Hyperstructuren beklimmen op blote voeten – met bezoeker X naar Raphaela Vogel in De Pont
Met een bezoeker die op blote voeten door de tentoonstelling KRAAAN van Raphaela Vogel loopt, besluit Dagmar Bosma de omvangrijke selectie aan werken nader te onderzoeken. Aan de hand van spinnenwebben, verdorde bladeren, miniatuurversies van monumentale bouwwerken, giraffen, een Duitstalige cover van Ain’t got no life, een glijbaan en een anatomisch model van een penis ontdekken ze hoe het werk van Vogel bol staat van de feministische tendensen, post-humanistische fantasieën en kritiek op modernistische grootheidswaanzin.
Het is zondagmiddag en ik ben in De Pont in Tilburg om daar de tentoonstelling KRAAAN van Raphaela Vogel te bezoeken. KRAAAN biedt het meest omvangrijke overzicht van het werk van de Duitse kunstenaar tot dusver. Haar monumentale installaties brengen sculptuur, schilderkunst, experimentele video’s en muziek bijeen in raadselachtige en ontregelende beelden, waarin zijzelf en haar hond vaak de hoofdrol spelen. In Vogel’s kunstwerken ontdek ik, samen met een toevallige bezoeker, een overvloed aan feministische tendensen, post-humanistische fantasieën en kritieken op modernistische grootheidswaanzin.
Dat Vogel GROOOT werkt, wordt meteen duidelijk. De bezoeker wordt bij binnenkomst van de tentoonstelling verwelkomd door een stoet geketende giraffen, die een enorm anatomisch model van een slappe penis voortzeulen. De giraffen zijn gemaakt van wit ‘polyurethaan elastomeer’: een gietbaar materiaal dat Vogel in veel van haar sculpturen incorporeert, en dat vormen voortbrengt die melkachtig, vloeibaar, smeltend en nog niet helemaal gestold lijken te zijn. Daarbij moet ik, in de context van de fallus, al snel aan zaadvocht denken. Bij nadere inspectie zie ik dat er op verschillende onderdelen van de penis bordjes prijken die ziektes aanduiden: prostaatkanker, genitale wratten, erectiestoornis… De ogenschijnlijk statige parade van viriliteit verwordt tot een impotente treurmars.
Ik begeef me naar de grootste ruimte in de tentoonstelling, waar Vogel’s imposante installatie Rollo is opgesteld. Verspreid door de ruimte staan verweerde architectuurmodellen van iconische bouwwerken zoals de Arc de Triomphe en het Vrijheidsbeeld. Chromen buizen verbinden de gebouwen met een centraal geluidssysteem: speakers in een retro, bolvormig design spelen een door Vogel gezongen, Duitstalige cover af van Nina Simone’s Ain’t Got No, I Got Life.
Het is museum-spitsuur, want zondagmiddag, en het publiek dromt om de bouwwerken. In de menigte lijkt niemand echt op te vallen. Maar dan zie ik iemand op blote voeten tussen de werken door lopen. Een aparte verschijning. De persoon staat stil bij een van de gebouwen, en tuurt aandachtig naar iets. Ik wil zien wat hen ziet, en besluit me bij hen te voegen. ‘Kijk,’ wijst de persoon, naar een kriebelig opschrift in balpen, ‘daar staat de songtekst geschreven: ‘Hab mein Kopf, meine Haare, meine Arme, meine Tage…” Het is een existentiële opsomming van wat de kunstenaar wel en niet heeft: ‘… Habe Fieber, habe Vorfahrt, hab Talent.’ Ik neurie het bekende melodietje mee.
Ik vraag niet wat hun naam is, of waarom hen op blote voeten naar het museum is gekomen. Samen speuren we verder. We ontdekken korstmos op de Berlijnse Siegessäule, spinnenwebben in torentjes, dennennaalden en oude bladeren op de Londense Tower Bridge. De architectuurmodellen hebben ergens buiten gestaan.‘Waarschijnlijk in een pretpark,’ oppert X, ‘zo eentje waar je op één plek alles van de wereld kunt zien. Waar mensen zich zonder te reizen toch kosmopolitisch kunnen voelen.’ De constructies zijn groot binnen de schaal van een kunstwerk, maar tegelijkertijd vele malen kleiner dan de bouwwerken die ze representeren in het echte leven zijn.
Boven een treinviaduct hangt een videoscherm, waarop we Vogel een hijskraan zien beklimmen. De beelden zijn door haarzelf gefilmd met een 360-gradencamera op een selfiestick en ogen als gevolg daarvan desoriënterend. Eenmaal op de top van de kraan tolt het beeld als een duizelingwekkende draaikolk. Vogel brengt de larger-than-life hyperstructuur terug naar de schaal van haar kwetsbare mensenlichaam. In de tentoonstellingsgids lezen we dat de hijskraan het toonbeeld is voor Vogel’s interesse in het begrip ‘hybris’, Grieks voor de misplaatste trots van mensen die zich meten met de goden. ‘Wij zijn klein en vergankelijk, en wat we allemaal gebouwd hebben, torent boven ons uit, overleeft ons’, zegt X droogjes. Zoals Vogel’s cover van Ain’t Got No, I Got Life al suggereerde, is de mens, ondanks haar grootheidswaanzin, uiteindelijk ook maar een verzameling lichaamsdelen. De arrogantie van westerse, modernistische idealen wordt met een simpel deuntje ontkracht.
We lopen de hoek om, naar een zaal waar een reeks veelkleurige dierenhuiden hangen. De opstelling doet X meteen denken aan een slachthuis. Op de eerste huid zien we een grof geschilderd zelfportret van de kunstenaar met daarop ook de titel van het werk: The (Missed) Education of Miss Vogel. Wat volgt is een verzameling kennisschema’s, die in vlugge stijl op de huiden zijn geschetst. De onderwerpen variëren van Marxistische theorie en jazzpartituren tot de vele toepassingen van petroleum. ‘Ze moet veel kwijt, heeft veel in haar hoofd’, zegt X, ‘Dit werk is als een mindmap.’ We zijn het erover eens dat de thema’s die Vogel voorbij laat komen, traditioneel onderwerpen zijn die gedomineerd worden door mannen. Vogel is geen expert op het gebied van deze kennis, maar probeert er grip op te krijgen door het uit te tekenen op vleselijk leer. X herinnert zich een keer dat hen tijdens het schrijven in een schrift per ongeluk uitschoot naar het leer van de bank: ‘Dat voelde heerlijk, en een beetje rebels.’
In de nieuwe vleugel van De Pont worden nog een aantal video-installaties van Vogel tentoongesteld. We betreden een verduisterde zaal, en zien een gele sportauto langzaam ronddraaien. X is stomverbaasd: ‘Ik heb precies zo’n auto! Een Triumph Spitfire uit de jaren 80. Hij was van mijn voormalige partner. Die reed graag motor, maar durfde dat na een ongeluk niet meer aan. Toen kozen we voor een auto met een open dak, om toch iets van diezelfde vrijheid te kunnen voelen.’ Nu staat de Spitfire vooral in de garage, en maakt X er soms een plezierritje mee. Hen vertelt me dat het model destijds aangeprezen werd als ‘A woman’s sports car’. Dat is ook de titel van Vogel’s werk. Twee oogvormige videoprojecties schijnen uit de koplampen van de Spitfire. We volgen het blikveld van de auto en zien de poedel van de kunstenaar, die door een park rent en zijn territorium afbakent. Op het nummerbord staan de letters ‘MAMA’, verwijzend naar de Vogel’s moeder, die ook een Spitfire reed.
We praten over hoe een auto een extensie van het lichaam kan zijn, en hoe deze machine het mogelijk maakt om ruimte te verkennen en in te nemen: ‘Met mijn auto kon ik als tiener wegrijden van mijn ouders, en mijn eerste seksuele ontmoetingen en andere vrijheden opzoeken.’ Dat de auto voor Vogel zowel een nostalgische als een post-humanistische lading heeft wordt nog duidelijker in het tweede deel van de installatie, waarin de motor van de Spitfire fungeert als kloppend hart. ‘Niets van het dier wordt verspild’, grapt X. Het motorblok hangt aan het plafond, met daaronder een vogel(!)kooi. Vanuit het kooitje schijnt een projectie op de wand. Uitgedost als een Griekse godin bespeelt Vogel een accordeon op een mediterrane vakantiebestemming. ‘Dit is tot nu toe mijn favoriete werk’, zegt X, ‘Mens, dier en machine lopen in elkaar over. Het kloppen van de motor is als de hartslag van een vogeltje. De vogelkooi is als de ribbenkast waarin ons hart klopt. Ik heb een emotionele band met mijn auto, het is een machine waar ik me als mens tot kan verhouden.’
Verderop, in Uturusland, worden de feministische tendensen in het werk van Vogel bestendigd. De kunstenaar heeft een levensechte babypop in haar armen terwijl ze door een waterglijbaan naar beneden roetsjt. Het is alsof ze een onmogelijke re-enactment van haar eigen geboorte probeert te filmen. ‘De waterglijbaan is een uitvergroot baringskanaal’, analyseert X. De video wordt omringd door industriële melkmachines waaruit melk lijkt te stromen. Het geheel heeft iets lugubers, en roept vragen op over de reproductieve rol van vrouwen en andere barende personen, maar ook over intensieve veehouderij.
Nu we bijna door de tentoonstelling heen zijn, merken we op dat er veel parallellen en symbolische verplaatsingen voorkomen in het oeuvre van Vogel. Motieven keren in verschillende vormen terug, en het een wordt zichtbaar gemaakt via het ander: de vagina in het waterpark, de penis in de hijskraan, het kapitalisme in de huid van de koe, enzovoorts. In het hart van haar expositie plaatst de kunstenaar een tweetal videowerken dat haar inspireert: de West-Berlijnse postpunk videoclip Okay, Okay door Christoph Dreher en Heiner Mühlenbrock uit 1980, en de sociaal-maatschappelijk bewogen film Nr. 1 – Aus Berichten der Wach- und Patrouillendienste van Helke Sander uit 1985. Het laatste videowerk bezoek ik in mijn eentje, nadat ik afscheid heb genomen van X.
Een vrouw klimt met haar twee kleine kinderen omhoog in een hijskraan. Op de pamfletten die de vrouw vervolgens naar beneden laat vallen, staat dat ze zal springen als ze voor middernacht geen betaalbare woning heeft. Sander baseerde haar film op een waargebeurd verhaal, dat nog steeds pijnlijk actueel is. Want, wat hebben we aan hyperstructuren, als een groot deel van de bevolking zich nog steeds geen degelijk huis kan veroorloven? Kunnen we, ondanks alles dat we om ons heen gebouwd hebben, uiteindelijk alleen terugvallen op onszelf? Op ons hoofd, onze haren, onze armen, ons hart, ons leven? De keuze voor deze film kleurt mijn hele blik op de tentoonstelling. Vogel beantwoordt de complexe vraagstukken die in haar werk bovendrijven niet, maar een ding is me duidelijk: ze gunt mens, en dier, de ruimte.
De tentoonstelling KRAAAN van Raphaela Vogel is tot en met 27 augustus 2023 te zien in De Pont, Tilburg.