Hoe kun je in deze wereld niet depri worden?
Tussen 20 juli en 31 augustus 2020 werkt Mister Motley met een alternatieve zomerplanning binnen het thema ‘buiten’. Deze column over de relatie tussen een binnen- en een buitenwereld werd afgelopen mei voor het eerst gepubliceerd en vandaag delen wij het opnieuw.
Persis Bekkering schrijft maandelijks een column over de kunstwerken die haar blik op de wereld doen kantelen.
Waarom was hij toch zo’n sadboy?
Er is iets aan melancholie dat besmettelijk is. Zelfs al heb je geen reden om zelf melancholisch te zijn, kun je het toch worden, omdat iemand anders het is. De documentaire deprimeerde me nog dagen, zoals ook de documentaire over Kurt Cobain (Cobain: Montage of Heck, 2015) me een week lang verdrietig maakte. Er gaat vaak een zuigende werking van somberheid uit. Het is precies dat deelbare dat me interesseert. We zien depressie bijvoorbeeld als ziekte, en een ziekte is individueel. Maar wat is er aan de hand als het een collectief gevoel is? Kan het iets zichtbaar maken over de tijd waarin we leven?
Het verschil tussen rouw en melancholie, schreef Freud, is dat bij rouw wat verloren is bekend is: een object, een geliefde. Onze gehechtheid aan een geliefde is niet zomaar verdwenen als de geliefde er niet meer is, dus moeten we een proces van rouwverwerking ondergaan, we moeten ‘onthechten’. Bij melancholie is het verloren object niet bekend, dat is aan het bewustzijn onttrokken, dacht Freud. Daarom keert het proces van onthechten zich naar binnen, tegen het ego. Wie melancholisch is, haalt zichzelf naar beneden.
Er gaat vaak een zuigende werking van somberheid uit.
Ze zeggen dat als je onder het gesternte van Saturnus bent geboren, je dan aanleg voor melancholie hebt. Ook de herfst wordt in de oude Europese kosmologie ermee in verband gebracht. Deze wetenswaardigheden haal ik uit het zeventiende-eeuwse standaardwerk Anatomie van de melancholie, een soort literair-medisch handboek van duizend pagina’s. Volgens dat werk, geschreven door Engelsman Robert Burton, kunnen planten en dieren ook melancholisch zijn, wat ik een intrigerende gedachte vind. In antieke en Middeleeuwse literatuur en beeldende kunst is het vaak een hond die de melancholicus gezelschap houdt. Mijn geliefde vertelt me weleens over de hond van zijn moeder, die, toen zijn eerste vriendin het uitmaakte, steeds heel dichtbij hem bleef. Ze leek mijn verdriet te voelen, zei hij, het was alsof ze bezorgd om me was.
De pandemie-crisis voelt als een soort herfst, al schijnt de zon uitzinnig. Ik voel me somber, door het vele binnen zitten, door het alleen-zijn. Elke dag belt er wel een vriend op die getroost wil worden. Elke dag bij het openslaan van de krant lees ik over de aantallen doden. Steeds weer die woorden ‘de noodklok’, ‘de tijdbom’.
Misschien was hij verdrietig namens de hele wereld, Lil Peep. Hij verlangde naar een andere samenleving, zijn ideaal was de herverdeling van de welvaart, ongetwijfeld geïnspireerd door zijn linkse opa, die ooit arbeidersopstanden in Mexico organiseerde. Zijn inkomsten deelde hij met al zijn vrienden, ze mochten bij hem wonen en hij betaalde alles. Ondertussen werd zijn talent om zijn verdriet uit te drukken ook een commodity, koopwaar, de muziekindustrie dook bovenop hem en vermorzelde hem.
Soms vraag ik me af hoe je in deze wereld niet depri kunt worden. Eerlijk gezegd voel ik me nogal vaak verdrietig namens de hele wereld. Ik beken het niet graag. Dat gevoel is te gemakkelijk. Walter Benjamin, ook al niet zo’n vrolijke man, omschreef het als ‘linkse melancholie’: een vroeger-was-alles-betergevoel, een nostalgie naar een fantasievol verleden waarin iedereen gelijk en gelukkig was; een melancholie die zwelgt in het eigen falen. Want de wereld zal toch nooit perfect zijn, er zal altijd onrecht zijn en uitsluiting en mensen zullen altijd vermoord worden om wie ze zijn, om hun ideeën. Dus kunnen we lekker depri zijn en verder niets doen.
Ik zeg lekker depri, want melancholie heeft iets onuitstaanbaar aantrekkelijks. Ik heb het hier niet over (klinische) depressie, maar over feeling blue. Kunstenaar Daan Couzijn liet dat treffend zien in Drying my tears in the cooling fan (2018): op een enorme glanzende banner zien we een foto van een beeldschone jongen met een treurige blik. Hij is helemaal nat, alsof hij net uit de zee is gerezen, hoewel de titel suggereert dat hij zich nat heeft gehuild. Een windmachine laat de banner zachtjes wiegen. Het beeld is zo esthetisch, dat de melancholie onmogelijk nog serieus te nemen valt. Het is een verdriet dat gezien wil worden, bevestigd, geliket. In zijn latere werk Beautiful Impact gaat Couzijn nog verder, door bij beelden van weer zo’n perfecte sadboy een dramatisch verhaal te vertellen over licht aan het einde van de tunnel. Couzijn bekritiseert melancholie als verslavende toestand. Het is te aantrekkelijk, we moeten het wantrouwen, lijkt hij te zeggen. Het is niet waar.
Soms vraag ik me af hoe je in deze wereld niet depri kunt worden.
Natuurlijk heeft Couzijn gelijk: melancholie is sexy. Wie is er na die documentaire niet verliefd op Lil Peep? Maar toch vind ik die boodschap moeilijk, want ik denk tegelijkertijd dat melancholie een betekenisvolle reactie is op de wereld. Of eigenlijk een afwijzing van de wereld, van het ‘normaal’ dat we tijdens deze crisis aan het heroverwegen zijn. Melancholie kan ook uitdrukken: ik geloof dat een andere wereld mogelijk is. Dat is politieke melancholie.
Misschien blijf ik daarom terugkeren bij Sad Girl Theory, een kunstproject van Audrey Wollen. Sad Girl Theory is geen uitgewerkte theorie, maar een idee dat Wollen onder andere via (veel te mooie) Instagramfoto’s en media-optredens in 2015 en 2016 gestalte gaf. Volgens Wollen moet het verdriet en het zelfdestructieve gedrag van meisjes gezien worden als een politieke daad. Tegenover ‘mannelijke’ vormen van politieke actie, zoals demonstreren, stelt zij de in de slaapkamer verborgen tranen van meisjes voor als politiek. Kwetsbaarheid, in plaats van de opgeheven vuist. Verdriet is de meest logische reactie op de wereld, vindt ze. De wereld is nog steeds geen plek waar meisjes de ruimte krijgen en veilig zijn. Ons wordt altijd maar verteld om sterk te zijn, ook door feministen, maar verdriet bestaat ook, dat moeten we niet willen wegdrukken. Omdat het betekenisvol is. Omdat het een vorm van verzet is.
Ons wordt altijd maar verteld om sterk te zijn, ook door feministen, maar verdriet bestaat ook, dat moeten we niet willen wegdrukken.
Wat me intrigeert is het paradoxale karakter van het project. De paradox allereerst van de notie van de slaapkamer als de plek waar het verdriet geuit wordt. De verborgenheid ervan. Het project bestaat juist bij de gratie van Instagram, waarop Wollen selfies plaatst van haar eigen fotogenieke verdriet; bij de zichtbaarheid ervan. Zoals kunst altijd een toeschouwer nodig heeft om kunst te zijn. Maar kan iets een politieke daad zijn zonder dat iemand het ziet?
Een andere paradox is de voorstelling van verdriet als iets politieks. Politiek bewustzijn heeft in principe een positief karakter: je wilt iets, je wilt verandering. Daaraan vooraf gaat het uitdrukken, het spreken. Het is juist dat spreken dat verdriet bemoeilijkt. Iemand die huilt, hapert en mompelt. Iemand die melancholisch is drukt zich monotoon uit, repetitief, en wordt soms uiteindelijk helemaal stil. Ik denk aan het kunstwerk van Bas Jan Ader, ‘I’m too sad to tell you’ (1970-1), een korte video waarin hij huilt, zonder uit te leggen waarom. Hij kán het niet uitleggen: over verdriet kun je niet spreken.
Iemand die melancholisch is drukt zich monotoon uit, repetitief, en wordt soms uiteindelijk helemaal stil.
Over die onuitspreekbaarheid schrijft ook linguïst en feminist Julia Kristeva in Black Sun: Depression and Melancholia: ‘De melancholische persoon neemt niets op en reageert niet meer, hij zinkt in de leegte van de a-symboliek, in het exces van een ongeordende cognitieve chaos’ (mijn vertaling). Melancholie sluit je af van de wereld.
Anderzijds, dat is misschien wel het hoopvolle aan de artistieke uitdrukkingen van melancholie. Zolang er expressie is, zolang er sad kunstwerken zijn, is er een barrière tegen de ‘leegte van de a-symboliek’. Je moet er wel in geloven dat het werkt. Ik denk dat Audrey Wollen gelooft dat het werkt, maar Lil Peep niet.