Het is zoeken, bezig zijn en uiteindelijk iets vinden – Auke de Vries in het Friesmuseum
De Gerrit Benner Prijs voor Beeldende Kunst is een kunstprijs ingesteld door de Provinciale Staten van Friesland om het beeldende kunstklimaat meer aandacht te geven. Deze prijs wordt tweemaal per jaar uitgereikt aan een veelbelovende, inspirerende kunstenaar. Als bijzondere waardering voor zijn gehele oeuvre ontving De Vries de prijs afgelopen jaar. Daarom opende op 14 september zijn expositie in het Fries Museum, waar nu zijn kleurrijke figuren als satellieten om je heen zweven.
Auke de Vries (1937), afkomstig uit Leeuwarden, tekent, schildert en etst maar is sinds de jaren ‘70 vooral bezig geweest met het maken van metalen sculpturen. Hij draait al heel wat jaren mee en zijn werk is dan ook over de hele wereld te vinden. Reis naar Barcelona, Berlijn of Bangkok en zijn sculpturen zullen je ergens tegemoetkomen in de openbare ruimte. Maar ook door heel Nederland zijn zijn sculpturen te bewonderen. Al zijn werk ontstaat vanuit de omgeving, is met de desbetreffende plek verbonden en tegelijkertijd probeert hij logica te alle tijden te vermijden. Dat spanningsveld leverde hem in 2019 een mooie prijs op.
De jury noemde De Vries een belangrijke inspirator en een voorbeeld voor veel jongere generaties kunstenaars. Door zijn immense oeuvre is dat goed te begrijpen, het is eigenzinnig en tegelijkertijd herkenbaar. En ook lijkt hij nooit stilgezeten te hebben. Zijn werken vormen kleurrijke, ruimtelijke sculpturen. Deze zijn dynamisch subtiel, niet te missen en elegant. En onderweg naar de derde verdieping van het Friesmuseum zijn ze op de trap boven je hoofd al te vinden. Als een soort veelkleurig sterrenstelsel bungelen ze aan het plafond, en zo tuur ik een tijdje omhoog naar de samenkomende lijnen, blokken en kleuren die er bijna gewichtloos lijken bij te hangen.
Naast deze verzameling van hangende werken worden er ook een groot aantal sculpturen gepresenteerd op witte pilaren. Een deel staat op zichzelf, verspreid door de ruimte. Maar in de achterste kamer staat een groep sculpturen dichtbij elkaar. Ze vormen zo, naast een relatie met de ruimte, ook een relatie met elkaar. Ze zijn gemaakt van beschilderd metaal, karton en/of hout en steken alle kanten op of lopen vloeiend in elkaar over. Ze lijken precies in harmonie te staan en vanuit elke hoek is wel iets opmerkelijks te zien.
Ze vormen zo, naast een relatie met de ruimte, ook een relatie met elkaar.
In een lange vitrine worden oude foto’s, teksten, schetsen, en inspiratiebronnen tentoongesteld, samengesteld door de dochter van De Vries, grafisch ontwerper Esther de Vries. Het is een persoonlijk beeldarchief waarbij de toeschouwer een kijkje neemt in het werkproces en het leven van de kunstenaar. Speelse krabbels met beschrijven van vroeger, quotes over landkaarten, oude rekeningen van haastige obers in Parijs, verhalen over paarden en koeien uit zijn kinderjaren en zijn verlangen om naar de grote stad te vertrekken. Zo wordt mij duidelijk dat hij zijn hele leven al aandacht heeft voor de omgeving en hoe je je daar als mens toe verhoudt. Hij was altijd al bezig om uit het gewone iets verrassends te halen.
Hij was altijd al bezig om uit het gewone iets verrassends te halen.
De Vries vertelt in een bijhangende video aan een muur in de tentoonstelling dat ‘dingen ontstaan op een wonderlijke manier, er is iets en dat wil geboren worden.’ Zo heeft De Vries nooit een voorbedacht idee, het is zoeken, bezig zijn en uiteindelijk iets vinden. Het kunstwerk dat zichzelf maakt door een stuwing, een onzichtbare drijfveer. Deze werkwijze kan ervoor zorgen dat een onzinnig klein krabbeltje genoeg is om tot een groot werk te komen. Daarbij speelt de ruimte waar wij in leven altijd een grote rol. ‘Het niets waar wij inzitten, wordt pas iets als je er iets in zet, als je het aanwijst.’
De tentoonstelling in het Friesmuseum is nog tot 5 januari te bezoeken.