‘Ik denk dat we in Nederland afgeschermd zijn van de werkelijkheid.’– een interview met Tudor Bratu
‘Ik denk dat we in Nederland zijn afgeschermd van de werkelijkheid. Er bestaat veel kennis, er is goede wil, maar we worden niet geconfronteerd met oprechte existentiële vraagstukken.’
We hoeven niet af te wegen of we op een boot gaan stappen om onszelf te redden. We denken vanuit een hele veilige positie.’
Tudor Bratu
Hoe kan je in een land dat niet van jou is, denken en dromen over een toekomst? Deze vraag staat centraal in deze rubriek over landloosheid, die het Holland festival in samenwerking met mister Motley ontwikkelde.
Binnen dit kader speelt mister Motley met het idee van het stichten van een nieuw land. Een land sticht je aan de hand van de kennis en ervaring die je met je meedraagt. Daarbij speelt de nalatenschap die we bewust of onbewust met ons meedragen altijd een rol. Daarom hebben we vier kunstenaars, schrijvers en denkers gevraagd een tekst te kiezen die de tijd moet overleven en niet vergeten mag worden, die wat hen betreft in een te stichten land overeind moet blijven.
Met Tudor Bratu praat ik over de pagina’s die hij voor dit toekomstige land wil bewaren. Tudor maakt werk dat vanuit een persoonlijk vertrekpunt over grote thema’s vertelt als politieke conflicten, migratie en mobiliteit. Zijn fotografische werk verbindt hij veelal aan beschouwende essays, maquettes en video’s.
De tekst die hij kiest is A Disquieting Suggestion van filosoof Alasdair Macintyre, afkomstig uit After Virtue (1981), een filosofisch onderzoek waarin Macintyre stelde dat de westerse cultuur een geïntegreerde moraliteit mist en men niet meer ziet wat moraliteit betekent voor het menselijk leven.
Waarom vind je dat de tekst van Macintyre meegenomen zou moeten worden in het land van de toekomst?
TB: Doordat Macintyre de nadruk legt op een negatieve vraagstelling, opent hij de poort tot oprechte analyse. Hij vraagt: Wat hebben we niet, wat gaat er niet goed, wat mankeert ons, wat ontbreekt er? Vanuit een positieve benadering hoor je vaak dat het goed gaat met Nederland, dat de economie uitstekend draait of dat er dit jaar weer 180 kunststudenten afstuderen met prachtig werk. Een negatieve vraagstelling is meer doelgericht en zou luiden: ‘het gaat goed met Nederland, maar hoe verklaart men dan de steeds groter wordende kloof tussen arm en welvarend?’ en ‘waar gaan de baten van de goed draaiende economie precies heen, en is dat maatschappelijk wenselijk?’ Binnen het kunstonderwijs zou je dan moeten horen: ‘er studeren weer 180 kunststudenten af, is er een meerwaarde aan dit aantal te koppelen? En hoe uit die meerwaarde zich? Wat is de arbeidspositie van deze jonge afgestudeerden?‘ Het stellen van negatieve vragen is op dit moment binnen de politiek, de beeldende kunst en in het maatschappelijke debat op de een of andere manier ‘not done’, men ontsnapt liever aan een kritische blik.
Hoe zie je dit terug in de beeldende kunst?
TB: Er zijn naar mijn mening zeer weinig kunstenaars die vanuit een maatschappelijk belang of sociale betrokkenheid werken. Het beroep ‘kunstenaar’ dat in de jaren ‘90 opkwam is inmiddels volledig geïnstitionaliseerd. Dat is een rare contradictie. Je kunt niet zeggen dat kunst staat voor vrijheid, ontwikkeling en grensverruiming als je het tegelijkertijd als een baan moet beschouwen. Dat leidt tot intellectuele corruptie.
Als je kijkt naar hedendaagse morele vraagstukken, zoals klimaatvraagstukken, migratieproblematiek, integratie, participatie en economie kun je zien dat er weliswaar debat is, maar één dat los staat van voorwaarden. Veel kunstenaars maken bijvoorbeeld werk over global warming. Dezelfde kunstenaars vliegen een paar keer per maand op en neer om ergens een lezing of tentoonstelling te doen. De biënnale in het zinkende en overvolle Venetië, of Art Basel recentelijk, trekt de hele karavaan aan usual suspects naar zich toe, in een voor mij grotesk schouwspel.
Het stellen van negatieve vragen is op dit moment binnen de politiek, de beeldende kunst en in het maatschappelijke debat op de een of andere manier ‘not done’, men ontsnapt liever aan een kritische blik.
Welk antwoord geeft Macintyre daarop?
TB: Macintyre stelt dat ons morele systeem uit elkaar is gevallen. Het aristoteliaanse systeem waarin er een telos (doel, red.) bestond is afgebrokkeld. Telos is geen persoonlijk, maar een maatschappelijk doel. Vroeger stelden onze gemeenschappen doelen vast waar iedereen baat bij had, daarbinnen bestond geen grijs gebied. Er was het goede voor een maatschappij en het verkeerde.
En hoe werden die doelen geformuleerd?
TB: Op basis van hele simpele afwegingen die waren gebaseerd op een beperkte omgeving: de Griekse polis. Daarin hadden mensen behoefte aan veiligheid, de stad moest niet overheerst worden door vijanden. Dat was een gemeenschappelijk belang, en dus beschermde de polis daartegen.
Denk je dat zo’n consensus in onze huidige maatschappij nog te bereiken is? In deze geglobaliseerde, opgerekte, meer fluïde samenleving die steeds lastiger af te bakenen is. Denk je dat daarin nog morele overeenstemming kan zijn?
TB: Als die overeenstemming niet heel snel wordt bereikt, kun je je afvragen of er nog sprake is van een maatschappij. Ik besef dat dat standpunt snel weggezet kan worden als pessimistisch en doemdenkerig.
Zou je je daarin herkennen als iemand je een doemdenker noemt?
TB: Ik denk dat we in Nederland afgeschermd zijn van de werkelijkheid. Er bestaat veel kennis, er is goede wil, maar we worden niet geconfronteerd met oprechte existentiële vraagstukken. We hoeven niet af te wegen of we op een boot gaan stappen om onszelf te redden. We denken vanuit een hele veilige positie.
Ik denk niet dat de mens in staat is vooruit te denken, tenzij we worden geconfronteerd met een crisis die ons bestaan ontregelt. Macintyre is nu dan ook niet echt populair, maar stel dat er een oprechte verandering plaats zal moeten vinden, denk ik dat zijn tekst absoluut noodzakelijk zal zijn.
Wat voor soort verandering zou het werk van Macintyre kunnen aanzwengelen?
TB: Macintyre heeft het over het belang van deugden. Wees dapper, niet laf. Als je denkt aan een dappere politicus, wat voor besluiten zou die dan nemen? Neem bijvoorbeeld de hereniging van Duitsland in 1990, zo iemand als Kohl, daar zat geen graatje lafheid bij. Die hereniging was een hele risicovolle stap, die goed heeft uitgepakt.
In onze tijd zou je kunnen zeggen: globalisering is een feit, onze markten raken uitgeput, en tweeënhalf duizend kilometer ten zuiden van Europa zitten mensen op een boot te wachten. Waarom laat je die mensen niet hier komen? Ik kan me voorstellen dat zo’n voorzitter van de EU dat wel zou willen zeggen, maar het niet durft.
Ik denk niet dat de mens in staat is vooruit te denken, tenzij we worden geconfronteerd met een crisis die ons bestaan ontregelt.
Het zou dus een beslissing zijn die niet te verkopen is?
TB: Ja, precies. En zo zijn er nog veel meer dingen te bedenken. Shell had in de jaren ’70 al interne rapporten over global warming als gevolg van fossiele brandstoffen. Maar er was geen enkele bestuurder die dacht ‘laten we overstappen naar alternatieve energiebronnen.’ Dat komt allemaal impliciet terug in Macyntire’s analyse. Die aristotelische deugden hadden in de stadstaat nut, natuurlijk zijn niet al die waarden nu nog van belang, maar een gedeelte is zeker toe te passen.
Heb jij vertrouwen in de politiek?
TB: Er ontstaan vanuit de politiek heel weinig voorbeeldfuncties. Mensen voor wie je respect kunt opbrengen, zoals Hans van Mierlo. Die dacht echt na over wat goed was voor de maatschappij. En als ik nu om me heen kijk, zie ik dat helemaal niet.
Er is een bepaalde moraal en wilskracht verdwenen, een motor die zorgt voor spanningsvelden. Die zijn helemaal weg uit Nederland.
En die zijn dus ook uit de kunst verdwenen?
TB: Het zit ‘m in kleine dingen. In een curator die zegt ik wil liever dat je bepaald werk maakt, omdat het nou eenmaal beter verkoopt. En een kunstenaar die de huur moet betalen dus daarmee instemt. Met die vorm van collaboratie zijn de pioniers verdwenen.
Er is een bepaalde moraal en wilskracht verdwenen, een motor die zorgt voor spanningsvelden. Die zijn helemaal weg uit Nederland.
Wanneer is jouw innerlijke strijd met je eigen morele kompas het grootst?
TB: Het eerlijke antwoord is dat ik mijn best doe en het vaak misgaat. Ik heb heel veel fouten gemaakt binnen mijn praktijk. Een van de fouten die ik probeer te vermijden is het in herhaling vallen wat betreft mijn werk, al heb ik dat soms uit financiële noodzaak toch gedaan. Maar dat betekent niet dat de discussie over morele afwegingen niet heel radicaal gevoerd moet worden. Er zijn namelijk twee ten opzichte van elkaar verschillende werkelijkheden: de een is gebaseerd op dagelijks in te nemen standpunten (de morele afwegingen waar Macintyre het over heeft) en de andere is gebaseerd op wat er feitelijk gebeurt. Die twee lijnen van de werkelijkheid lopen volgens mij teveel uiteen, wat zich uit in vervreemdende situaties: de wetenschap waarschuwt voor een aankomend klimaat Apocalyps, en ik lees dat op het vliegveld op mijn totaal chemische in China door kinderhandjes in elkaar gezette Mac laptop waar nimmer winstbelasting over betaald is.