Is een tentoonstelling te lezen als een roman? – met Tiiu Meiner naar Mulch Sleep van Baha Görkem Yalım
In hun solotentoonstelling Mulch Sleep bij de experimentele kunstruimte 1646 vraagt Baha Görkem Yalım het publiek om de verhalen te lezen die verankerd liggen in hun installaties. Het werk schrijft niks voor, de kunstenaar gebruikt autofictie om persoonlijke geschiedenissen en herinneringen te versmelten met het imaginaire, een evenwichtsoefening tussen vervreemding en herkenning. Marijn Bril bezoekt Mulch Sleep met curator en dichter Tiiu Meiner. ‘Je kunt een object lezen.’
Er zijn allerlei manieren om een verhaal te vertellen. Waar een geschreven vertelling is opgebouwd uit woorden, onderworpen aan grammatica, een opbouw en syntax kent, heeft visuele kunst haar eigen taal. Welke verhalen liggen er verscholen in materialen, vormen, beelden en geluiden? Kunnen we de tentoonstelling lezen als een roman, waarbij we langzamerhand vertrouwd raken met de personages en hun gedachtes en gevoelens?
Achterin de eerste ruimte vinden we een marmeren wastafel in Art Deco stijl, in de gootsteenstoppers staan verbrande takjes salie. Een onheilspellend zoemend geluid begeleidt het object en versmelt met de soundscape van de andere ruimte, een interpretatie van Schubert’s Trio Nr.2. Wanneer de kunstenaar als kind een nachtmerrie had, zei hun moeder dat die de kraan open moest zetten om zo de nare droom met het water weg te spoelen.
Ik bezoek Mulch Sleep samen met Tiiu Meiner. Ze is curator, dichter, en medeoprichter van de poëzie groep OOOReading Club. Ik ben benieuwd naar haar begrip van taal, de ritmes en symbolen die erin verschuild gaan. ‘Het heeft veel te maken met compositie,’ zegt ze. ‘Eén ding alleen kan op een bepaalde manier spreken, maar als je twee dingen naast elkaar zet, begin je een wereld te creëren, net als met een installatie als deze. Audre Lorde heeft enkele van mijn favoriete essays geschreven over wat poëzie is. Ze zegt dat poëzie naam geeft aan iets dat gevoeld wordt maar nog niet verwoord is. Bij de poëzieclub vertellen we altijd dat taal een materiaal is.’ Op dezelfde manier dat klei en hout eigen kwaliteiten hebben die je voelt in het kneden, zagen, en schuren, hebben verschillende talen klanken, intonaties, en ritmes die je als schrijver naar je hand kunt zetten. ‘Als je taal eenmaal als materiaal benadert, kun je materiaal ook als tekst gaan benaderen. Je kunt een object lezen.’
In zo’n lezing van het object heeft de gootsteen iets beangstigends. Het marmer lijkt aanvankelijk elegant en mooi. In combinatie met de salie, dat als anti-demonische kruid de sporen van slechte geesten verjaagt, krijgt het materiaal een beschermend of omhullend karakter.
De doorgang naar de ruimte met de gootsteen wordt versperd door een grote installatie van felroze satijnen dekbedden met de hand gestikt in Turkije, getoond als een wezen, een entiteit. Aan de achterzijde van de magazijnkar waarop de dekens rusten staat een levensgroot videobeeld: een oorwurm op zijn rug tussen het witte textiel, spartelend met zijn pootjes maar niet in staat om te draaien en verder te gaan. In een andere installatie zien we twee aluminium tafels, één geplaatst op de grond, de andere hangt er recht boven, als een spiegeling in de lucht. De oppervlakte is met de hand gehamerd, een patroon dat zich herhaalt in de metalen kom die ook op beide tafels terug te vinden is. De tafelpoten rusten op zoete aardappelen, alsof ze uit de kom zijn gerold, op de grond terechtgekomen en in een spel met de zwaartekracht zijn beland. De aardappels hebben scheuten, één spruit naar boven, een ander groeit een lange sliert langs de tafelpoot naar beneden.
‘Vooral deze tafel doet me denken aan slaapverlamming,’ vertelt Tiiu. ‘Ik heb een tijdje een slaapverlammingsdemoon op bezoek gehad. Ik ben eigenlijk heel erg gaan nadenken over verschillende sferen en existenties. Er zijn sferen die net zo echt aanvoelen, maar significant anders zijn. Ik heb en ik kan bestaan in deze alternatieve sferen, maar het is ook angstaanjagend. Die tafel, de deuken, het doet me denken aan deze ervaring en aan slaapverlamming omdat je niet ziet wat er is, maar je ziet de afdruk ervan. Het is bijna alsof het geluid blijft, maar het is nu in een andere ruimte. Je ziet de vorm van het geluid en de hamer, het is nog steeds even echt.’
We spreken over de tentoonstelling als een roman. Wat is het verhaal, wie zijn de karakters, wat speelt er zich af? ‘Het is een heel landschap, er zijn veel verschillende werelden op deze plek,’ zegt Tiiu. ‘Dit is een vogelperspectief, maar er is geen gevoel van zwaartekracht. Als het een roman was, wisten de personages meestal zelf niet wat er gebeurde. En dan weten de lezer en de schrijver het en hebben ze de controle.’ Baha Görkem Yalım laat ons door hun verhaal heen wandelen, als lezers bepalen we hoe dingen elkaar opvolgen. We hebben overzicht, maar worden tegelijktijd ook meegenomen in de sferen die het werk creeërt, bij tijden lijken we zelf onderdeel te worden van het verhaal.
Na ons bezoek, stuurt Tiiu mij een berichtje. ‘Ik realiseer me net dat de roze deken een sjamaan is die toeziet op de splitsing van twee werelden – de plaatsing van de tafels is een uitdrijving die plaatsvindt. De zwevende tafel is de geest die het lichaam verlaat. De gelijkenis van de tafels laat zien hoe ze uit dezelfde materie komen, maar hun verschil in deuken en aardappelgroei laat zien dat ze ook uniek zijn. De sjamaan is een oorworm die reist tussen de buitenwereld en onze binnenwereld, de echte wereld en de droomwereld, door in de gehoorgang en in de hersenen te kruipen. Als je eenmaal de oorworm ziet, besef je dat hij uitgeput is, want die reis is een uitputtende reis voor zo’n klein wezen – wat een taak is hem toevertrouwd!’
We zijn van achter naar voren gelopen. De entree wordt verlicht door wandlampen, pas bij nadere inspectie blijken de peertjes speelgoeddieren voor in bad te zijn. Een koe, een varken, een haan, als een kinderlijke esthetiek die me doet denken aan schaapjes tellen voor het slapen gaan. In de entree staan ook drie banken van plaatstaal, met op de achterzijde een digitale print. De beelden zijn zacht, vormen en kleuren vloeien in elkaar over in onscherpe representaties. Sommige delen zijn levendig en specifiek, tonen een zoen, een gezicht, een object dat iets wegheeft van een piano.
‘Het lijkt op een beeld gemaakt door kunstmatige intelligentie,’ zegt Tiiu. ‘Toen ik voor het eerst AI begon te gebruiken, begonnen mijn slaapverlammingen en dacht ik dat ik een poort naar een andere wereld had geopend.’ We kijken samen naar de verschillende beelden, zoekend naar herkenbaarheid, iets wat we kunnen duiden. Zoals in een onscherpe droom, waar bepaalde details haarscherp zijn en de rest van de ervaring zich in een waas lijkt af te spelen. ‘Dan begint alles zo te voelen,’ wijzend naar het beeld voor ons. ‘Waar niets meer een begin of een einde heeft.’
Via de straat gaan we naar de tweede ruimte, de host doet voor ons de deur van het slot. Hier is geen muziek te horen, door het blauwe licht voelt de ruimte steriel en zelfs een beetje kouder dan de vorige ruimte, of is dat pure projectie? Zes metalen foyertafels met daarop gemonteerd blauwgrijze stadionstoelen staan in een rij. Tegen de muur staat een rek met grove slagershaken, waaraan een arbeidersjas en een leren jasje hangen doordrongen van gedroogde bloemen en kunstbloemen, niet (meer) in leven zoals de ontspruitende aardappelen. Misschien is het een ander hoofdstuk van hetzelfde boek, of een ander personage.
‘De bloemen zijn veel meer… veel minder kwetsbaar,’ zegt Tiiu. ‘Dit personage is afstandelijker. Op de een of andere manier ook duidelijker. En die is een beetje meer stereotiep.’ Misschien is het hetzelfde karakter wat in de vorige ruimte nog innerlijke gedachtes en dromen liet zien, een kinderlijke kwetsbaarheid. Nu moet die zich verhouden tot de kille buitenwereld en zich gedragen zoals van hen wordt verwacht.
Aan het einde van de ruimte staat een ballenkooi, haast iets te nieuw, zonder enige gebruikssporen. Een video toont de vloer van een gymzaal, gemarkeerd met gekleurde lijnen voor verschillende spellen. Langzaam zweeft wat lijkt op een wit vel over het speelveld. Wanneer we opnieuw de stadionstoelen bekijken, ziet Tiiu een dode wesp op één van de stoelen liggen. We zoeken op wat de symbolische betekenis is van de verschijning van die wesp, en het lijkt te verwijzen naar het karakter van de ruimte zelf: besluitvaardig, specifiek, gearticuleerd en actief. De materiaalbeschrijvingen in het tentoonstellingsboekje zijn zo gedetailleerd, dat de dode wesp wel een toevalligheid moet zijn. Zelfs de ene kauwgom onder één van de stadionstoelen is benoemd. ‘Met de kauwgom komt het veel meer tot leven. Het lijkt willekeuriger,’ zegt Tiiu. ‘Deze ruimte dwingt je om op zoek te gaan naar de details. Het dwingt je om te speuren naar die uitglijder naar een andere sfeer. In het begin voelde dit erg repetitief en ontoegankelijk. Erg geproduceerd. Deze details verweven het verhaal in de objecten.’
Begint het verhaal in de huiselijke droomwereld hiernaast? Of is dit het startpunt, het stadion met haar poëzie verstopt in de details? ‘Ik heb liever dat dit de startruimte is,’ zegt Tiiu. ‘Je zit hier, je kijkt naar een lege muur, het is heel alledaags, het is een sportwedstrijd maar het is een beetje saai, dan val je in slaap en dingen beginnen uit je te ontspruiten, haken dragen je over naar de droomwereld.’
Mulch Sleep is te zien bij 1646 in Den Haag tot 7 januari 2024.