Hoe minder je erin kunt lezen, hoe meer je erin kunt zien – op atelierbezoek bij Aagje Linssen
In de schilderijen van Aagje Linssen ‘[…] wordt niets weggelaten, wat bij abstracte kunst vaak een uitgangspunt is, maar iets opgeladen en doorgezet’. In gesprek met Alex de Vries vertelt Linssen over hoe het schilderen voor haar een proces is van het omzetten van gedachten en overwegingen in het aanvoelen van de verbeelding en de betekenis daarvan.
Als je tegenover een schilderij van Aagje Linssen (Paramaribo, 1981) staat is het ondoenlijk om er tegenaan te blijven kijken. Als je de tijd neemt, word je erin opgenomen. Haar doeken ogen abstract als voorstellingsloze met verf beschilderde oppervlakten. De beeldtaal is gevoelvol, naturel en meeslepend. In de eigentijdse kunstgeschiedenis is het een voortzetting van het abstract expressionisme dat in de jaren vijftig en zestig in New York en omgeving opkwam. Haar werk refereert aan kunstenaars als Cy Twombly die als cryptoloog een persoonlijke vorm van kalligrafische schilderkunst ontwikkelde. Aan een dergelijke intentie is het werk van Aagje Linssen verwant, zij het dat ze een minstens zo persoonlijk schilderidioom hanteert. Ze heeft als schilder een eigen handschrift dat het schrijven vervangt en de verbeelding oplost.
Bij het woord ‘oplossen’ denk je aan ‘verdunnen’ en ‘vervagen’, maar ook aan ‘ontcijferen’ en ‘ontraadselen’. In het geval van Aagje Linssen is noch van het een noch van het ander sprake. Bij haar betekent iets oplossen dat er een verhevigde vorm wordt gevonden voor het uiting geven aan een bewustwording die ze beeldend ondergaat. Er wordt niets weggelaten, wat bij abstracte kunst vaak een uitgangspunt is, maar iets opgeladen en doorgezet. Een voorbeeld daarvan is een groot schilderij uit 2015, geschilderd in eitempera in allerlei onbestemde kleuren groen. Het maakt een donkere, dreigende indruk, maar heeft tegelijkertijd een iets aanlokkelijks, een zuigende werking waaraan je je bijna gedwongen overgeeft. Aagje Linssen: ‘Het is geschilderd naar aanleiding van een storm op zee bij Normandië terwijl ik daar met mijn vriend in een tentje op een camping stond.’ Die anekdote zie je niet in het schilderij terug. De ervaring ter plekke is opgegaan in de verf op het doek en is niet meer terug te zien, maar vervangen door een intens geschilderde ondervinding. Dat maakt zo’n doek tot essentiële, fundamentele schilderkunst, zonder dat Linssen daarmee aansluiting zoek bij een kunsttheoretisch idee of een stroming die daar doorgaans mee in verband wordt gebracht. Bij Aagje Linssen stroomt het vanzelf. Het schilderij Groene zee toont aan dat ze in staat is voorbij de elementen te schilderen. Het gaat niet over het weer of een ‘zeegezicht’, er is geen golf te zien of een lucht of een horizon, alleen maar schakeringen groene verf die voorbijgaan aan een waarneming in de werkelijkheid. Er is de kunstenaar iets onnoemlijks overkomen en dat is geschilderd. Het is geen vergezicht, maar eerder een opname in het oog van de storm. De verf zwermt om je heen.
Aagje Linssen hecht eraan te benadrukken dat ze in Suriname is geboren, hoewel ze er maar anderhalf jaar heeft gewoond. De eerste visuele indrukken die ze opdeed, waren van een andere aard dan je van een ‘Brabantse’ kunstenaar verwacht. Misschien is het een verklaring voor haar beeldtaal die minder geordend, en ‘aangeveegd’ aandoet dan in de Nederlandse schilderkunst gebruikelijk is. Ze woonde tot haar elfde in Weert en sindsdien in Eindhoven. Na de middelbare school reisde Aagje Linssen een jaar door Australië en hield ze een dagboek bij. Na verloop van tijd schoot de geschreven taal te kort om haar belevingen en ervaringen onder woorden te brengen. Er deden zich dingen voor die zich niet lieten beschrijven. Ze begon daarom haar dagboek ook te gebruiken om in te tekenen. De laatste drie maanden van haar tijd in Australië woonde ze in huis bij een kunstenaar waardoor ze zich nadrukkelijker met beeldtaal dan met schrijftaal ging bezighouden. Dat bracht haar op het idee om, terug in Nederland, de vooropleiding van de Academie voor Kunst en Vormgeving aanhet Koning Willem I College in ’s-Hertogenbosch te volgen. Aan de kunstacdemie daar werd ze een jaar later afgewezen – terwijl haar tweelingzus Lotje wel werd aangenomen.
‘De opleiding in Breda was nogal conceptueel en pas in het derde jaar ontdekte ik, na het volgen van een minor in Den Bosch, dat ik vrijer en experimenteler wilde werken en stapte ik alsnog over.
In ’s-Hertogenbosch kreeg ik les van kunstenaars als Toon Teeken, Thom Puckey en Paul Goede en kon ik mijn intuïtieve benadering beter ontwikkelen. Ik was toen nog vooral aan het tekenen, maar ook het schilderen is voor mij een proces van het omzetten van gedachten en overwegingen in het aanvoelen van de verbeelding en de betekenis daarvan. Het is bij mij ontstaan vanuit de geschreven taal en in het tekenen spreken de lijnen nog steeds, maar in een andere taal die het onzegbare verbeeldt. Het schilderen is daaruit voortgekomen om een ander soort ervaring die ermee samenhangt weer te geven.’
Haar opleiding aan de academie in ’s-Hertogenbosch, waar ze in 2008 afstudeerde, is nog altijd van invloed op haar kunstenaarspraktijk. Samen met Saskia de Marée, Aaron van Erp en Jeroen Vrijsen die er een paar jaar eerder afstudeerden, maakt ze deel uit van ‘De Eindhovense School’ die ze begonnen na een gezamenlijke werkperiode in Bosnië en Herzegovina op uitnodiging van Martin Voorbij van het Eindhovense Inkijkmuseum. Wat het viertal vooral bindt is een vrije, organische manier van werken in een vorm van schilderkunst die vooral voelbaar wordt gemaakt in hun directe omgang met de verf. In het geval van Aagje Linssen heeft ze na allerlei experimenten gekozen voor het werken met eitempera wat vooral haar grotere schilderijen een sensitieve gelaagdheid geeft en haar kleinere doeken een bijna aanraakbare nabijheid, alsof de ogen een verlengstuk van de tastzin zijn.
Een werk dat deze ontwikkeling goed verbeeldt is het schilderij Zonder titel uit 2014 dat ook wel wordt aangeduid als ‘wolk’. Het is nog in acryl geschilderd. Pas vanaf 2015 is ze voornamelijk met eitempera gaan werken wat haar schilderijen een tijdlozer aanzien geeft. De droogtijd van de verf draagt zorg voor een weloverwogen karakter. ‘Wolk’ is een groot doek op een vale, roze achtergrond met een dunne bijna rechte lijn van boven naar beneden, met rechts daarvan vrij zwevend in het midden zo’n vijfentwintig donkere vegen en vlekjes die samen een min of meer ovale vorm hebben. Uiterst rechts op het doek: een grote vegerige wolkachtige massa.
‘Het is een doek dat nog is ontstaan uit het schrijven dat tekenen werd. Hoe minder je erin kunt lezen, hoe meer je erin kunt zien. Die vegen en vlekjes heb ik bedacht als een gemoedstoestand die door het beeld zweeft, eigenlijk dacht ik aan de vorm van een borstkas. De wolk daarnaast is iets eenvoudiger en heeft iets teders. Over die lijn links in het beeld wist ik zeker dat die er mocht zijn en dat ik die moest zetten. Het schilderij laat een gevoelsmatige geschiedenis zien. Ik heb er geen figuratieve intentie mee gehad. Ik dacht niet: ik ga een wolk schilderen. Dit is een doek waarbij ik wel zin had om door te schilderen, maar ik heb daar toch nee tegen gezegd. Ik weet dan dat ik aan die zin niet toe moet geven.’
Het schilderij Weer wit uit 2011 vertegenwoordigt voor Linssen het proces van de totstandkoming van het schilderij. Het is een groot doek van zo’n bijna drie bij twee meter, een formaat dat ze met haar bereik net kan omvatten, waarbij door een wittige voorgrond in het midden van het doek een min of meer geometrische, donkere vorm doorheen schijnt.
‘Dit schilderij is begonnen als houtskooltekening, als een vorm van automatisch schrift, nog erg talig van karakter dat steeds meer beeldend van aard werd totdat ik het hele doek vol had en het bijna helemaal zwart was. Daar heb ik met gum er weer tekening in gebracht en ik ben er met wit krijt in gaan werken zodat er weer iets in leesbaar werd, in ieder geval zichtbaar. Uiteindelijk is dat hele proces een geschiedenis van wat er is geweest en dat ik heb bedekt met nieuwe ervaringen. Ik maak zichtbaar dat er iets achter ligt.’
Het intrigerende aan Weer wit is dat de donkere vorm die in het midden door het wit schijnt een gevolg is van haar fysieke bereik: ‘Bij het overschilderen kon ik – omdat ik het doek schilderde terwijl het op de grond lag – net niet goed bij het midden kon komen, dus daar is de verf wat dunner gebleven.’
Ideematig doet dit werk denken aan het beruchte werk Erased De Kooning Drawing uit 1953 van de abstract-expressionist Robert Rauschenberg. Hij had al een aantal malen eigen tekeningen uitgegumd om na te gaan in hoeverre het weghalen van materiaal betekenis had in verhouding tot het aanbrengen van materiaal, toen hij de indertijd al gerenommeerde kunstenaar Willem de Kooning vroeg om dat met een tekening van hem te mogen doen. Willem de Kooning gaf hem een vrijwel onuitgumbare tekening waaraan Rauschenberg twee weken heeft gegumd om zo zijn werk tot stand te brengen. Het is weliswaar met heel andere intenties gemaakt dan ‘Weer wit’ van Aagje Linssen, maar beide kunstenaars laten een overeenkomstig streven zien om van een onmogelijkheid een mogelijkheid te maken.
Een ander schilderij van Aagje Linssen dat minstens zo radicaal is, maar dan als de uiterste consequentie om via het schrijven en het tekenen in het schilderen een bestemming te vinden, is Traces uit 2013. Dit monochrome doek dat een groot landschappelijk formaat heeft, is een gelaagde, gele vlakte en heeft een onmiskenbaar naturalistisch gehalte. Het is een sporenonderzoek dat je terugvoert naar de oorsprong van de schilderkunst, het simpelweg aanbrengen van kleur op een ondergrond. Je kunt eigenlijk niet naar dit schilderij kijken, want het overvalt je, het vouwt zich om je heen. Je wordt er bijna door verblind. Je kijkt als het ware terug op wat er is geschilderd om de totstandkoming ervan te begrijpen. Waar het vandaan komt en hoe het als schilderij uiteindelijk terecht is gekomen wordt ermee door Aagje Linssen aangetoond. Het schilderij heeft eerder haar iets te vertellen, en daarmee de kijker, dan dat zij iets vertelt met het schilderij. Om het een beetje gedragen te zeggen: het schilderij openbaart zich. Als wat valt moeilijk te zeggen, maar het schilderij laat het wel zien. Als je er voor open staat, ben je meteen ondergeschikt aan de verf. Het is de pure sensatie van de beleving van de schilderkunst.
Er is een schilderij dat Aagje Linssen nog nooit heeft tentoongesteld. Het is een collage van een grote tekening die ze in fragmenten heeft gescheurd en daarna opnieuw aan elkaar heeft geplakt om hem verder te bewerken.
‘Het is een werk dat niet is gelukt, omdát ik dacht dat het niet lukte. Daarom wilde ik het een herkansing geven, om te herstellen en te koesteren wat ik heb gemaakt. Ik stel het vaak uit om naar mijn atelier te gaan, omdat ik weet dat er iets kan ontstaan, maar onzeker ben of het wel gaat lukken. Alles wat ik onderneem om het schilderen heen is erop gericht om aan het werk te gaan. Dat is iets emotioneels.’
In die schildercollage is een overwonnen onzekerheid verwerkt, een resultaat waarmee ze is voorbijgegaan aan zichzelf. Dat wil nog niet zeggen dat ze het wil laten zien in een expositie, al vouwt ze het onbekommerd uit op haar ateliervloer. Het is nu wat het is.
De omstandigheden die haar werk beïnvloeden zijn de laatste jaren meer een daadwerkelijke aanleiding om schilderijen te maken. Ze woont en werkt inmiddels een jaar of tien aan de rand van Eindhoven in een voormalig militair gebouw dat door de Duitsers in 1944 is geconstrueerd in de misleidende vorm van een carréboerderij. De omringende tuin, het groen en waterpartijen zijn aanleiding voor waarnemingen en ervaringen die zich schilderkunstig uit zouden kunnen laten werken. Dat zou ertoe kunnen leiden dat haar schilderijen impressionistische natuurtaferelen gaan verbeelden, maar dat is niet het geval. Weliswaar zijn titels als Gele pruimenbloesem wel richtinggevend, maar het schilderij in roze kleurvlekjes op een donkere ondergrond onttrekt zich aan een letterlijke of concrete weergave die refereert aan een waarneming in de natuur. Bij Aagje Linssen kijk je in de eerste plaats naar verf en daarna naar de reflectie ervan op je netvlies, naar de beweeglijkheid van de ruimtelijkheid in het gebroken licht in de lucht en hoe dat op natuurlijke wijze zichtbaar wordt als vrijwel vormeloze kleur en materie.
Als ze een weerspiegeling op een wateroppervlak als uitgangspunt neemt voor een schilderij gaat het niet om een illusionistische voorstelling van een precieze observatie, maar om een zelfstandige, schilderkunstige uitdrukking van de atmosferische beleving die ze heeft ondergaan. Ze schildert niets na in de natuur, ze schildert niet eens naar de natuur, maar maakt natuurlijk een schilderij. In haar kleinere doeken, maar vooral in haar metersgrote schilderijen, weet ze een zelfstandige picturale verschijningsvorm op te roepen die daarbuiten geen gelijke kent. Je kunt bij haar door het doek heen kijken. Je ziet het linnen als de tastbare, concrete ondergrond voor een gevoelsmatige manier van uitdrukken van de beroering die het kijken in het denken veroorzaakt.
In eerder werk kun je in de beweging van het penseel over het doek zin geven aan de schijnbare doelloosheid van een vorm van schilderen die je als dans of muziek kunt beleven. In haar titelloze schilderij uit 2018 bewegen lichtrode en vuilgele penseelstreken op een vale achtergrond – de katoenkleur van het doek dat met beenderlijm is gegrond – in een choreografisch patroon als de eiwitsliertjes op je netvlies. Haar meer recente schilderijen bieden puur visueel meer houvast. Tussen de dingen die je ziet is er ruimte voor wat je niet ziet. Aagje Linssen is ervan doordrongen dat ze die ruimte in haar schilderijen zichtbaar moet maken om als schilder wezenlijk bij te dragen aan de betekenis van de kunst. Op het moment dat je denkt wel houvast te vinden, kom je erachter dat het vrijwel onmogelijk is om wat je ziet anders te beschrijven dan in termen van het ondefinieerbare. Er zijn geen woorden voor.
Bij galerie Nasty Alice in Eindhoven is tot en met 29 juli 2023 een solotentoonstelling van Aagje Linssen te zien.