Huisgenoten
Een van de laatste berichten die binnen bliepte in het MarieKundo-fanfacebookgroepje was een waarschuwing: soms heb ik wel het idee dat Marie Kundo best wel psychische problemen heeft. Als ze schrijft hoe ze de hele dag tegen haar spullen praat en ze behandelt als mensen. Hebben jullie het boek al uit?’ Nee, eerlijk gezegd heb ik alleen het begin gelezen en ben gaan opruimen en kon vervolgens niet meer stoppen. Nu ga ik er even rustig voor zitten en lees het laatste hoofdstuk van Marie Kundo: ‘Ik denk dat mijn kamer en de spullen erin me juist zo dierbaar werden omdat ik niet makkelijk mijn zwakheden of gevoelens aan anderen kon tonen.’ Het zette me aan het denken en ik herinner me een gesprek dat ik met Pieke Werner voerde over hoe zij met liefde leeft temidden van haarspullen, maar dan zonder de dwangneuroses van Marie Kundo. Zo kan het ook:
Soms kom je een ruimte binnen waar je je meteen lekker voelt, het kan door de ideale maten van de ruimte komen, door een warme inrichting met bijvoorbeeld hout en planten, of doordat de bewoner de ruimte magnetiseert. De kamer, het appartement, ja wat is het eigenlijk, van kunstenaar Pieke Werner is zo’n plek waar je meteen op je gemak gaat zitten en op de thee wacht. Behaaglijk. Het bevindt zich vlak bij de Dam in hartje Amsterdam maar ondanks al die drukte en drie trappen omhoog heeft het iets weg van een huisje in een volkstuintje.Haar ruimte is onderdeel van een voormalig kraakpand dat is opgeknapt door een woningbouwvereniging en het meet 6 meter bij 7 meter met daarin een keuken en een badkamer. Bijna alles wat er in staat heeft Pieke gekregen, de kasten van haar ouders, de bank van vrienden, de oranje kist heeft haar vader getimmerd en de oude houten vloer met brede planken lag er al, donker en glanzend. De spullen in haar huis hebben een geschiedenis, ook andermans geschiedenis is welkom zoals de inboedel van haar oma of zelfs iets van Marktplaats.
Wat is het geheim van Pieke?
‘Het is vreemd om te zeggen maar een van de dingen die ik doe is veel naar mijn spullen kijken en ze steeds opnieuw door mijn handen laten gaan. Ik ben op een bepaalde manier een beetje bijgelovig en denk dat ik de spullen zo een ziel kan geven. Of misschien hebben ze al een ziel van zichzelf waar ik dan contact mee maak, dat weet ik niet. Ik leef samen met mijn spullen en om elkaar niet kwijt te raken raak ik ze steeds even aan. Met een vinger langs de stoel gaan, iets verplaatsen, op een stoel zitten, genieten van mijn stenen. Niets fijner dan laatjes en kasten opruimen. Je kunt het aan de dingen zien als ze lang niet meer zijn aangeraakt. Als je voor de spullen om je heen zorgt dan geven ze iets terug. Ik denk dat te zien, en dat is de sfeer die jij voelt. Liefde voor de dingen. Het geeft mij een geborgen gevoel dat ik zo tevreden naar mijn spullen kan kijken.De meeste spullen hebben een geschiedenis, een verhaal, en als ze dat niet hebben wil ik ze niet in mijn huis hebben. Niet alle cadeaus mogen blijven, ik wil niet zo’n dingetjeshuis en ook geen designspookhuis. Pas heb ik een ansichtkaart gekregen en die dwaalt nog een beetje door het huis, hij heeft zijn plek nog niet gevonden. De houten matroesjka’s zijn onbeschilderd en dat vind ik fijn want zo kan ik het zelf invullen als ik er naar kijk. Ze staan van groot naar klein naast elkaar, als een soort familie.
Kijk hier een vlinder, daar een hommel. De plantenpotten heb ik met acryl geverfd. Ik vind het fijn als er veel planten in een huis staan. En deze pentekeningen heb ik gemaakt toen ik in het ruim van een boot woonde, tekeningen van alles wat ik toen om me heen had. Oude foto’s van mijn oma, eigengemaakte fotoboekjes, stukjes natuur, stenen, schatten. Ook heb ik alles graag geordend maar dat lukt steeds niet zo. Al mijn tekenspullen liggen wel gezellig samen in een ladenblok. In mijn huis zijn veel goede plekken waar je iets kan opbergen zo dat je geen rommel ziet, netjes, ik haat rommelbakjes.
Laatst heb ik al mijn truien naar buiten gebracht en ze op het dakterras een dag aan de waslijn laten hangen. Ze brengen die frisse lucht weer mee naar binnen.
Mijn spullen zijn mijn huisgenoten. Veel van mijn bezittingen zijn als amuletten. Ze geven me kracht en veiligheid, tenminste als ik ze maar genoeg waardeer.’
Eerder woonde Pieke dus op een boot, in het puntje van het ruim. Het zwart aan de buitenkant zag er uit als een bord om op te krijten en daar had ze dan ook onbedwingbare zin in. Ze voelde zich opgesloten in dat ruim. Op een dag heeft ze alle spullen op het dek neergezet, om eens goed uit te waaien en daarna weer naar binnen gebracht. ‘Waarom was me zelf ook niet helemaal duidelijk’, zegt ze. Het is fijn als je de dingen weer even op een andere manier ziet, in die kleine ruimte leek het heel wat maar op het dek was het niet meer dan een plukje spullen.’ Als ze in de boot was bedacht ze zich steeds hoe ver het water aan de andere kant van de wand zou staan.
Ik vroeg me ook af hoe mijn kamer uit zou zien als je van buiten door die wand naar binnen zou kunnen kijken. Ik wilde mezelf naar buiten te tekenen om zo de ruimte beter te begrijpen. Op een dag begon ik toch maar met de binnen ruimte op de buitenwand te tekenen. De buren keken met veel plezier toe hoe ik daar bezig was en de zwarte wand langzaam transparant werd. Als je ergens woont bestaat het gevaar dat je de dingen zo erg voor lief neemt, dat je aandacht wegdoezelt en daarom bleef ik veranderen ook in die kleine ruimte. Het bed, bureau en de kast waren een gegeven maar de rest geef ik graag steeds een andere plek of draai ze om. Mijn spullen zijn mijn huisgenoten.
Mijn huisdier was een mossel in een pot met de naam Jan Huygen. Hij kreeg iedere dag wat vers water.