Ik heb geen vrienden
Beste mister Motley, Ik woon in een grote plaats in midden Nederland, ik heb een baan en een fijn leven. Toch heb ik weinig vrienden en voel me daardoor soms eenzaam. Ik ben niet goed in vrienden maken. Wat doe ik mis, wat is er mis met mij, vraag ik me voortdurend af. Wat kan ik doen, hoe maak je vrienden? (Naam bij de redactie bekend)
Het was in een eenzame periode dat ik op een ochtend wakker werd en mijn droom herkauwde: in een blauwgroen roeibootje dobberde ik op een oneindige zee. Links en rechts passeerden grote schepen met vreemde namen. Geen ‘Greetje’ uit Hannover maar bijvoorbeeld ‘Better rival still lives in New York’. Ah, mijn oude klasgenoot die net wat meer ideeën had dan ik, en met wie ik ‘s morgens pannenkoeken bakte met stroop, voedzaam en goedkoop. Met wie zou hij nu ontbijten? Een vreemd bootje dat op de skateboard gemonteerd leek haalde me in, ‘I hate with you’. ‘Childhood friend who got to stay skinny’ ‘Mediocre Ethnic artist’. Al mijn vrienden passeerden, gelabeld met een kernzin, als het etiket op een potje jam.
Wat zijn er veel vrienden verdwenen, en dat terwijl ik dacht en hoopte dat vriendschappen voor eeuwig zouden zijn. Onverzettelijk, onverplaatsbaar, voor altijd, zoals de massieve ronde punt van Carl Andre die ik een keer op een viersprong tegenkwam in het bos van museum Kroller Muller. Maar vrienden blijken passanten in je leven, zo ben ik vrienden kwijtgeraakt doordat ze een relatie kregen, door de loop van de tijd, door verhuizingen en depressies, door een ruzie. Vrienden komen en gaan, ook als je wilt dat iedereen blijft. Als schepen in de nacht. Een harde dobber, maar waar. Ik duik en grijp mijn laptop die tussen de tijdschriften naast mijn bed slingert en ik google mijn droom, en ja ,daar staat de tegelwijsheid, ik had het kunnen weten.
Ships that pass in the night, and speak each other in passing, only a signal shown, and a distant voice in the darkness; So on the ocean of life, we pass and speak one another, only a look and a voice, then darkness again and a silence. Henry Wadsworth Longfellow.
In deze eenzame periode las ik in de krant over een cursus vrienden maken. Mijn sombere gemoed klaarde op, dat ga ik doen, hoe gênant ook, iedere week een vaste avond met andere eenzame zielen. En hoe simpel, mijn nieuwe vrienden zouden samen met mij aan tafel zitten. Maar nee, ik had niet goed gelezen en te snel gereageerd, te veel vanuit hoop ingevuld, deze cursus werd aangeboden via het internet, ieder in z’n eentje achter het scherm. Iedere dag vond ik in mijn inbox een formulier om te inventariseren hoe het die dag met mijn contacten was gegaan.
De cursus leerde vriendschappen te benoemen en te categoriseren: vriendschappen met een grote V, dat zijn de beste vriendschappen die je je kan voorstellen, dan heb je vrienden waarmee je iets onderneemt, de wandel en kaartvrienden, en daarna komen de kleine v’s, de mensen die iets voor je doen, zoals de plantjes water geven als je een weekend naar Parijs gaat en als laatste de piep-, piep-, piepkleine v’s, zoals de postbode die een praatje met je maakt.
Nadat ik een week lang braaf alle lijstjes had ingevuld en me realiseerde dat de grote V in mijn leven ontbrak zocht ik alle boekjes van beeldend kunstenaar Simon Evans bij elkaar: Evans inventariseert zijn leven, hij brengt emoties onder in categorieën, als ‘Symptoms of Loneliness’, ‘Wednesday represented as a piechart’ of ‘Everything I have’. Meestal worden lijstjes gemaakt in een poging om de wereld te begrijpen door te noteren en te ordenen: om een helder beeld te krijgen van de realiteit. Maar de lijstjes van Simon Evans ontsnappen juist aan die logica, ze saboteren het idee dat je de boel onder controle zou kunnen krijgen. De wereld laat zich immers niet dwingen in een systeem, altijd ontsnappen er dingen, een opsomming is maar een hapje uit het grotere geheel dat voor een mens niet te bevatten is.
Het categoriseren van vrienden, heeft eenzelfde relativerende versimpeling, zo veel blijft onbenoemd. Misschien is de vriendschap met je jeugdvriendin die je nog twee keer per jaar ziet wel het meeste waard. Juist het willen afbakenen van emoties laat zien hoe ongrijpbaar ze zijn, veelzijdig. Het leven laat zich niet in lijstjes onderbrengen.
Ik mailde een vriendin van me die de kunst van het vrienden maken leek te beheersen, zij zat nooit verlegen om een maatje om mee naar het theater te gaan, haar feestjes waren altijd druk bezocht. Maar ook haar werkelijkheid bleek iets grijzer dan ik dacht. Ze had sportvrienden, kunstkijkvrienden, dansvrienden. (categorie kleine V dus) ‘Want met elkaar afspreken om te praten, dat kan je niet eeuwig doen, wat moet je dan zeggen?’ schreef ze me. Dat klopt, praten is beperkt, maar delen is misschien wel essentieel. Gewoon vertellen hoe het met je gaat, ik voel me vandaag een beetje eenzaam, ik ben wat droef al weet ik niet zo goed waardoor het komt, mijn god wat haat ik die collega!, dat soort dingetjes. En dat je dan ieder nog een slokje van je Leffe tripel neemt.
Ze schreef ‘Niemand is perfect, maar mensen hebben elkaar nodig. Soms moet je best wel saaie gesprekken aanhoren en soms ben ik zelf te suf of te ver weg om een gesprek interessant te houden. Mijn devies is: ga ervan uit dat je alleen bent in het leven. Neem de vrienden niet al te serieus, maar wel de vriendschap.’
Op vrijdagochtend in een parkje keek een oude man me indringend aan, hij zat naast me op een bankje, ongemerkt waren we in een gesprek gerold, via de vogeltjes, de koolmees en de mus, naar vriendschap. ‘Veel mensen om me heen zijn er niet meer, mijn vrouw is overleden, toch geniet ik van alle intieme momenten, ieder moment dat ik iets deel met een ander en me verbonden voel. Al die fijne momenten, sluit ze in je hart.’ Deze piepkleine V had me meer opgeleverd dan alle lijsten van de cursus. Vanaf dat moment inventariseerde ik geen vrienden meer (die lijst vol kleine v’tjes zag er toch altijd armoedig uit omdat ik op zoek was naar de grote V) maar ik maakte een lijst van de gedeelde intieme, verbonden momenten, een lijst als een lange warme zelfgebreide sjaal. Toch een lijst.
Foto’s: Simon Evans, People I Know, 2013