Introversie als ziekte
Een interview met Trudy Dehue
Toen de laatste DSM-lijst (het diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen) werd samengesteld, laaide er een flinke discussie op over introversie; moest het als ziekte op de lijst worden opgenomen? Wat is volgens jou als wetenschapsfilosoof de hedendaagse opvatting van introversie?
“Toen de laatste DSM in de maak was, stelden sommigen voor om introversie daarin op te nemen. Daarmee bedoelden zij ernstige vormen van terugtrekken, het gevoel er niet bij te (willen) horen, angst voor intimiteit en ongelukkig zijn. Maar in het dagelijks leven staat het woord ‘introversie’ meer voor ‘op jezelf zijn’, veel en diep nadenken. Daarom kwamen er protesten tegen opname van ‘introversie’ als ziekte in de DSM en is dit ook niet gebeurd.
Intussen staat introversie in de alledaagse betekenis wel verdekt opgenomen op allerlei plekken in de DSM. De ‘sociale angststoornis’ is bij ons niet zo aangeslagen als in de Verenigde Staten, toch spreken ook wij nu, mede door de DSM, automatisch van ‘autisme’ als iemand in zichzelf gekeerd is, van ‘depressie’ als iemand geen vrolijke Frans is of teveel ‘piekert’, terwijl we naast drukte nu ook dromerigheid als teken van ADHD gaan zien. De cirkel sluit zich doordat mensen die van nature teruggetrokken zijn, zo zelf ook gaan denken dat er iets mis is: een recept voor daadwerkelijke somberheid – de stempel depressie volgt hier vervolgens automatisch op.
De DSM is van oorsprong een Amerikaans boek, met nog altijd typisch Amerikaanse opvattingen over een goed functionerend mens erin verwerkt. Die opvattingen hebben zich op allerlei andere manieren over de wereld verspreid. Dat komt niet alleen door de DSM maar door een algemenere cultuurverandering. Ook in Nederland is het idee gaan heersen dat een normaal mens opgewekt, open en sociaal is en openlijk pret in het leven vertoont. Een duidelijke illustratie hiervan is de groepsfoto; tegenwoordig zie je groepjes studenten samen op de foto gaan met hun monden wijd opengesperd om enthousiasme uit te drukken, en ledematen alle kanten op geworpen. Een extraverte, zichtbaar opgewekte moraal. Als we vroeger ‘naar het vogeltje moesten kijken’ gingen we naast elkaar staan en zeiden hooguit ‘cheese’ om nog enigszins een lach te forceren. Een generatie voor mij deed zelfs dat niet. Tot ongeveer 1960 keek men bij een fotograaf gewoon voor zich uit, zodat oude groepsfoto’s er voor ons uitzien alsof er zojuist iemand is gestorven.”
In ‘Betere mensen’ argumenteer je dat de wetenschap de samenleving eerder maakt dan blootlegt. Dit komt doordat de wetenschap helemaal niet objectief is, maar doordrongen van waarden. Kun je dit verder uitleggen, en toepassen op de devaluatie van introversie?
“Wetenschap is altijd op theoretische uitgangspunten en definities gebaseerd, zodat zij geen reflectie van de werkelijkheid kan zijn. Daar is niks mis mee. Er is alleen iets mis als wetenschappers suggereren dat zij de woordvoerders van de realiteit zijn. Er is ook iets mis als de gebruikers van wetenschap haar gaan verwijten dat ze ‘niet objectief’ is en daarmee waardeloos zou zijn, zodra ze toegeeft dat er definities en andere menselijke besluiten komen kijken bij onderzoek. In plaats daarvan zouden de gebruikers serieus moeten meedenken over de gebruikte definities, precies zoals jullie het nu doen over introversie.
De psychiatrie is in dit opzicht dus niet uniek. Aan onderzoek naar armoede gaat ook een definitie van armoede vooraf die gevolgen heeft voor mensen. Of denk aan het tellen van daklozen: tel je de persoon mee die bij vrienden op de bank slaapt of in een zomerhuisje woont, of niet? Antwoorden op dergelijke vragen hebben eveneens gevolgen. Overigens kan onderzoek heel objectief zijn als de definitie eenmaal is vastgesteld: daklozen en ADHD’ers zijn keurig volgens de regels op te sporen zodra de termen strak zijn gedefinieerd. Dan gaan ze bovendien ook echt bestaan, al is het maar omdat de aangewezen levens hier vervolgens op worden ingericht. Alleen als je (volgens de gekozen definitie) een ‘echte’ dakloze bent ben je welkom in het slaaphuis, alleen ‘echte’ ADHD’ers krijgen toegang tot medicatie en extra tijd bij hun tentamens.”
Introversie wordt gelinkt aan negatieve kwaliteiten als ‘binnenvetten’, ‘verzwijgen’, ‘opkroppen’, allemaal enigszins ‘gevaarlijke’ eigenschappen. Hoe komt het dat we met een zo verdachte blik naar introversie kijken?
“Ja, in de ADHD literatuur is het zelfs zo dat dromerige meisjes niet meer alleen als afwezig, maar ook als stiekem, of onbetrouwbaar worden geportretteerd. En farmaceutische bedrijven verbinden ‘piekeren’ (lees: nadenken) aan depressie. Het is niet altijd zo geweest dat zwijgzaamheid iets negatiefs was. Nog niet zo lang geleden gebruikten we spreekwoorden als ‘spreken is zilver, maar zwijgen is goud’ en vonden we stille mensen de meest wijze mensen. De norm begon eind jaren tachtig te veranderen, toen het marktdenken ook Nederland veroverde. We leerden dat het om competitie en zelfpresentatie gaat. Je bent iemand als je jezelf goed neerzet. Het type Linda de Mol werd populair, een totaal ander soort presentatrice dan Sonja Barend in de jaren tachtig. Of denk aan de populariteit van Maxima als koningin. Ook ik vind haar charmant, want ik ben ook een mens van deze tijd, maar als Beatrix zich op pakweg 30 -jarige leeftijd zo jolig en extravert had gedragen als Maxima op die leeftijd deed was Nederland daar absoluut niet over te spreken geweest.”
We deden een psychologietest bij Psychologie Magazine, en introversie wordt veel gelinkt aan verlegenheid en twijfel, alsof het je overkomt en het eigenlijk slechts een negatie is van wel gewaardeerde eigenschappen. Maar introversie is niet alleen de ‘schaduwzijde’ van extraversie, hoe ziet ‘stellige introversie’: een krachtig gekozen terughoudendheid’ eruit?
“Psychologie Magazine is een bij uitstek neoliberaal blad. De moraal dat een mens zijn eigen voornaamste project is, wordt onder het mom van neutrale wetenschap van pagina tot pagina uitgevent. Bij al die zelftests gaat het er vooral over hoe je nog afwijkt van specifieke normen door de redactie van Psychologie Magazine uit de neoliberale lucht geplukt. Wat een leuke termen ‘stellige introversie’ en een ‘krachtig gekozen terughoudendheid’. In de afgelopen decennia werden we steeds meer verleid en gedwongen tot extraversie, maar het is een misvatting dat je hoogopgeleid moet zijn om deze verleiding te kunnen weerstaan, en dus ‘stellig introvert’ te zijn. Het komt neer op het nemen van jouw eigen type verantwoordelijkheid voor jezelf en voor hoe het anderen vergaat. Het lastige is dat dit voor veel mensen moeilijk te realiseren valt omdat ze murw worden gebeukt met al die zelftests en gezondheidsadviezen die hen vertellen wat er allemaal mist. Daar krijg je behoefte aan houvast van en dan lees je nog meer adviserende literatuur. Ik denk trouwens dat de impopulariteit van introversie rap aan het veranderen is. We zijn ernstiger aan het worden want we snappen dat er veel goede redenen tot zorgen zijn. Velen beginnen te beseffen dat hard nadenken en verantwoordelijkheid nemen voor de samenleving noodzakelijk is in plaats van alleen maar werken aan je eigen levensgeluk.”
Die tegenbeweging lijkt ons dan nog heel voorzichtig. Om ons heen zien we dat introversie steeds meer wordt afgeleerd, of zelfs; afgestraft. Een vriendin had een ouder-kind gesprek wat op zich al fascinerend is op een crèche, waarin het kind als kritiek kreeg zich niet sociaal opstelde tegenover de groep, maar op zichzelf was. Hoe gaat deze disciplinering in zijn werk? Niet alleen op crèche, school, werk etc., maar ook via meer onzichtbare wegen?
“Zo’n juf heeft duidelijk teveel Psychologie Magazines gelezen. Ja jullie hebben gelijk dat deze oudere trend ook nog door zet. Precies hetzelfde zag ik onlangs gebeuren bij het vierjarige kind van mijn buurvrouw. Op zonnige dagen hoor ik dat kindje de hele dag babbelen in de tuin en ingewikkelde zinsconstructies gebruiken. Maar op haar school zeggen ze dat ze een ‘taalachterstand’ heeft, omdat ze daar weinig praat. Zou dat dan niet net zo goed aan de school kunnen liggen, in plaats van het kind? En, inderdaad, ze is wat verlegen, maar mag dat dan niet? Kinderen worden sowieso de hele dag doorgelicht alsof ze aardappels of schapen zijn die door de keuring heen moeten. Net als volwassenen worden ze klaargestoomd om goed mee te draaien in een op economische vooruitgang gerichte samenleving waarin elk mens een productief element hoort te zijn.
Toen ik een zes maanden zwangere vrouw vroeg hoe het ging met haar zwangerschap, kreeg ik als antwoord ‘goed, maar zijn beentjes zijn iets te kort’. Worden de beentjes van ongeboren kinderen dus al gemeten? Waarom moet een aanstaande moeder zich over zoiets zorgen maken? Hij hoeft toch niet per se een basketballer te worden? Er gaan ook krachtige stemmen op om heel vroeg al een autisme-test af te nemen. Autisme in de klassieke betekenis van het woord is heel ernstig en de ouders van dergelijke kinderen verdienen absoluut specialistische hulp. Maar al die screening ontneemt mensen het plezier in hun kind, die ineens al prenataal een stoornis heeft. Inderdaad, het gaat via onzichtbare wegen. Dit is wat de filosoof Michel Foucault ‘de microfysica van de macht’ noemde, de macht die we op allerlei kleine manieren over elkaar uitoefenen.”
Vind jij dat je je als individu moet aanpassen aan de maatschappelijke verandering: meegaan om niet volledig onder te sneeuwen? En; Als we niet willen veranderen in volledige extraversie moet er toch een lans worden gebroken voor introversie. Voor wie deze taak? Anders gezegd; waar ligt de verantwoordelijkheid voor emancipatie van introversie, bij individuen, de politiek, wetenschap, publieke opinie, of…?
“Ik denk dat we elkaar en daarmee ook onszelf weer wat meer het recht moeten geven om de condities te ontdekken waaronder we floreren. Dat dient niet alleen het individueel geluk, maar ook het algemeen belang. Een samenleving heeft variëteit nodig tussen mensen om gezond te blijven, of te worden. Als iedereen op dezelfde wijze moet functioneren gaat de vooruitgang een te eenzijdige kant op, zoals de 19de eeuwse denker John Stuart Mill al constateerde in zijn beroemde boekje ‘On Liberty’. Niet de vraag ‘doe ik het wel goed’ of ‘doet mijn kind het wel goed’ moet leidend zijn, maar ‘wat is goed voor mij of mijn kind en wat is het goede dat ik (of mijn kind) kan bijdragen’ en ‘wat zijn de voorwaarden waaronder dat mogelijk is’. De verantwoordelijkheid voor dergelijke emancipatie ligt bij ons allemaal, hoewel ik zou willen benadrukken dat professionals in de wetenschap en de geestelijke gezondheidszorg hierbij een speciale taak hebben. Zolang ze klakkeloos de DSM blijven volgen alsof de definities van stoornissen daarin door de biologie worden gedicteerd, doen ze precies het tegenovergestelde.”
Trudy Dehue (1951) is wetenschapstheoreticus en wetenschapshistoricus. Ze was tot augustus 2016 hoogleraar aan de faculteit Psychologie van de Universiteit Groningen en is nu onderzoeker en publicist. Ze schreef onder andere de boeken De depressie-epidemie. Over de plicht het lot in eigen hand te nemen (Augustus, 2008) en Betere mensen. Over gezondheid als keuze en koopwaar (Atlas Contact, 2014). Mister Motley sprak haar over vrolijke fransen, introversie als ziekte en het recht om onder eigen condities te floreren.