluid met een compositie van Ciro Goudsmit, die op de klokken van de kerk zal worden gespeeld. Gelukkig is het weer ons goed gezind. Tot nu toe heeft het de hele dag geregend, maar om kwart voor drie – het moment waarop het klokconcert begint – is het even droog. In kleine groepjes staan we rondom de ingang van de kerk en genieten we van het geluid, en van de zon die af en toe doorkomt. Dan leidt Yvonique ons terug naar binnen: het is tijd om de maaltijd te bereiden.
Over een grote tafel, in het midden van de kerk, liggen verschillende ingrediënten verspreid. Tomaten, citroenen, takjes munt en peterselie. We gaan vanmiddag tabouleh eten. Maar die tabouleh moet eerst gemaakt worden, en dat gaan we samen doen: elke bezoeker mag zich over een onderdeel van de maaltijd ontfermen. Het idee om samen tabouleh te maken, komt voort uit een eerdere cirkelbijeenkomst van kunstenaar Isshaq Albarbary. Voor de afsluiting van de manifestatie, faciliteert hij deze gezamenlijke maaltijdbereiding met zijn mede-cirkelgenoten Ehsan Fardjadniya en Hilda Moucharrafieh. Aan tafel is het een gezellige boel. Ik zit naast ruimtelijk ontwerper Yelizaveta Strakhova en artistiek onderzoeker Karolina Wargin, en samen scheuren we de muntbladeren in kleine stukjes. Een van de andere aanwezigen had ons verteld dat er meer aroma vrijkomt als je de blaadjes scheurt, dan als je ze snijdt. Van Albarbary krijgen we kaartjes aangereikt waarop de precieze instructies van de maaltijdbereiding staan afgebeeld. Nadat we de bereidingstips hebben gelezen (de citroenen moeten gerold worden voordat je ze halveert; de tomaten moeten in zo klein mogelijke blokjes worden gesneden) geven we de kaartjes door. Yelizaveta en ik knijpen om en om een halve citroen uit en praten met Karolina, die de peterselie op zich heeft genomen. Er zijn weinig messen in omloop, dus Karolina scheurt de peterselie met haar handen. Binnen een kwartier zijn al haar vingers groen: het kruid heeft zich diep onder haar nagels gewurmd. Af en toe pauzeren we ons gesprek om te luisteren naar de bijdragen aan de open mic. We horen gedichten, verhalen, dankwoorden en provocaties. De open mic is zo een goede vertegenwoordiging van de gesprekken die de afgelopen maanden in de Oude Kerk zijn gevoerd. Er is ruimte voor humor en poëzie, maar ook voor kritiek en gemis. Het voelt extra bijzonder om te midden van al deze verhalen samen een salade te maken – alsof de bijdragen van de sprekers een ingrediënt van de eigenlijke maaltijd zijn. Ook is het interessant om te merken hoe de deelnemers hun gedrag op de bijdragen aanpassen. Bij de luchtigere bijdragen gaan we vrolijk door met het persen van de citroenen, bij andere verhalen pauzeren we juist en maken we ruimte voor de stem van de spreker.
Anderhalf uur later is de tabouleh klaar. De ingrediënten worden gemengd in een grote, metalen bak en voorzien van een flinke scheut olijfolie. Een voor een worden de kartonnen schaaltjes gevuld en daarna doorgegeven. In plaats van bestek gebruiken we een blad kropsla, dat prima als lepel fungeert. Onze handen ruiken nog naar de citroenen en de kruiden die we hebben fijngesneden, en daardoor smaakt de tabouleh extra goed: de geur van de ingrediënten heeft ons hongerig gemaakt. Nadat onze buiken zijn gevuld, worden we naar de achterzijde van de kerk geleid voor een afsluitende performance van Joy Mariama Smith, Grievance Retreat. Met schokkerige bewegingen beweegt Mariama Smith langzaam van de achterzijde naar de voorzijde van de kerk. Artists are the antidote to institutional violence, stottert hen eerst nog zachtjes; tegen het einde van de performance schreeuwt hen het luidkeels door de kerk. De performance is bijtijds komisch – bij sommige klanken hapert Mariama Smith expres overdreven – maar aan het einde ervan voel ik me diep geraakt. Binnen de context van een kerk, zoals die waar we ons nu in bevinden, krijgt de kreet van Mariama Smith een aanvullende, historische lading, eentje die we collectief in onze botten lijken te voelen. Aan het einde van de performance geven we een luid applaus, en daarna keren we terug naar de tafel om de tabouleh op te maken.
***
Aan het begin van deze reeks gaf ik mezelf de opdracht om een democratische vertelvorm te zoeken. Dat wil zeggen, een vertelvorm die de gesprekken bij elke It’s OK… bijeenkomst op een getrouwe manier weerspiegelde, zonder daarbij mijn eigen stem de hoofdtoon te laten voeren. Dat bleek een ambitieus streven. Misschien een beetje naïef, ook, want ongeacht de rol die je als schrijver op je neemt, is het onmogelijk om een compleet ontvankelijke blik te hebben. Al mijn bestaande opvattingen over taal, betekenis en structuur nam ik met me mee de Oude Kerk in. Alsook mijn persoonlijke smaak, mijn onzekerheden en mijn vooroordelen. En alhoewel ik verschillende benaderingen heb genomen tot het schrijven van mijn teksten – van persoonlijke anekdote tot informatief pamflet, en van formeel verslag tot experimentele invuloefening – bleef mijn eigen stem een centraal onderdeel van elke tekst.
Tegelijkertijd voelde het pervers om expliciet van die stem af te wijken. En elke keer dat ik het probeerde, merkte ik dat de tekst meteen aan authenticiteit inboette. In dat opzicht was het aanhouden van mijn eigen stem, en mijn eigen perspectief, misschien ook wel de eerlijkste manier waarop ik deze reeks kon schrijven. Ik kan immers niet in het hoofd, of in de belichaamde ervaring van een ander duiken. Als schrijver kan ik alleen voor mijzelf spreken, en de taal van een ander kan ik maar tot zekere hoogte overbrengen. Elke individuele schrijver blijft in die zin beperkt in hun kunnen. Om tot een tekst met een collectievere stem te komen, moet die tekst ook daadwerkelijk door een collectief worden geschreven. Dat is zo voor teksten die een informatief of communicatief karakter hebben, maar ook voor teksten die als literair werk bedoeld zijn. Op financieel en logistiek vlak wordt de drempel om een tekst te maken dan misschien hoger. Maar wat mij betreft mag dat geen excuus zijn. Er moeten praktische manieren zijn om kunstkritiek – of kunstverslaggeving – meerstemmiger te maken, ook binnen de ruimte van een enkele tekst. Daarbij is het ook nog belangrijk dat de tekst in kwestie geen performatief of geforceerd karakter krijgt. Alhoewel literaire vormen die onbekend aanvoelen, historisch gezien al snel het etiket ‘gekunsteld’ krijgen. Hoe overtuig je een lezer om dat onbekende dan toch te vertrouwen?
Ook al komt de It’s OK… reeks met deze tekst ten einde, houdt mijn persoonlijke onderzoek hier dus nog niet op. Het komende seizoen zal ik blijven nadenken over democratische vertelvormen, ook al zal ik hiervoor wellicht buiten de kaders van de kunstkritiek moeten kijken. Wel ben ik al tot de conclusie gekomen dat een tekst over een samenkomst nooit louter beschrijvend kan zijn, of enige objectiviteit kan veinzen. Bij het schrijven over de verhalen van andere mensen moet er hoe dan ook rekenschap worden gegeven van het lichaam dat luistert. Welke nuances kan dit specifieke lichaam wel, of niet overbrengen? Ik denk dat dit niet alleen een productieve vraag is voor literaire schrijvers, maar ook voor journalisten, wetenschappers en critici.
En de buurman, die tijdens het schrijven van mijn tweede tekst nog vermist was, is gelukkig weer terechtgekomen. Zijn brievenbus is weer leeg, zijn deurmat is weer schoon geklopt. Wanneer ik het trappenhuis in ga, hoor ik opnieuw zijn muziek. Alleen de wietlucht die zijn aanwezigheid voorheen kenmerkte, is nergens meer te bekennen. Volgens mij is hij gestopt met roken.
Dit is de laatste tekst binnen de It’s OK… reeks van Mister Motley, waarvoor Nadia de Vries de gehele zomer bijeenkomsten bezocht in de Oude Kerk. Deze bijeenkomsten werden gecureerd door cirkelleiders, die op uitnodiging van facilitators Jeanne van Heeswijk en Yvonique Wellen een tweewekelijks programma samenstelden. Anders dan de kunstinstallaties die met regelmaat in de Oude Kerk te vinden zijn, bestond de It’s OK… manifestatie uit gesprekken, performances en andere presentatievormen die continu in beweging waren. Via deze reeks probeerde Nadia de Vries de verschillende bijeenkomsten, die inherent vluchtig waren, een vaste vorm te geven.