In problematische tijden moet je de tijd problematiseren – in gesprek met Loom
In de serie TIJD onderzoeken ArtEZ Studium Generale en Mister Motley hoe we tijd kunnen maken voor het niet-weten als productieve kracht. ‘Het is dus tijd om de tijd zelf te gaan verontrusten, verwarren en verdraaien. Dat is een ondermijning van het modernistische idee van tijd dat sterk samenhangt met productiviteit’, aldus René Boer, een van de vijf leden van het collectief Loom.
Kunnen we tijd maken, tijd voor het niet-weten als productieve kracht? Hoe zorgen we ervoor dat niet ook het makerschap steeds meer ten prooi valt aan de wetten van de kapitalisering? Kan tijd een creatief instrument zijn? In de serie TIJD gaan ArtEZ Studium Generale en Mister Motley hier dieper op in. Voor deze serie interviewde Maarten Buser René Boer, een van de leden van collectief Loom.
Urgente thema’s als de woningnood en de klimaatescalatie vragen om efficiënte oplossingen. Toch is het volgens het collectief Loom goed om de processen daaromheen soms te laten stokken of te frustreren. Dan pas ga je jezelf vragen gaat stellen over waar je precies mee bezig bent: hetzij als individu, hetzij als groep of zelfs als hele samenleving.
Loom bestaat uit vijf individuen met heel diverse achtergronden en interessegebieden: Katía Truijen; Mark Minkjan; Michiel van Iersel; Radna Rumping en René Boer, allen werkzaam in het brede spectrum van het culture veld, van architectuur tot kunst. Het collectief neemt het voortouw in Troubling Time(s), het ArtEZ Zomerlab 2023 in Zwolle. Studium Generale biedt in die week een openbaar, gratis toegankelijk middagprogramma aan met activiteiten rondom het thema ‘tijd’. In het Zomerlab-gedeelte dat exclusief bestemd is voor de eerstejaars Art & Design, nodigde Loom een zevental ervaren kunstenaars en makers uit: Floor van Leeuwen, Daria Khozhai, Fazle Shairmahomed, Margherita Soldati, Bastiaan van den Berg, affect lab en Narges Mohammadi in samenwerking met Yannik Güldner. Onder hun begeleiding worden eerstejaars studenten uitgedaagd om het idee van tijd kritisch te bevragen. Wat er nodig is in problematische tijden, is namelijk het problematiseren van het concept ‘tijd’, zo stelt René Boer, die namens Loom dit interview geeft.
Maarten Buser
Over tijd gesproken: we doen dit interview via de gratis versie van Zoom, dus we hebben maximaal veertig minuten. Wat betekent dat voor jouw beleving van het gesprek?
René Boer
Toen Zoom populair werd tijdens de pandemie, vond ik dat de grootste productiviteitswinst: meetings duurden niet langer een uur of anderhalf uur, maar veertig minuten. Maar die limiet zet dingen wel onder druk: door omstandigheden zijn we nu vijf minuten kwijtgeraakt, dus hebben we nog maar iets meer dan een halfuur om het gesprek in te koppen.
In de praktijk helpt het natuurlijk wel om snel een nieuwe link aan te maken nadat het gesprek is afgekapt.
Lachend: Natuurlijk, er zijn altijd wel hacks en andere oplossingen.
Wat ik me afvraag: jullie beschrijven Loom op jullie website als ‘een praktijk’. Toen ik voor dit interview gevraagd werd, was er sprake van ‘een collectief’. Hoe zit dat?
Dat is iets waar we veel mee hebben gestoeid, die naam. Uiteindelijk zijn het vijf individuele praktijken die we met elkaar verweven, vandaar de naam Loom: een weefgetouw. Uiteindelijk word je dan een soort weefsel, maar we zijn ook een bureau of een beweging. Samen staan we sterker en kunnen we invloed uitoefenen op agenda’s en sterk staan tegen grote instituten (lachend:) als een soort Power Rangers. Ook kunnen we eigen bezigheden en interesses samenknopen tot grotere onderzoeksgebieden.
Gaat het echt om jullie vijf?
Nee, daar staat echt geen hek omheen. Andere professionals kunnen ook aanhaken, zodat we een ecologie aan mensen kunnen betrekken: kunstenaars bijvoorbeeld, maar ook experts op gebied van thema’s als stedelijke transformatie en erfgoed. Een overeenkomst is dat we erin geloven dat al deze mensen een interessante visie hebben, bijvoorbeeld op tijd. We willen een voortstuwende rol innemen en werken vaak vanuit de positie van curator, adviseur of tussenpersoon in allerlei netwerken of weefsels. Je kunt er een heel scala aan woorden op plakken om ons te beschrijven, maar ik merk dat als we het hebben over een praktijk voor culturele transformatie, dat dat dan resoneert bij veel mensen. Wij zijn daar blij mee, want volgens ons dekt die term goed wat we nu doen.
Met wat voor een soorten transformaties houden jullie je zoal bezig?
Dat is heel breed: onder meer stedelijk, ecologisch, maatschappelijk, artistiek, cultureel. Denk aan de grote, ruimtelijke transformatie die Nederland door gaat maken. Er gaat een complete herinrichting van het landschap aankomen: onder meer de woon- en stikstofcrises en het stijgende waterniveau. Aan dat soort uitdagingen moet het hoofd geboden worden en daar moeten we op korte termijn aan beginnen, juist omdat zulke punten zo lang zijn blijven liggen. Je kunt zoiets wetenschappelijk of als een planningsvraagstuk benaderen, maar bij Loom geloven we erin dat we daar juist vanuit een culturele of artistieke impuls een rol in kunnen spelen, door verbeelding toe te voegen.
Als er zoveel op je afkomt, kan dat verlammend werken: je weet dan niet meer waar je precies moet beginnen.
Ja, natuurlijk. Ik denk dat veel mensen momenteel denken: ‘waar zijn we aan begonnen?’ Maar er zijn ook veel positieve voorbeelden. Zo zijn we als onderzoekers en adviseurs betrokken bij een onderzoek van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en vijftien door hen geselecteerde bureaus en collectieven rond andere manieren om na te denken over wonen in Nederland. Daarvoor zijn we permanent in gesprek met architecten, denkers en activisten die al bezig zijn met die thematiek. Dan functioneer je samen als een soort ideeënmachine. Wat ik zelf trouwens altijd lastig vind, is dat systeemverandering nerveus kan maken. Als het om de woon- en klimaatcrises gaat, dan moet er echt aan de knoppen gedraaid worden. Pilotprojecten alleen zijn onvoldoende.
Hoe zit het met de verhouding tussen een filosofische en praktische houding?
We zijn nu bezig met een project voor een gemeente, waarvan ik de naam helaas nog niet kan noemen, waarvoor we schakelen tussen micro-pilots, waarin we echt met de voeten in de modder staan, en uitzoomen naar wereldwijde uitdagingen. Hoe landen die hier? We moeten flexibel zijn in het aantal schaalniveaus die we willen benutten: van het lokale tot het mondiale. Vragen stellen kan trouwens ook gewoon heel nuttig zijn. Op die manier kun je op een heel ander niveau naar andere uitdagingen kijken.
Over flexibiliteit gesproken: ter voorbereiding op dit interview kreeg ik twee projecten van jullie doorgestuurd waarin tijd een belangrijke rol speelt. Het ene is een maquetteachtige installatie en het andere is een ademhalingsoefening. Dat is in vorm nogal een verschil. Zijn er toch raakvlakken?
Die installatie heet Time Troublers: een theatrale tafel die we ontwikkelden met de Urban Futures Studio en die van plek naar plek reist: van de première tijdens de Pathways to Sustainability– conferentie in TivoliVredenburg, naar plekken waar verschillende ruimtelijke belangen spelen. De installatie kun je zien als een prototype van een klok. Door middel van objecten, geluiden en teksten, wordt de kijker geconfronteerd met een continue stroom aan snelheden en ritmes die tegen elkaar ingaan of elkaar juist versterken. Tegen de achtergrond van de klimaatcrisis ontstaat er door de ervaring met de installatie inzicht in alternatieven voor dominante opvattingen over tijd en vooruitgang, waarmee we onder andere ook beleidsmakers hopen te bereiken.
De ademhalingsoefening ontwikkelden we vorig jaar voor de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam en heet Time Out. Net als de Time Troublers-installatie is die losjes gebaseerd op het werk van de filosoof Karen Barad, die veel nadenkt over tijd en het compliceren daarvan. Zij zegt: ‘In these troubling times, we need to trouble time.’ Het is dus tijd om de tijd zelf te gaan verontrusten, verwarren en verdraaien. Dat is een ondermijning van het modernistische idee van tijd dat sterk samenhangt met productiviteit. Deze thematiek is ook de basis van Troubling Time(s), dat we als Zomerlab uitvoeren bij ArtEZ. Dat is een uitnodiging aan eerstejaarsstudenten om over deze thema’s na te denken.
Het Zomerlab van ArtEZ in Zwolle bestaat uit lezingen, maar ook uit zogeheten labs. Wil je daar meer over vertellen?
Elk jaar is er een Zomerlab voor alle eerstejaars van Art & Design, zodat ze buiten de gebaande paden van hun opleiding kunnen stappen, en in contact kunnen komen met kunstenaars en andere makers. Hopelijk worden ze zo op een intellectuele en zintuigelijke manier geprikkeld voor het vervolg van hun studie. Tijdens de labs, die in het teken staan van Troubling Time(s), worden de studenten een week lang door de makers onder hun hoede genomen.
Zijn deze zeven makers ook allemaal actief bezig met het onderwerp ‘tijd’?
Zeker. Dat doen ze elk op andere wijze. Dat kan op een speculatieve manier zijn. World building wordt dat genoemd: je een andere wereld voorstellen. Anderen benaderen het thema op een meer performatieve wijze: hoe kun je een soort diepere tijdslagen in een vertrouwde omgeving ervaren?
Over speculatie gesproken: ik heb het gevoel dat die houding de laatste jaren een opmars maakt in de kunst. Is dat ook jouw ervaring?
Dat vind ik moeilijk om te zeggen. Die benadering bestaat al veel langer, denk maar aan de futuristen aan het begin van de twintigste eeuw. In de loop der jaren komt speculatie altijd weer terug. Nu is het belang ervan ook weer sterker, bijvoorbeeld vanwege de klimaatcrisis. Het is belangrijk dat we ons samen een nieuwe voorstelling gaan maken van hoe we met elkaar kunnen samenleven.
Ik heb de indruk dat jullie praktijk heel erg draait om onderweg zijn, in figuurlijke zin; om het proces. Geloven jullie in zoiets als een einddoel?
Lastige vraag; soms wel, denk ik. Volgens mij zijn we eerder bezig met het markeren van belangrijke momenten binnen complexe processen. Een voorbeeld: een van de oefeningen voor het Zomerlab, wordt geleid door choreograaf Floor van Leeuwen. Hen laat een groep mensen in twintig minuten heel langzaam om hun eigen as draaien. Je moet zelf een voorstelling maken van de snelheid van deze draai. Daardoor kun je binnen alle chaos van zo’n zomerlab een moment van contemplatie ervaren. Samen heb je dan even een moment van synchronisatie. Dat is niet zozeer een einddoel, maar wel een moment waarop bepaalde ideeën kunnen indalen bij de studenten en andere deelnemers.
Voor mijn gevoel hangt de term ‘proces’ erg samen met efficiëntie en haperingen voorkomen. Hoe zie jij dat?
Recentelijk is een boek van me verschenen, The Smooth City, een kritiek op de gladde, gepolijste stad. In veel steden ligt de nadruk heel vaak op efficiëntie, mede dankzij alle digitale middelen die mensen tot hun beschikking hebben. Bij Loom willen we zulke processen juist vertragen en compliceren; ze ambigu maken. Dat zouden we wel willen bijdragen aan de stedelijke omgeving, bijvoorbeeld door fricties, spontaniteit en gelaagdheid toe te voegen. Dat idee staat tegelijkertijd haaks op de noodzaak die in veel crises zit. Door de toenemende woningnood zal de huidige woningvoorraad compleet opnieuw ingericht worden en dat moet liever vandaag gebeuren dan morgen. Ook als het om het klimaat gaat, is er juist efficiëntie nodig. Tóch denk ik dat we moeten blijven zoeken naar het ingewikkelde in plaats van het eenvoudige. Juist dan kun je ervoor zorgen dat iedereen mee kan doen aan het gesprek.
Als een proces soepel verloopt, betekent dat meestal ook dat je niet of nauwelijks nadenkt over wat je doet.
Nee, precies. Dan ben je ook apolitiek bezig. Als je bezig bent met een politieke transformatie, mag het best knetteren; er mag best ongemak zijn, in plaats van comfort. Dat is de essentie van democratie.
Een veelgehoord kritiekpunt op democratisch verkozen regeringen, is dat er geen langetermijnvisie is. De meeste mensen zitten er vier jaar, zo niet korter, en daarna is er weer een wisseling van de wacht. Hoe zie jij dat?
Daar ben ik het absoluut mee eens. Als ik voor mezelf spreek, geloof ik veel meer in een bottom-up-vorm van democratie, die voortkomt uit gemeenschappen, buurten en andere groepen mensen die zichzelf organiseren. Het idee van commoning is heel belangrijk: dat je samen dingen maakt en in stand houdt. Dat is een heel ander niveau van politiek. Ik geloof dat daarin nog veel meer potentie zit. Maar goed, nu spreek ik wel even voor mezelf en niet noodzakelijk voor het collectief.
Is het moeilijk mensen ervan te overtuigen om met een Loom-project mee te doen? Een samenleving is een brede groep en er zullen vast mensen zijn die liever een gewone kantoordag hadden gehad.
Cynisme is iets wat we samen moeten bevechten, onder meer door hoop te verbeelden. Dat kan al met een kleine groep mensen. Nieuwe visies hoeven trouwens helemaal niet vastomlijnd te zijn of een duidelijk einddoel hebben. Ze mogen ook ambigu zijn.
In andere disciplines waar jullie ook mee samenwerken, zoals de wetenschap, lijkt die ruimte voor ambiguïteit er niet of nauwelijks te zijn.
Wetenschappers zijn erg belangrijk als het gaat om een thema als de klimaatcrisis, maar moeten zich aan heel specifieke formats en academische standaarden houden, bijvoorbeeld voor papers. De vrijere aanpak van de kunsten kan dan helpen om een grotere groep mensen mee te nemen in het verhaal en om normen ter discussie te stellen. Andersom voorzie je dan kunstenaars van een stevige basis aan kennis over hoe dingen aan het veranderen zijn. Dat is een productieve mix.
Hoe breed leeft het verhaal over duurzaamheid eigenlijk?
Het laatste halfjaar zie je hoe snel zo’n gesprek kan veranderen. Eerst ging het over klimaatverandering, daarna over -crisis en nu zelfs over -escalatie. Het is moeilijk om daar niet cynisch van te worden: zouden we nog op tijd zijn met onze verbeeldingen om het tij te keren? Gelukkig hebben zelfs de klimaatontkenners van toen door dat er echt wel iets aan de hand is. Bovendien hebben de grootste politieke partijen van Nederland ook aandacht voor het onderwerp. Wat we ons ook afvragen: hoe gaan die jongeren om met deze vraagstukken?
Het Zomerlab lijkt me een goede kans om te kijken hoe jongeren dat het liefst proberen te doen.
Ik heb veel hoop op de nieuwe generatie studenten, dat zij het bevragen van normen meer gaan omarmen. Jongeren staan daar vaak veel meer voor open, bijvoorbeeld op het gebied van gender. Ook tijd is een domein dat we met zijn allen moeten gaan bevragen. Ik ben erg benieuwd naar hoe de studenten die thematiek gaan ervaren en hoe ze zelf de tijd gaan ontregelen, om die weer terug te veroveren.