‘Ik eigen het me toe dat de buitenwereld iets van mijn beperking vindt’ – op atelierbezoek bij Lotte Werkema
Typerend voor het werk van Lotte Werkema is dat ze toont hoe ze haar aanwezigheid moet bevechten, terwijl ze tegelijkertijd door haar rollator, rolstoel en lichamelijke hulpstukken juist duidelijk zichtbaar is. ‘Mensen zijn zo vrij mijn lijf te becommentariëren, maar dat kan ik beter zelf doen. Dan ligt de bal bij mij. Als de goegemeente, de kunstwereld of de politiek daar maatschappelijk verzet in ziet, dan accepteer ik dat.’ Alex de Vries bezocht haar atelier en ging met Lotte in gesprek.
In het gebouw De Munt, beheerd door stichting Door, naast het Teekengenootschap Pictura in Dordrecht, bevindt zich het betrekkelijk kleine atelier van Lotte Werkema (Dordrecht 1981). Net als haar tweelingzus Mijke, die aan de Mime-opleiding in Amsterdam studeerde, was ze van jongs af geïnteresseerd in toneel. Ze speelde op school en bij Jeugdtheater Hofplein in Rotterdam. Iedere toneelschool waar ze auditie deed – Amsterdam, Arnhem en Maastricht – wees haar af. Wellicht vanwege een gebrek aan talent, maar Lotte Werkema is spastisch en die lichamelijke beperking blijft in haar leven vaak onuitgesproken, en wordt soms botweg onbeschaamd opgevat als complicerende factor. Na een aantal jaar gewerkt te hebben in de communicatie en journalistiek heeft ze sinds 2017 gekozen het beeldend kunstenaarschap.
‘Op mijn negentiende, na die mislukte audities bij de toneelscholen, heb ik me aangemeld bij de Rietveld Academie, maar dat heb ik niet doorgezet, omdat het toch voelde als een tweede keus waar ik onvoldoende voor gemotiveerd was. Ik ben daarom eerst journalistiek en daarna filmwetenschappen gaan studeren en schreef mijn masterthese over Disability in de Nederlandse cinema.’
Lotte Werkema had een interessante loopbaan, onder andere als webredacteur bij de VPRO en werkte voor programma’s als Buitenhof en Zomergasten. Als journalist schreef ze voor regionale dagbladen en ze was onder meer medewerker bij een wetenschappelijk platform voor Disability Studies. Ze kreeg twee kinderen die inmiddels 11 en 8 jaar zijn en besloot daarna dat het tijd was om werk te maken dat ze niet voor anderen uitvoerde maar tegemoetkwam aan haar eigen kunstzinnige ideeën en voornemens. Ze ging naar de Nieuwe Academie Utrecht (NAU) waar ze in 2022 afstudeerde en geeft voortvarend invulling aan haar professionele praktijk als beeldend kunstenaar.
‘Tijdens mijn geboorte heb ik door zuurstofgebrek een hersenkwetsuur opgelopen waardoor ik spastisch ben. Mijn linkerhersenhelft is beschadigd en daardoor kan ik vooral mijn rechtervoet niet volwaardig gebruiken. Ik draag een speciale schoen met een spalk. Maar ook mijn rechtergezichtshelft en rechterhand zijn, zij het in mindere mate, door die beperking getroffen. Ik kan niet lang lopen en maak gebruik van een rollator of een rolstoel.
Met name in de Verengde Staten is er al sinds de jaren zeventig een actieve kunstenaarscommunity vanuit de disability studies ontstaan waarvan de vertegenwoordigers een zelfbewuste praktijk hebben ontwikkeld om een zelfstandige positie in de kunstwereld te krijgen. In Nederland is zo’n gezamenlijke bewustwording en vertegenwoordiging veel minder aanwezig.
Het vreemde is dat ik me niet zo associeer met de fysieke beperking van een ander, zelfs niet met die van mezelf. Onbewust beschouw ook ik die handicap toch als iets onwenselijks, iets wat maar beter genegeerd kan worden. Iets wat niet past in het beeld van mijzelf. Ik heb de maatschappelijke blik op mijn handicap geïnternaliseerd.’
‘Maar als iets niet lukt, of er gaat iets mis, moet ik het probleem erkennen. Altijd als ik weer eens val, word ik woedend. En ik moet vaak mensen om hulp vragen, dat ze me een arm geven of me op een andere manier ondersteunen. Mensen willen me graag helpen, het streelt hun eergevoel, ze verrichten een goede daad. Daar tegenover staat dat je als hulpbehoevende altijd je dankbaarheid moet tonen. Dat conflicteert; voor mij is het niet prettig om altijd om hulp te moeten vragen. Bij de vijfde keer dankjewel zeggen wordt het sleets.’
‘Je wordt vaak uit het niets op je fysieke situatie aangesproken. Hetzij door een gebouw of een trein waar je niet zonder meer naar binnen komt. Maar ook door vreemden. Toen ik op de Amsterdamse Toneelschool tijdens de auditie mijn solo moest spelen zag een docent me binnenkomen. Domweg riep hij door de zaal: ”Gaat dát nog over?” Dan weet je meteen hoe laat het is.’
‘Ik kom uit een eigenzinnig samengesteld gezin van een fysiotherapeut en een gymnastieklerares. Daar heb ik als spastisch kind profijt van gehad. Mijn biologische vader is kunstenaar, gespecialiseerd in werk in de publieke ruimte, vooral ook als adviseur. Ik ken hem pas sinds mijn zevenentwintigste. We spreken soms af om elkaar te zien en met hem kan ik dan ook over mijn werk als beeldend kunstenaar praten.’
De spasticiteit die haar motoriek verstoord is voor Lotte Werkema een gegeven waar ze sinds haar geboorte een vanzelfsprekende omgang mee heeft. Van aanpassing is eigenlijk geen sprake, want ze is altijd zo geweest. Dat laat ze zien in haar sculpturale werk en de performances en acties die ze uitvoert. Als er iemand is die bewijst dat beeldende kunst beter is naarmate er persoonlijker uitdrukking aan wordt gegeven dan is het Lotte Werkema wel.
‘Mijn werk gaat over mezelf. Ik eigen het me toe dat de buitenwereld iets van mijn beperking vindt. Mensen zijn zo vrij mijn lijf te becommentariëren, maar dat kan ik beter zelf doen. Dan ligt de bal bij mij. Als de goegemeente, de kunstwereld of de politiek daar maatschappelijk verzet in ziet, dan accepteer ik dat.’
Bij haar afstudeerpresentatie aan de NAU maakte ze een brochure met op het omslag een zelfportret. Daarop draagt ze een speciaal hoofddeksel waarop pontificaal de tekst IK KAN ALLES staat. Dat tekstobject draagt ze in tal van varianten terwijl ze een selfie maakt: IK HEB GELUK GEHAD, IK DOE DIT VAKER, IK KAN LOPEN, WIL JE MIJ EEN ARMPJE GEVEN, MAG IK IETS VRAGEN, WIL JE MIJ DUWEN. DOET GEEN PIJN, PAK ‘M DAAR VAST, JA ZO, AL MIJN HELE LEVEN, HET GAAT NIET OVER, DANK U WEL. Het zijn allemaal uitspraken die ze zichzelf voortdurend hoort zeggen als reactie op opmerkingen die ze regelmatig te horen krijgt.
Een ervan droeg ze tijdens haar performance Oversteken 4 op het Museumplein in Amsterdam. Ze steekt in haar feloranje werkpak zonder haar gebruikelijke rollator de straat over en gaat het Stedelijk Museum binnen om een brief af te geven voor directeur Rein Wolfs. Het was een reactie op de documentaire White Balls on Walls waarin het onderwerp ‘inclusiviteit’ in gesprekken tussen directeur en conservatoren expliciet aan de orde komt. Als iemand met een beperking voelde Lotte Werkema zich als kunstenaar uitgedaagd daar concreet commentaar op te leveren. Is er plaats voor kunstenaars in het museum die fysiek moeizaam in staat zijn het gebouw te betreden? Op het hoofdbordje dat ze dit keer droeg stond KUNSTENAAR. ‘Volgens mij is iedere vorm van insluiting per definitie uitsluiting.’
De Oversteken-performances voert ze ook telkens uit als ze als beeldend kunstenaar ergens exposeert of als er een andere aanleiding toe is. Deze activistische handelingen hebben het karakter van een persoonlijk manifest en zien er vanzelfsprekend uit. Voor een buitenstaander lijkt de korte wandeling die ze moet maken om de straat over te steken niet spectaculair, maar door met haar uitdossing een signaal af te geven, valt meteen op dat zij hier een risico neemt. Zonder hulpmiddelen of steun van iemand anders de straat oversteken houdt voor haar namelijk altijd het gevaar in dat ze struikelt en valt. Ze noemt het zelf ‘een ironisch verzet tegen zaken die ze niet in de hand heeft’.
Een belangrijk deel van haar beeldende werk bestaat uit sculpturen die het karakter hebben van een hulpmiddel. Deze kleurige fantasie hulpstukken zijn schijnbare oplossingen voor het beperkte lijf. Bij het dragen zijn ze echter onmogelijk te gebruiken. Ze zijn een weerslag van Werkema’s wereld waarin ze vaak nadenkt over vindingrijke oplossingen die even later weer nieuwe onmogelijkheden met zich meebrengen. Deze praktijk geeft haar de controle en vrijheid die ze in werkelijkheid niet heeft. Haar sculpturen maakt ze van materialen uit de orthopedie: thermoplastic, verband, gaas en bubbeltjesklei. Ze betrekt ze op haar eigen lichaam en benoemt ze dubbelzinnig als ‘achter de elleboog’, ‘onder de knie’, ‘op je tenen’ om ze te typeren als een mentale inspanning in relatie tot de fysieke beperking. Andere sculpturen hebben een meer functioneel karakter zoals een ‘valbroek’ en een verbindingsstuk tussen haar en iemand anders dat het geven van een arm faciliteert. Het knappe is dat ze haar persoonlijke, zichtbare tekortkomingen inzet als haar beeldende talent, zonder scrupules en met humor. In haar brochure bij haar eindpresentatie aan de NAU laat ze de hulpstukken zien gedragen door haar tweelingzus Mijke als model. ‘Ik probeer werk te maken dat op een bepaalde manier verrast. Het moet vragen oproepen als: waar kijk ik eigenlijk naar, wat gebeurt hier?’
Na haar opleiding aan de NAU nam ze deel aan het apprentice-master programma van Kunstpodium T in Tilburg onder leiding van Willem de Haan. ‘De andere deelnemers en ik maakten met hem een tentoonstelling in Morpho in Antwerpen. Ik was tijdens mijn studie al geïnteresseerd geraakt in mijn relatie tot de openbare ruimte. Ik was geïntrigeerd door het werk Mit beiden Händen gleichzeitig die Wände berühren uit 1974/1975 van Rebecca Horn en de manier waarop ze de grenzen van het menselijke lichaam oprekt. Morpho is gevestigd in een oud klooster met een binnentuin. Met mijn beperking was die voor mij moeilijk te betreden en ik heb voor de groepstentoonstelling Scenery Scenario in juli 2023 sculpturale leuningen gemaakt als een route naar een fontein met levenswater in de tentoonstellingsruimte in de refter. De fontein was ontleend aan loze ornamenten aan zuilen bij die binnentuin die iets lijken te steunen. Op de fontein had ik een relaxfauteuil geplaatst om bij te komen van de inspanning om er heen te lopen.’
Typerend voor het werk van Lotte Werkema is dat zij altijd haar aanwezigheid moet bevechten, terwijl ze tegelijkertijd door haar rollator, rolstoel en lichamelijke hulpstukken juist duidelijk zichtbaar is. De kwaliteit van haar kunst is dat ze beschikt over het temperament om haar constitutie een vanzelfsprekend aanzien te geven. Je moet je er wel mee verhouden. Als zij je vraagt om haar een arm te geven moet je wel sterk in je schoenen staan om dat te durven weigeren. Sinds kort vraagt ze je dan ook of ze mag fotograferen hoe je haar een arm geeft. Dat gaat moeizaam, want ze moet dan gearmd en wel haar telefoon uit haar zak halen en nogal onhandig die foto maken. Langzamerhand levert het een reeks beelden op die laten zien hoe zij zelf als kunstenaar het leven omarmt. Lotte Werkema is het hulpstuk van de kijker geworden.
In de derde week van januari 2024 exposeert Lotte Werkema met Suzanne Kelderman en Erik Ykema in Schoutenstraat 10 in Utrecht.