It’s OK… #1: De ideale toerist
Hoe documenteer je een kunstmanifestatie die voornamelijk uit samenkomsten bestaat? Met deze vraag in het achterhoofd zal Nadia de Vries de komende weken voor Mister Motley de verschillende bijeenkomsten van It’s OK… bijwonen. De eerste bijeenkomst die ze bezoekt, staat in het teken van roots – met andere woorden, het geworteld zijn in een buurt of gemeenschap.
Sinds 2016 is de Oude Kerk in Amsterdam niet alleen een kerk, maar ook een ruimte voor hedendaagse kunst en muziek. Het gebouw heeft inmiddels talloze installaties en evenementen gehuisvest. Deze zomer vindt er in de Oude Kerk een bijzondere kunstmanifestatie plaats: de nadruk ligt dit keer niet op het tentoonstellen van voorwerpen, maar samenkomsten door en voor bewoners en bewerkers van de Amsterdamse binnenstad. Tijdens deze manifestaties worden er verhalen gedeeld, en vragen gesteld over eigenaarschap en bestaansrecht in de buurt rondom de Oude Kerk. Wie heeft zeggenschap over de buurt? Hoe gaan bewoners om met veranderingen omtrent toerisme, gentrificatie en het milieu? Wie is er veilig in de stad, en wie voelt zich bedreigt?
Op uitnodiging van de Oude Kerk, heeft kunstenaar Jeanne van Heeswijk in samenwerking met Yvonique Wellen een meerjarig collectief project It’s OK… commoning uncertainties ontwikkeld. Verschillende bestaande en nieuwe initiatieven, die die een bijzondere band hebben met het Wallengebied, manifesteren zich deze zomer in de Oude Kerk. Elke week worden er bijeenkomsten georganiseerd in het kader van actuele thema’s binnen de buurt. Niet alleen buurtbewoners, maar ook bezoekers van buiten zijn van harte welkom om aan het programma deel te nemen. Daarmee bieden de bijeenkomsten, die ‘ervaringscirkels’ genoemd worden, evenveel ruimte voor verbinding als confrontatie. De manifestatie moedigt bezoekers aan om uit hun sociale bubbel te komen, en om de waarde van frictie te zien tussen verschillende groepen. Juist door deze frictie toe te laten, ontstaan er nieuwe mogelijkheden tot begrip en verbinding.
Hoe documenteer je een kunstmanifestatie die voornamelijk uit samenkomsten bestaat? Met deze vraag in het achterhoofd zal ik de komende weken voor Mister Motley de verschillende bijeenkomsten van It’s OK… bijwonen. In zes teksten, waarvan deze de eerste is, wil ik een beeld scheppen van de vragen die tijdens deze gesprekken aan bod komen. En, specifieker nog: wat de rol van kunst is bij het beantwoorden van deze vragen.
De eerste bijeenkomst die ik bezoek, staat in het teken van roots – met andere woorden, het geworteld zijn in een buurt of gemeenschap. Wat veel buurtbewoners van de Oude Kerk misschien niet weten, is dat het gebouw tot aan 1865 nog dienstdeed als begraafplaats: tussen 1300 en 1865 werden er in totaal zo’n 60.000 Amsterdammers begraven. Tegenwoordig zijn het merendeel van deze graven geruimd, maar de grafstenen die de overledenen herdenken zijn nog altijd in de kerk aanwezig. Sterker nog, als bezoeker struikel je letterlijk over deze grafstenen: zij vormen immers de vloer van de kerk. Wat gebeurt er met onze belevenis van deze grafstenen, wanneer we de kerk hoofdzakelijk als expositieruimte benaderen? Zijn deze grafstenen dan nog gedenktekens, of zien we ze eerder als kunstobjecten? Vandaag worden we uitgenodigd om onze verbintenis tot het verleden van de kerk te bevragen. Hebben we bijvoorbeeld voorouders die vroeger in de Oude Kerk begraven lagen? En speelt de kerk een bijzondere rol in ons beeld van Amsterdam, of betekent het gebouw niet zoveel voor ons?
Voor sommigen is de Oude Kerk een jeugdherinnering. Voor weer anderen een mooi gebouw dat je onderweg naar je werk tegenkomt, of een goed onderwerp voor een foto. Ongeacht de eigen relatie tot de Oude Kerk, staan we vandaag samen stil bij het feit dat hier ooit duizenden stadgenoten begraven lagen. Allemaal individuele bewoners die ook weer hun eigen, individuele verhalen hadden. Voor hedendaagse bezoekers aan de kerk is deze informatie wellicht abstract. Het is nogal een uitdaging om een verbinding te voelen met mensen bij wiens bestaan je niet eerder bewust hebt stilgestaan. In de bijeenkomst van vandaag wordt er nadrukkelijk ruimte gecreëerd voor deze verleden bewoners van de stad. Onder de genodigden zijn een aantal lokale ondernemers die een historische connectie met de omgeving hebben. Daarnaast zijn er ook buurtbewoners aanwezig, wiens voorouders een grafsteen in de Oude Kerk hebben liggen.
‘Waarom vertellen jullie dit allemaal in het Engels?’ vraagt een bezoeker. De introductie van de bijeenkomst wordt in het Engels gegeven. ‘We komen hier allemaal uit de buurt vandaan, dus het kan toch gewoon in het Nederlands?’
Niet alle genodigde sprekers zijn het Nederlands machtig, is het antwoord. Onwillekeurig moet ik gniffelen. De globalisering van de stad, en de daarbij horende verengelsing, zijn de laatste jaren nogal een heet hangijzer. Is het dan niet typisch dat een gesprek voor en door deze historische buurt, in het Engels plaatsvindt? Nee, dat is het niet – dat is wat ik tegen het einde van de bijeenkomst geleerd zal hebben, tenminste. Als handelsstad kent Amsterdam al honderden jaren een rijke variatie aan talen en nationaliteiten. Gezien de relatief kleine oppervlakte van Amsterdam – vergeleken met andere wereldsteden, althans – is dat best bijzonder. Meertaligheid zit in het merg van de stad, en sinds de vroege zeventiende eeuw wordt er in Amsterdam al Engels gesproken. En juist omdat Amsterdam zo’n pluraliteit aan mensen en talen kent, aldus een van de sprekers, is het zo’n aantrekkelijke stad voor kunstenaars, filosofen en denkers in het algemeen. Als we over kunst en de stad gaan praten, is het dus wel zo toepasselijk om het gesprek ook open te stellen voor mensen die geen Nederlands kunnen. Vandaar de gekozen voertaal voor het programma.
De vraag van de bezoeker blijkt een mooie brug te zijn naar een discussie over toerisme. Want over toerisme klagen Amsterdammers maar al te graag, en als je de kranten moet geloven gaan de Wallen helemaal kapot aan de drommen bezoekers die hier in de buurt hun vakantie komen vieren. Maar deze houding tegenover toeristen is te eenzijdig. Toerisme geeft namelijk ook cachet aan de bedrijven die in deze populaire gebieden gevestigd zijn. Een van de genodigden runt al jaren een familiebedrijf aan de Warmoesstraat, en merkt op dat toeristen zowel direct als indirect helpen om lokale ondernemingen in leven te houden. En daar profiteren mensen die in de buurt wonen weer van. Zij houden zo ‘echte winkels’ in hun buurt, gerund door eigenaars die je bij de toonbank in de ogen kunt kijken, in plaats van dat er alleen souvenirwinkels en Albert Heijn To Go’s overblijven. Kleinere ondernemingen die in minder toeristische delen van de stad wellicht al waren omgevallen – door stijgende huurprijzen, door inflatie – blijven in het centrum overeind dankzij de klandizie van toeristen. Bij het gesprek over toerisme is een beetje nuance dus wel op zijn plaats. Wel lijkt iedereen het erover eens dat de gunstige kanten van toerisme, vooral voortkomen uit het bezoek van de meer ‘cultureel ingestelde’ toerist. Bij de dronken feesttoeristen die op een Ryanairticket de buurt komen onderkotsen, zijn beduidend minder bewoners gebaat.
Een andere spreker voegt toe dat het sowieso niet eerlijk is om toeristen automatisch als een plaag te beschouwen. Voordat we over toeristen klagen, is het belangrijk om stil te staan bij hoe wijzelf toerist zijn als we een ander land bezoeken. Hoe gedragen wij ons wanneer we op een interessante plek zijn die we nog niet kennen? In andere steden lopen wij ook wel eens per ongeluk aan de verkeerde kant van de stoep, of staan we vrijwillig in een (lange) rij voor een bezienswaardigheid. En hoewel het klopt dat sommige mensen inderdaad reizen om elders stennis te schoppen, voelt de gemiddelde toerist wel degelijk verantwoordelijkheid over de buurt die zij bezoeken. In het algemeen gaan mensen op bezoek naar vreemde steden uit nieuwsgierigheid. We willen zien hoe het leven op andere plekken is, en deze manier van leven met onze eigen ervaringen van thuis vergelijken. In die zin is toerisme een verrijking van ons leven, en ook van onze verbinding met mensen die in andere delen van de wereld wonen. Andersom geldt dit ook: toeristen die Amsterdam bezoeken, nemen de kennis die ze van Amsterdam opdoen met zich mee naar huis. Op deze manier worden de verhalen van ‘echte’ Amsterdammers niet door toerisme verdrukt, maar juist voortgezet. Het is een gullere manier om naar de grote groepen bezoekers op de Wallen te kijken.
Misschien een beetje té gul, zelfs. Want is er niet een verschil tussen de verhalen die voortkomen uit lokale gemeenschappen, en de verhalen die verteld worden door instituten? En met welke van deze twee komt de gemiddelde toerist nu eerder in aanraking? Een populair museum, bijvoorbeeld, geeft zelden een actuele weerspiegeling van de mensen die eromheen wonen. Maar ook deze blik mag, volgens de sprekers, genuanceerder. Gemeenschappen kunnen zelf namelijk ook een instituut zijn. Neem galerie W139 aan de Warmoesstraat, wiens bestuur zich al sinds de oprichting in 1979 inzet om kunst toegankelijk te maken voor de lokale bewoners. Of kijk naar de mensen die voor deze bijeenkomst naar de Oude Kerk zijn gekomen: wij vormen vandaag ook een gemeenschap binnen een instituut. Waar het op neerkomt, is dat instituten niet per definitie een gezichtsloze moloch zijn. Instituten brengen gemeenschappen voort, en andersom. Wel moet er, zoals overal in de hedendaagse samenleving, gewaakt worden voor polarisatie. Want zodra de verbinding tussen verschillende gemeenschappen en instituten spaak loopt, ontstaat er het risico op een zwart-witverhouding waarbij de inhoudelijke complexiteit van een vraagstuk – zoals de leefbaarheid van de stad – uit het oog wordt verloren. En daarbij lopen de verhalen van minder dominante gemeenschappen weer het risico om achterwege te worden gelaten, puur omdat zij niet binnen de twee uitersten van een discussie passen.
Een belangrijk risico om rekening mee te houden, aldus weer een andere spreker. Als bewoners moeten we kritisch blijven op wie we als een legitiem onderdeel van de stad zien, en wie niet. Dit is niet alleen een kwestie van toeristen en locals, of gemeenschappen en instituten. Het gaat ook om de onuitgesproken hiërarchie tussen de verschillende stadsdelen. De omgeving van de Oude Kerk – de oude binnenstad van Amsterdam – wordt in het algemeen als het centrum van de stad gezien. Maar elk stadsdeel heeft een eigen centrum, een eigen ‘hart’, in die zin. Het gesprek over buurtverbinding en thuishoren in de stad, vindt idealiter dus niet alleen met omwonenden van de Oude Kerk plaats, maar met bewoners van de gehele stad. Want het gebeurt nog te vaak dat de verhalen die uit de binnenstad komen als ‘echte’ Amsterdamse verhalen worden gezien, terwijl verhalen uit bijvoorbeeld Zuidoost als ‘Amsterdams met een speciaal smaakje’ worden behandeld. Bovendien is het belangrijk om te benoemen dat veel mensen die in het centrum van Amsterdam werken, in een ander deel van de stad of zelfs daarbuiten wonen. Hoe zorgen we dat een verbinding met onze stad niet alleen op buurtniveau, maar ook op grotere schaal plaatsvindt?
En zo komen we bij de kunst terecht. Binnen zowel gemeenschappen als instituten speelt kunst een bijzondere rol, in de zin dat kunst per definitie een onbegrensde vorm van verbeelding biedt. In de kunst is er ruimte voor een veelheid aan verhalen, en die ruimte moeten we op maatschappelijk vlak vaker – en diepgaander – benutten. Via kunst kunnen we verhalen op een democratische manier verzamelen, oppert een van de sprekers. Bureaucratische of wetenschappelijke benaderingen van het onderwerp ‘verbinding’, kunnen al snel een geforceerd karakter krijgen. Deze benaderingen hebben allebei beperkingen, die het gesprek met een individu of gemeenschap kunnen sturen. Hierdoor gaat de nuance, die de persoon in kwestie ‘eigen’ maakt, mogelijk verloren. Daarnaast is er ook de taalkwestie die al eerder aan bod kwam. Sommige mensen kunnen zichzelf nu eenmaal niet voldoende uitdrukken in het Nederlands, of het Engels, of zijn laaggeletterd in het algemeen en kunnen hun eigen verhalen dus niet opschrijven. Kunst kan hierbij als een kanaal dienen waardoor mensen zelf kunnen kiezen op welke manier zij hun verhalen vertellen. De waarde hiervan is dat individuen en gemeenschappen aan het woord komen op een manier die hen zelf goed ligt, in plaats van dat hen van bovenaf een exclusieve vertelvorm wordt opgelegd.
Op deze noot eindigt het gesprek. De bijeenkomst is voorbij, de deelnemers praten nog even na of vervolgen hun dag elders. Zelf maak ik een rondje door de kerk om de bloemstukken van beeldend kunstenaar Frank Bruggeman te bekijken. Bruggeman stelde voor de manifestatie zes bloemstukken samen, die zijn neergezet bij de grafstenen van Amsterdammers die een belangrijke rol hebben gespeeld bij – onder andere – de afschaffing van de slavernij. Tijdens mijn wandeling denk ik na over mijn rol als schrijver binnen dit project. Want als het cruciaal is om gemeenschappen hun eigen vertelvormen te laten hebben, is het dan niet dubieus om een enkel individu over verschillende gemeenschappen te laten schrijven? Wat, met andere woorden, is de rol van een schrijver binnen dit project? Dat ik hier niet als kunstcriticus zit, wist ik van tevoren. Maar ik wil tijdens deze bijeenkomsten ook geen veredelde notulist zijn. Dat klinkt wellicht als ijdelheid, maar het voelt vreemd om een bureaucratische vertelvorm toe te passen op een project dat zo duidelijk op zoek is naar andere manieren van registreren, samenbrengen, uitdrukken. Ook fictie, als een vorm die controle over de werkelijkheid probeert uit te oefenen, voelt niet gepast. Op wat voor manier kan de schrijfkunst hier dan wel een democratische vertelvorm zijn? Voor de komende weken wordt dat mijn onderzoeksvraag binnen deze reeks. Misschien is de figuur van de ideale toerist, zoals de sprekers van vandaag die omschreven, hierbij een waardevol startpunt: iemand die nieuwsgierig is, en bereid is om de verhalen van anderen in hun eigen context op te nemen.
De namen van de betrokken sprekers zijn in de lopende tekst van dit artikel anoniem gehouden om de intimiteit van de bijeenkomst te waarborgen.