Alex de Vries

‘Ik voelde me altijd gelukkig in de bouwkeet’ – op atelierbezoek bij Karin Daan

Interview
28 oktober 2024

Alex de Vries ging op atelierbezoek bij Karin Daan. Samen blikken ze terug op Karins praktijk als ontwerper van werk in de openbare ruimte, waaronder het Amsterdamse Homomonument, en spreken ze over waar Karin nu mee bezig is. ‘Ik heb misschien wel het meeste geleerd van het lesgeven op de academie in ‘s-Hertogenbosch. Ik was daar om de studenten iets te leren, maar ik leerde zelf heel veel van de academie en de studenten.’

De woon- en werkruimte van Karin Daan (Gennep, 1944) bevindt zich op een, voor de Nederlandse kunst, historische locatie. In 1980 betrok ze de etage boven de ruimte waarin Wies Smals (1939-1983) in 1974 kunstcentrum De Appel begon. In dat pakhuis aan de Amsterdamse Brouwersgracht houdt Karin Daan zich nu bezig met het archiveren van haar geschiedenis. ‘Ik ben geen kunstenaar, maar een ontwerper van werken in de publieke ruimte, en die praktijk heb ik in 2010 achter me gelaten, toen ik stopte als adviseur beeldende kunst bij Kunst en Bedrijf.’ Dat neemt niet weg dat Karin Daan in de Nederlandse kunst een grote naam is dankzij haar monumentale werken waarvan het Homomonument aan de Westermarkt in Amsterdam het bekendst is.

Karin Daan – Homomonument, Westermarkt, Amsterdam, 1987. Foto: Lena Leen.

Alex de Vries

Je bent opgegroeid in een artsengezin. Hoe ben je opgevoed?

Ik werd geboren op 25 september 1944 in de schuilkelder omringd door zesentwintig mensen, toen mijn ouders vanwege de geallieerde invasie hun huis in Plasmolen hadden verlaten. Ik was de eerste dochter in een gezin van zeven kinderen. Ik was het vijfde kind en ik heb een boek waarin staat dat vijfde kinderen vaak homoseksueel zijn, haha. Ik heb vier oudere broers, en een jongere broer en zus. Ik heb ook nog een halfbroer, die is net zo oud als ik, uit een buitenechtelijke relatie van mijn vader die een womanizer was en mijn moeder meteen vertelde dat ze niet de enige vrouw in zijn leven zou zijn en dat heeft ze geaccepteerd. Mijn moeder, Tietske Stiemens [1906-1993, AdV], had in Amsterdam medicijnen gestudeerd en won op jonge leeftijd al een wetenschappelijke prijs en was voorbestemd voor een bijzondere carrière, maar het liep anders. Ze won een lot uit de loterij en kocht een auto. Meteen tijdens de eerste rit kreeg ze een ongeluk en liep een dubbele kaakfractuur op. Bovendien kreeg ze tuberculose en moest zes jaar kuren en ontmoette in die tijd mijn vader op wie ze verliefd werd.

Mijn vader, Albert Daan [1900-1988, AdV] was longarts en radioloog met een intellectuele, culturele en filosofische belangstelling. Hij werd districtsarts van het consultatiebureau in Zutphen en was actief lid van het Humanistisch Verbond. Mijn moeder was atheïst. We woonden in een groot huis in Wilp, aan de Gelderse kant van de IJssel, en wij kinderen konden allemaal goed leren en gingen naar het gymnasium en daarna studeren.

Wat waren de verwachtingen in het gezin ten aanzien van jou?

Ik ging natuurlijk ook naar het gymnasium, maar ik bleef in de derde klas twee keer zitten. Ik ben de enige van ons gezin die het gymnasium niet heeft afgemaakt. In mijn puberteit mislukte ik een beetje. Ik had geen tekort aan hersenen, maar ik stagneerde. Het was moeilijk. Ik ging naar de kweekschool in Deventer. Daar had ik een tekenleraar die tegen me zei dat ik goed kon kijken en naar de kunstacademie moest gaan. Dat advies heb ik ter harte genomen en zo kwam ik in 1965 op de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem.

Je kwam daar op de afdeling Monumentaal Nieuwe Stijl terecht, onder leiding van Berend Hendriks en Peter Struycken, te midden van allemaal jongens zoals Bas Maters, Jan Hein Daniëls, Eugène Terwindt en anderen. Welke positie nam je in?

De opleiding was me op het lijf geschreven en ik maakte er volwaardig deel van uit. Ik was van huis uit gewend om me in een mannenomgeving staande te houden. Het was wel een macho-gemeenschap, die Arnhemse School. Ik was erg gemotiveerd en leerde een vak. Ik was een van de beste studenten. Mijn scriptie schreef ik over het Apollinische en Dionysische in de kunst en ik won de academieprijs samen met John van Straten, een student grafische vormgeving, met ons dierentuin-ontwerp voor Ouwehands Dierenpark in Rhenen dat helemaal uit cirkels was opgebouwd, zodat de dieren niet in een hoek konden worden gedreven. Daar was veel lof voor. Voor het eerst van mijn leven was ik gewoon goed en geen kneus of een kind van de melkboer.
Peter Struycken heeft me heel veel geleerd en ik heb hem ook zeer bewonderd. Ik vond het fascinerend wat hij me leerde, met name over kleur. Ik was niet meer te stuiten.
Berend Hendriks was geweldig, echt een man van de wereld, getrouwd met een Française. Hij was de vaderfiguur die je zo begeleidde dat je er bevlogen van raakte. Hij leerde ons niet alleen de beginselen van de monumentale kunst, maar ook hoe we moesten leven en hoe we ons sociaal moesten gedragen. Dat aspect van de kunstopleiding heb ik later zelf als docent ook uitgedragen.

Karin Daan – Cascade, Hoogeveen, 1995.
Karin Daan – Cascade, Hoogeveen, 1995.

Wist je op de academie dat je homoseksueel was?

Nee, ik had veel belangstelling van jongens en dacht helemaal niet na over mijn geaardheid, hoewel ik aan seks met mannen weinig plezier beleefde. Ik zocht ze niet op, maar zij zagen mij wel, dus ik had altijd wel jongens achter me aan. Pas na de academie ontdekte ik dat ik van vrouwen hield. Mijn broers die biologie hadden gestudeerd, brachten een collega mee naar huis, Maureen, een Amerikaanse, en ik werd overvallen door een uitslaande begeerte. Ik was 26, ik hoefde niet uit de kast te komen, want ik heb nooit in de kast gezeten. Opeens was me duidelijk dat ik altijd zo ben geweest, en dat het mijn seksuele identiteit was. Ik kon het wel van de daken schreeuwen, kocht een geel jasje en ging achter de vrouwen aan.

Hoe reageerde je omgeving daarop?

Het werd geaccepteerd. Mijn moeder zei toen ik het haar vertelde: Kind, als je maar gelukkig bent, maar vertel het maar niet aan je vader. Dat heb ik niet gedaan maar later had hij het wel in de gaten. ‘Je zou een goede zoon zijn geweest’, zei hij ooit eens tegen me. In ons gezin werd ik er niet anders om behandeld en iedereen ging er zonder enige reserve ruimhartig mee om. Het besef dat je een uniek mens bent, was bij ons vanzelfsprekend. Dat gaat ver terug, want mijn grootmoeder, de schrijver M.M. Stiemens-Hopman [1881-1959, AdV] publiceerde in de jaren twintig boeken als ‘Meisje’, ‘Jongen’ en ‘Vrouw’ die opvoedkundig waren en over psychologische ontwikkeling gingen.

Hoe ziet je leven er nu uit?

De laatste achttien jaar ben ik samen met Wanda Werner met wie ik heel gelukkig ben. Vòòr Wanda dacht ik lange tijd, dat ik niet geschikt was voor een relatie en besloot genoegen te nemen met het besluit een interessante oude vrouw te worden. Wanda woont en werkt in Groningen met Marte Röling & Partners waar ik vaak ben. Ik ben daar gelukkiger. Voor ik Wanda kende zat ik dag en uur in het café. Ik heb daar niks meer te zoeken. Ik heb veel vrienden en familie waarmee ik verbonden ben. Werken doe ik niet meer in opdracht. Ik zou het niet meer kunnen noch willen.

In mijn werk gaat het om het leggen van contact met de mensen voor wie ik het maak.

Je noemt jezelf ook bewust ontwerper?

Ja, ik kan niks maken met mijn eigen handen. Ik hou erg van reizen en van kijken, van plekken, pleinen, buitenruimte. Ik heb een enorme boekenkast met eigenlijk alleen maar boeken waar je in kunt kijken, al heb ik heb ook wel veel gelezen. Ik heb veel dingen opgezocht die ik wilde zien en dat inspireerde me enorm. Mijn mooiste reizen waren de academiereizen, vroeger al in Arnhem en later als docent in ’s-Hertogenbosch en op de Academie van Bouwkunst in Arnhem. Ik zat altijd vooraan in de bus. In mijn werk gaat het om het leggen van contact met de mensen voor wie ik het maak.

Karin Daan – De Lange Glijbaan, Ganzenhoef, Bijlmer, Amsterdam, 1976.

Je hebt vanaf de jaren zeventig tot 2010 veel werk in de openbare ruimte gerealiseerd. Hoe kwam je aan je opdrachten?

Dat begon al op de academie. Berend Hendriks zei tegen Aad van IJperen van Kunst en Bedrijf: je moet goed voor mijn kinderen zorgen en dat heeft hij ook gedaan. Ik kreeg meteen al opdrachten, misschien ook wel juist omdàt ik een jonge vrouw was. Ik had direct een prestigieuze prijs te pakken voor mijn eerste opdracht, de Sikkensprijs voor het kleurproject voor de Markt van Eygelshoven in 1972.Ik ben dus een ontwerper en laat werk uitvoeren. Daar ben ik goed in. Ik voelde me altijd gelukkig in de bouwkeet. Ik kon goed met mensen uit de bouw praten over hoe ik het wilde hebben. Dat vonden ze ook altijd leuk. Ik heb ontdekt dat ik meer denk als stedenbouwkundige dan als architect. Ik teken alles in plat vlak, en ik weet niet hoe je het construeert. Ik bewonderde mijn broer Gunnar, de architect, en vooral ook zijn tekentafel, kijk wat ik heb: een forse tekentafel. Mijn meesterwerk op stedenbouwkundig gebied is het Homomonument, dat niet alleen voor ons homo’s iets betekent, maar ook van grote waarde is voor de stad, voor iedereen.
Ik heb ook veel advieswerk gedaan, waar ik goed in was vanwege dat stedenbouwkundige oog. Maar ik heb het te veel gedaan. Ik heb bijna overal ingezeten: het Praktijkbureau, Rijksgebouwendienst, Fonds BKVB, Kunst en Bedrijf, diverse gemeentelijke kunstcommissies… Uiteindelijk heb ik me in 2011 als ondernemer laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel.
In 2014 ben ik ernstig ziek geweest, en bleek coeliakie te hebben, glutenintolerantie, een auto-immuunziekte waar goed mee te leven valt. Ik was toen al gestopt met mijn beeldende praktijk.

Ik heb misschien wel het meeste geleerd van het lesgeven op de academie in ‘s-Hertogenbosch. Ik was daar om de studenten iets te leren, maar ik leerde zelf heel veel van de academie en de studenten.

Je hebt altijd veel werk gehad, maar je vond het ook belangrijk om voor vrouwen in de beeldende kunst op te komen. Je hebt in 1977 met Josine de Bruyn-Kops, Liesbeth Brandt Corstius en Christa van Santen de SVBK, de Stichting Vrouwen in de Beeldende Kunst opgericht. Waarom vond je dat belangrijk?

Ik was en ben een feminist in hart en nieren. Dat was ik al jong bij ons thuis. De opvoeding ging ervan uit dat mannen de eerste viool spelen. De wereld om me heen was masculien, patriarchaal. Maar mijn moeder was in feite sterker dan mijn vader.
In de praktijk van de beeldende kunst vond ik het nodig voor de positie van vrouwen op te komen. De dienst werd toch door mannen uitgemaakt, al had ik daar in mijn eigen praktijk niet veel last van. Ik was strijdbaar en wilde voor mijn vrouwelijke collega’s opkomen die museaal werden genegeerd. Ik had zelf ook wel te maken met discriminatie. We hadden al spoedig een grote groep vrouwelijke beeldende kunstenaars om ons heen, met talloze werkgroepen. Zo maakten we met een groep constructivistische vrouwen een zeefdrukmap, die we o.a. in Parijs bij het Institut Néerlandais exposeerden. Het was een initiatief van Truus Wilmink. Ik maakte er mijn enige autonome kunstwerk voor in rood en roze. De man van Truus zei tegen me: waarom is het niet blauw? Dat vond ik een belachelijke opmerking. Dat roze was hem waarschijnlijk te homoseksueel.
Altijd is alles ‘gewetenschapt’ vanuit het perspectief van de man. Wanda en ik lezen nu het boek Eva van Cat Bohannon waarin de evolutiebiologie wordt beschreven met de vrouw als middelpunt. Dan krijg je een ander wereldbeeld. We zijn niet meer dan de man, en zeker niet minder. Vrouwen en mannen zijn evenwaardig.
In mijn vakgebied zijn nu veel meer vrouwen actief dan toen ik begon: Hester Oerlemans, Maria Roosen, Isa Genzken, Milou van Ham, Pippilotti Rist … allemaal niet echt environemental design maar ze werken wel heel mooi in de publieke ruimte.

Wat vond je in je praktijk het fijnste om te doen?

Ik heb misschien wel het meeste geleerd van het lesgeven op de academie in ‘s-Hertogenbosch. Ik was daar om de studenten iets te leren, maar leerde vooral heel veel van de studenten. Wat ik als kwetsend heb ervaren is dat ik als docent op de academie eigenlijk naar huis ben gestuurd op mijn 61ste. Opeens werd me gevraagd mijn studenten te begeleiden bij opdrachten die door anderen werden geformuleerd en zo werkte ik helemaal niet. Daardoor kon ik niet meer hun werk vanuit mijn eigen benadering met ze bespreken. Het lesgeven werd me zo onmogelijk gemaakt. Ik voelde me vernederd. Ik was te oud, te duur en te dwars. Ik kan er nog tranen van in mijn ogen krijgen. Ik had er zoveel liefde voor. Ik was niet oud, ingeslapen of lui, maar werd gewoon gedumpt.

Karin Daan – Canopus, brug, Rijnsweerd, Utrecht, 1991.
Karin Daan – Canopus, Rijnsweerd, Utrecht, 1991.

Het lot van veel kunst in de openbare ruimte is dat het na verloop van tijd verdwijnt of soms zijn functie verliest. Is dat met jouw werk ook gebeurd?

Ja zeker en dat is ook begrijpelijk, de wereld, de stad, de plek veranderen continue. Environmental Design, zoals ik noem wat ik maak, verdwijnt vaak na zekere tijd. Zo niet het Homomonument, want dat is een gemeentelijk monument inmiddels en daardoor beschermd. Het is mijn beste werk en ik ben er erg trots op, en erg blij mee. Het heeft zeven jaar geduurd voordat het ontwerp tot uitvoering kwam, omdat het destijds veel weerstand moest overwinnen.
Mijn lange glijbaan bij metrostation Ganzenhoef is daarentegen weg, terwijl het zo geliefd was bij de bevolking van de Bijlmer. En werkelijk om een waanzinnige reden: omdat kinderen er met hun capuchonkoordjes aan zouden kunnen blijven hangen, wat nooit gebeurd is. Om veiligheidsredenen mocht het niet meer. Een kind mag ook niet meer in een boom klimmen. Een kind mag niet meer vallen.
Veel van wat ik gemaakt heb is weg of verbouwd. Het is misschien treurig, maar tegelijkertijd ook niet zo erg. Het is dan toch een aantal jaren heel erg leuk en geliefd geweest.
Mijn grootste monumentale werk, de Canopus in Rijnsweerd in Utrecht, een verwijzing naar de villa van Hadrianus in Tivoli bij Rome, wat van meet af aan vaak te groot, te duur en te elitair werd gevonden roept nu dertig jaar na dato allerlei nare reacties op. Er liepen twee mensen in omdat ze dachten dat het oranjekleurig kroos op het water (vanwege gebrek aan onderhoud) gravel was. Nu staan er borden bij: Pas op! Kijk uit!

Wat doe je nu met je tijd?

Ik archiveer mijn leven. Ik ben een kind van mijn ouders. Ik heb een familiekast met alle fotoboeken van mijn ouders. Mijn vader legde zijn leven daarin vast en hij dacht erover na. Hij bewaarde alles wat hij belangrijk vond. Mijn moeder schreef er ook in. Ze begonnen ermee toen ze trouwden in 1936, raakten alles kwijt bij het bombardement op hun Molen vlak voordat ik geboren werd en pakken de zaak weer op als ze in 1947 eindelijk een eigen huis vonden nabij Deventer, het heerlijke huis waar wij opgroeiden. Mijn vader hield ook een logboek bij dat door mijn zus is gedigitaliseerd. Mijn studio is nu meer een documentatiecentrum. Een familieproject dat we nu net realiseerden is de expositie van het wandkleed (28 meter lang en 45 centimeter breed), dat mijn ouders tussen 15 oktober 1953 en 1 maart 1959 hebben gemaakt voor onze huiskamer, wat we bij ons thuis ‘het kleedje’ noemden en dat van 23 augustus tot en met 25 oktober 2024 te zien was in de Walburgiskerk in Zutphen. Het wandkleed vertelt het verhaal over de geschiedenis van het ontstaan van leven op aarde eerst en van het menselijk denken later. Mijn vader maakte de tekeningen en hij begon bij de oerknal. Mijn moeder borduurde het. Met haar eerste borduursels ging ze naar Ernée ’t Hooft [1911-2004, AdV], een befaamde Nederlandse textielkunstenaar van wie werk in het Rijksmuseum hing. En zij zei: je kan het absoluut. Mijn moeder werd een fabuleus borduurster. Wij hebben er een boek over gemaakt in eigen beheer in het Engels, in de veronderstelling dat er dan mogelijk een markt voor was. Voor de conservatie van het kleedje hebben we advies ingewonnen bij Marianne Maar die bij het Textielmuseum heeft gewerkt. Daar was overigens voor dit werk geen enkele interesse, waarschijnlijk omdat het niet het niveau heeft van beeldende kunst. Het is weliswaar ‘huisvlijt’ maar het hele denkwerk erachter is van hoog niveau. Ze waren er hartstochtelijk mee bezig. De opening in Zutphen was een megasucces.

Advertenties

Ook adverteren op mistermotley.nl ? Stuur dan een mail naar advertenties@mistermotley.nl

#mc_embed_signup{ font:14px Riposte, sans-serif; font-weight: 200; } #mc_embed_signup h2 { font-size: 3.6rem; font-weight: 500 } #mc_embed_signup .button { border-radius: 15px; background: #000;} #mc_embed_signup /* Add your own Mailchimp form style overrides in your site stylesheet or in this style block. We recommend moving this block and the preceding CSS link to the HEAD of your HTML file. */

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

* verplicht
Email formaat
(function($) {window.fnames = new Array(); window.ftypes = new Array();fnames[0]='EMAIL';ftypes[0]='email';fnames[1]='FNAME';ftypes[1]='text';fnames[2]='LNAME';ftypes[2]='text'; /* * Translated default messages for the $ validation plugin. * Locale: NL */ $.extend($.validator.messages, { required: "Dit is een verplicht veld.", remote: "Controleer dit veld.", email: "Vul hier een geldig e-mailadres in.", url: "Vul hier een geldige URL in.", date: "Vul hier een geldige datum in.", dateISO: "Vul hier een geldige datum in (ISO-formaat).", number: "Vul hier een geldig getal in.", digits: "Vul hier alleen getallen in.", creditcard: "Vul hier een geldig creditcardnummer in.", equalTo: "Vul hier dezelfde waarde in.", accept: "Vul hier een waarde in met een geldige extensie.", maxlength: $.validator.format("Vul hier maximaal {0} tekens in."), minlength: $.validator.format("Vul hier minimaal {0} tekens in."), rangelength: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1} tekens."), range: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1}."), max: $.validator.format("Vul hier een waarde in kleiner dan of gelijk aan {0}."), min: $.validator.format("Vul hier een waarde in groter dan of gelijk aan {0}.") });}(jQuery));var $mcj = jQuery.noConflict(true);

Meer Mister Motley?

Draag bij aan onze toekomstige verhalen en laat ons hedendaagse kunst van haar sokkel stoten

Nu niet, maar wellicht later