Hoe moet je de tijd zien te beteugelen?
*English version below
In het kader van @all_inn_graduates publiceert Mister Motley de komende weken een aantal artikelen van afgestudeerde kunstenaars uit heel Nederland, de delegatie van 2020. Zij studeerden af in het befaamde Covid-19 jaar en stapten bedeesd, maar vol goede moed een vertraagde kunstwereld binnen. Ieder artikel vertrekt vanuit een vraag gesteld door deze kunstenaars en beschrijft de persoonlijke ervaringen van hun jonge praktijk. Deze acht stukken vormen uiteindelijk een uitnodiging om de tentoonstelling ALL INN – tot twee keer toe verschoven – in een ander licht te zien. We publiceren vandaag een essay van de pas afgestudeerde kunstenaar Clémence Lollia Hilaire die zichzelf de vraag stelt: Hoe moet je je tijd beteugelen?
Vertaling door Jesse Lemmens
Vandaag werd je wakker met het geluid van je wekker, ergens in de winter van 2020, in de buitenwijken van Amsterdam. Als een dikke dekbedlarve een laatste keer snoozend, gevolgd door nog een keer en één laatste keer, rolde je van links naar rechts, terug naar links en vroeg je af wat het plan voor vandaag was. Net als de vorige dag en de dag ervoor had je, toen je eindelijk uit bed kroop, moeite om te bepalen welke dag van de week het zou zijn. Dinsdag of donderdag?
(ring, ring, ring)
Je merkte het na het afstuderen; je ontwikkelde een soort dinsdag/donderdag verwarringssyndroom. Gedurende een paar weken of maanden bevond je je in een temporaal gat; tentoonstelling uitgesteld, banen geannuleerd, zoom bugs. (snooze)
Niet alleen verloor je je gevoel van tijd, maar je begint te beseffen dat je er misschien nooit een gevoel van hebt gehad. Of op zijn minst vind je dat er nu nog een alternatieve verhouding tot tijd te vinden is.
Je werd wakker en de tijd leek volledig versprokkeld te zijn – en wat een puinhoop was het! Omdat je geen idee had hoe je de zaken op orde moest brengen, besloot je om (in plaats van deze chaos op te ruimen) beter te kijken naar wat er om je heen lag, in plaats van naar wat er voor je lag.
Het is moeilijk om te accepteren – en tot op zekere hoogte ondraaglijk – veel ongestructureerde tijd om handen te hebben, omdat we grotendeels gewend zijn om tijd te beschouwen als een kostbaar middel dat je kunt winnen, spenderen, niet zou moeten verspillen of niet op moet raken. Deze metaforen zijn allesbehalve eenvoudige beeldspraak, maar duiden en beïnvloeden tegelijkertijd de manier waarop we ons tijd voorstellen en hoe we het gebruiken.
Ze geven ook een idee over wie en wat gemarginaliseerd zou kunnen worden door dergelijke concepten.
Wanneer het zijn flow verliest heb je het gevoel dat de tijd niet langer als een gegeven kan worden beschouwd, maar als een apolitieke stroom die slechts onpartijdig van het verleden naar de toekomst gaat. De tijd zoals we die nu kennen zou zeker geschiedenis kunnen hebben. Het uurwerk was er niet altijd al, maar werd geërfd van het laboratorium van de moderniteit, dat de plantages in de ‘Nieuwe Wereld’ waren. De winnende formule voor tijdsefficiëntie en rendabiliteit was suikerrietmonocultuur en gedeporteerde dwangarbeid. Dit model is een soort overgrootvader van tijdgebonden arbeid. Deze genealogie is al genoeg om argwaan op te wekken.
Je vraagt je af wie de tijd beheerst en wie niet. U verwondert zich over het verwantschap van masaal ontheemde bevolkingen, die omwille van de vooruitgang in de ruimte-tijd van de moderniteit zijn geworpen, enerzijds en anderzijds bevolkingsgroepen die, na generaties in een stad te hebben gewoond, worden verdreven naar de rand van de stad door een soortgelijke beweging als de vooruitgang die zogenaamd is ingebed in gentrificatie.
Dan denk je aan het temporale gat op dinsdag/donderdag als een radicale ontsnapping aan de tijd, een gat om in weg te dromen.
Rêverie, dat min of meer vertaald wordt als dagdromen, is een activiteit die onze relatie met de wereld intensiveert, aldus Gaston Bachelard. Daar staat het overwegen van dromen als een onproductieve en passieve modus die je van de werkelijkheid afdrijft tegenover. In een opname van januari 1954 betoogt Bachelard dat beelden, onafgewerkt en instabiel, bestaan vóór het heldere en stabiele denken en ideeën. Rêverie is een actieve staat en herstelt ons in onze capaciteiten van onderwerpen. Binnen een model dat breekt met de kwalitatieve plurialiteit van de tijdsbeleving, lijkt dagdromen een alternatief voor normatieve temporaliteit te zijn.[1] Wat Bachelard formuleerde als een criticus van ketenwerk en zijn relatie met de tijd, kan worden toegepast op vormen van arbeid in het late kapitalisme. En als Bachelard de praktijk vanrêverievooral toeschrijft aan kunstenaars, doet het je denken aan een andere correlatie die gemaakt moet worden: tussen hen en de precariteit van zo’n staat.
Het was ongelooflijk slechte timing om afgelopen zomer naar de Kamer van Koophandel te gaan om een bedrijf te worden. Banen zijn zeldzaam en je komt eenvoudigweg niet in aanmerking voor financiële steun. De horecabanen verdwenen allemaal tegelijk en daarmee verdween ook het belangrijkste carrièredoel van de meeste pas afgestudeerde kunstenaars: een parttime baan in een restaurant of een bar om hun kunstpraktijk in stand te houden.
Eindelijk vrij van het inpakken van je dekbed, verhuis je van de slaapkamer naar de woonkamer. Als je in de fauteuil zit, vraag je je af wat er met dagdromers gebeurt als de huur betaald moet worden. De kleuren van de leunstoelen zijn verbleekt door gebruik. De bruine en beige-achtige strepen herinneren je aan een opname van een optreden van een performance van William Pope L., waar u een paar jaar geleden naar keek en van hield. In zijn performance uit 1992, genaamd Levitating the bottle of magnesia, bleef de kunstenaar drie dagen op een stoel zitten in een galerij, terwijl hij (tevergeefs) een fles melk van magnesium probeerde te verplaatsen met de kracht van zijn mentale concentratie. Het denken aan deze voorstelling zorgt voor een glimlach, omdat het behoorlijk goed refereert aan de soms absurde realiteit van de huidige lockdowns en quarantaines.
In een van zijn geschriften pleit Pope L. voorgebrekals een principe van voortdurende interactie met de wereld. In zijn Hole Theory moedigt de Amerikaanse kunstenaar zijn lezer aan omhet gatte bewonen, als voorwaarde voor artistieke expressie. Hij kortte de aannames van vooruitgang die dagelijks bij ons aanwezig zijn in en viert in plaats daarvan een staat van niet-hebben.
Zou precariteit een lack worth having kunnen zijn?[2]Het resoneert in ieder geval sterk met je staat van zijn.
Opnieuw kijkend, besef je je dat er meer veel leven in het gat was dan je zou verwachten. Je staat van zijn lijkt te worden gedeeld door een groot aantal recent afgestudeerden van de kunstacademie. Als de dinsdag/donderdag verwarring weer aanslaat, word je een 2021-versie van Pope L. Levitating the bottle of magnesia. Je ervaart en experimenteert met een andere kwaliteit van tijd.
In het gat stroomt de tijd anders. Deze stroom van instabiliteit en precariteit wierp je in verschuivende assemblages[3], waardoor jij en je medekunstenaars gemeenschapszin en actieve toewijding aan deze gemeenschappen konden ontwikkelen.
Hoe meer de gebruikelijke tijdlijn losraakt en zijn samenhang verliest, des te meer nieuwe verwikkelingen ontstaan in een soort puinhoop of, om de woorden van Anna L. Tsing te gebruiken, “patronen van onbedoelde coördinatie”.[4] Het voelt alsof activiteiten noch tijd de laatste tijd gecentraliseerd zijn en dat vind je in orde. In de plurialiteit van ervaringen stond deze opgeschorte tijd groei toe, werden de mensen elkaars leraren, assistenten, redacteurs, artsen, coaches, conservatoren, psychologen…
Het is als die Amos Tutuola-verhalen, waarin mensen onthoofd worden en hun hoofden eindeloos teruggroeien en zich transformeren in eindeloos veel verschijningen en identiteiten. Of zoals de bamboe in je tuin, die je zo nu en dan met moeite snoeit en die op willekeurige plekken teruggroeit en zich onder de stoep omhoog duwt.
Een vriend van je kreeg een stuk in handen, dat een vriend van hem samen met een paar andere vrienden aan het bewerken is. In één hoofdstuk leent schrijver Paul Preciado de woorden van Donna Haraway en schrijft: “Er is geen oplossing voor een dialectiek, omdat de dialectiek en de resolutie ervan zelf figuren van één enkele kennis zijn. Er is geen voorkeursmiddel voor oppositie, behalve door een veelheid aan ontsnappingsluiken. Gelegen kennis herinnert ons eraan (…) dat het zich niet zozeer manifesteert in oppositie, noch in dialectische resolutie, maar in zijn rizomatische connectiviteit.”[5]
Je vraagt je nu af hoe je je tijd verstandig kunt gebruiken na je afstuderen. Je beseft dat het waarschijnlijk verstandiger is om door te gaan met het bewonen van het gat in het gezelschap van je collega’s. De laatste tijd word je nerveus enthousiast over het idee dat we zouden kunnen besluiten om te blijven bevragen wat we gewend waren en onze tijd anders te gebruiken. Het zou een kans kunnen zijn. Ik denk het ook.
[5]Savoirs Vampires @ War, Paul B. Preciado, In Multitudes vol 20 issue 1, 2005, p147
———————–
How to use your time wisely
Clémence Lollia Hilaire
Translated by Jesse Lemmens
Within the framework of @all_inn_graduates, the upcoming weeks Mister Motley will publish a series of articles written by artists graduated in 2020 from all over the Netherlands. These artists graduated in the infamous Covid-19- year and timidly but in good spirits entered a slowed down art world. Each article departs from a question that occupies these artists and describes personal experiences from their young practice. Eight articles will be published in total. Together they form an invitation to see the exhibition ALL INN – postponed twice – in another daylight.
Today you woke up to the sound of your alarm clock, sometime in winter 2020, somewhere in Amsterdam’s outskirts. Like a thick duvet larva snoozing one ultimate time, followed by one more and one last time; you rolled from left to right to left again wondering what was the plan for today. Like the previous day and the one before, when you finally crawled out of bed, you had difficulty determining what day of the week it could be. Tuesday or Thursday?
(ring, ring, ring)
You noticed it after graduation; you developed a kind of Tuesday/Thursday confusion syndrome. For a couple of weeks or months, you have been in a temporal hole; exhibition postponed, jobs cancelled, zoom bugs. (snooze)
Not only did you lose your sense of time, but you start realising that you maybe never had a sense of it. Or at least, you feel that an alternative relation to time is still to be found now.
You woke up and time seemed to be completely scattered, and what a mess it was! Instead of clearing up this chaos, as you didn’t have a clue of how to put things in order, you decided to have a closer look at what was lying around, rather than what was ahead.
Having a lot of unstructured time at hand is hard to accept, and to some extent unbearable, since we are largely used to consider time as a precious resource you can gain, spend, shouldn’t waste, or run out of. Far from being mere figures of speech, these metaphors indicate and simultaneously influence how we conceive time and how we use it.
They also give an idea on who, and what might get marginalised by such conceptions.
When it loses its flow, you feel that time can no longer be taken as a given, an apolitical stream that impartially just goes from past to future. Time as we know it presently might certainly have a history. Clockwork wasn’t always a thing but was inherited from the laboratory of modernity that were the plantations in the ‘New world’. Sugar cane monocultures and deported forced labor, was the winning formula for time efficiency and rentability. This model is some kind of great grandfather of time-based labor. This genealogy is already enough to raise suspicions.
You wonder who controls time and who doesn’t. You wonder about the affiliation between populations massively displaced and thrown in modernity’s space-time for the sake of progress; and those who, after living for generations in a city, are displaced at its periphery for a similar arrow like progress supposedly embedded in gentrification.
Then you think of your Tuesday/Thursday temporal hole as a radical escape from time, a hole to dream away in.
Rêverie, which more or less translates as daydreaming, is an activity that intensifies our relation to the world, according to Gaston Bachelard, as opposed to considering dreaming as an unproductive and passive mode that makes one drift away from reality. In a recording from January 1954, Bachelard argues that images, unfinished and unstable, exist before the clear and stable thinking and ideas. Rêverieis an active state, and restores us in our capacities of subjects. Within a model that crushes the qualitative plurality of time experiences, daydreamingappears to be an alternative to normative temporality.[1] What Bachelard formulated as a critic of chain work and its relation to time can be applied to forms of labor in late capitalism. And if Bachelard mainly attributes the practice of reverieto artists, you get to think of another correlation to be made: between them and the precarity of such a condition.
Indeed, going to the Chamber of Commerce last summer to becomea company, was incredibly bad timing. Jobs are rare and you simply don’t qualify for any financial support. The horeca jobs disappeared all at once, and with them, the main career goal of most freshly graduated artists: a part time job in a restaurant or a bar to sustain their art practice.
Finally free from the wrapping of your duvet, you move from the bedroom to the living room. Sitting in the armchair, you wonder what happens to daydreamerswhen rent is due. The armchair colors are bleached from use. Its brown and beige-ish stripes remind you of a documentation from a William Pope L. performance you watched and loved a couple of years ago. In his 1992 performance Levitating the bottle of magnesia, the artist stayed seated on a chair for three days in a gallery, (unsuccessfully) attempting to move a bottle of milk of magnesia with the force of his mental concentration. Thinking about this performance makes you smile as it refers quite well to today’s sometimes absurd reality of lockdowns and quarantines.
In one of his writings, Pope L. advocates for lack as a principle of ongoing interaction with the world. In his Hole Theory, the American artist encourages his reader to inhabit the hole, as a condition for artistic expression. He short circuits the assumptions of progress present with us everyday and instead celebrates a state of having-not-ness.
Could precarity be a lack worth having?[2] At least, it resonates acutely with your condition.
Looking again, you realise there was way more life in the hole than you would have expected. Your condition appears to be shared among a lot of recent art school graduates. When the Tuesday/Thursday confusion kicks in again, you become a 2021 version of Pope L. Levitating the bottle of magnesia. You experience and experiment with a different quality of time.
In the hole, time flows differently. This flow of instability and precarity threw you in shifting assemblages[3], allowing you and your fellows to develop senses of community and active devotion to these communities.
The more the usual timeline loosens and loses its coherence, the more new entanglements emerge, in a kind of mess, or patterns of unintentional coordination[4] to use the words of Anna L. Tsing. It feels like lately activities aren’t centralised and nor is time, you are ok with that. In the plurality of experiences this suspended time allowed growth, people became each other’s teachers, assistants, editors, doctors, coaches, curators, psychologists…
It’s like in these Amos Tutuola stories, where people are being decapitated and their heads grow back endlessly, and are endlessly morphing appearances and identities. Or like the bamboo in your garden you struggle to cut every now and then and which grows back in random spots, pushing from beneath the pavement.
A friend of yours got his hand on a reader that a friend of him is editing together with some other friends. In one chapter, writer Paul Preciado borrows Donna Haraway’s words and writes:
“There is no resolution for a dialectic, because the dialectic and its resolution are themselves figures of a single knowledge. There is no preferred means of opposition, other than through a multitude of escape hatches. Situated knowledge reminds us (…) it does not manifest itself so much in opposition, nor in dialectic resolution, but in its rhizomatic connectivity.”[5]
Wondering now how to use your time wisely after graduation, you realise it is probably wiser to continue inhabiting the hole in the company of your fellows. Lately, you get nervously excited about the idea that we could decide to continue questioning what we were used to, and use our time differently. It could be a chance. I think so too.