Het wonderbaarlijke kunstbedrijf van Servaas
In september 2020 werd het boek Wicked Arts Assignments uitgegeven door Valiz. Het boek werd samengesteld door Emiel Heijnen en Melissa Bremmer, lectoren kunsteducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Hart van het boek vormen de kunstopdrachten die zijn verzameld van over de hele wereld. Mister Motley besteedt dit voorjaar op thematische wijze aandacht aan het boek omdat de opdrachten laten zien dat kunst niet losstaat van het alledaagse en dat iedereen met een goede opdracht aangezet kan worden tot creativiteit, tot het vinden van artistieke oplossingen. Vandaag een essay van Alex de Vries over kunstenaar en docent Servaas Schoone (1950 -2001). Servaas besloot zijn studenten stage te laten lopen bij een kapperszaak of bakker, en zijn ‘bedrijfsvideotraining voor kunstenaars bereikte niet alleen vele studenten, maar ook de nationale televisie.
Door een aantal incidenten in relatie tot kunsthogescholen als een veilige omgeving voor studenten is het van belang te onderkennen dat er tal van voorbeelden zijn die bewijzen hoe zorgvuldig en uitzonderlijk kunstonderwijs kan zijn. Het is nu twintig jaar geleden dat kunstenaar Servaas overleed die als docent aan de opleiding autonome kunst in Arnhem in de jaren negentig een opmerkelijk initiatief nam. Door studenten maatschappelijke werkervaring te laten opdoen doorbrak hij het idee van de academie als een geïsoleerd klooster van concentratie en contemplatie. De idee erachter was dat daardoor de inhoudelijke noodzaak van het werk dat studenten wilden ontwikkelen krachtiger kon worden onderbouwd.
Servaas Schoone (1950-2001) leerde ik kennen in november 1985. Hij nam toen deel aan de manifestatie Talking Back to the Media van De Appel in Amsterdam. In het Shaffy Theater, waar ik toen werkte, werd een gesprek gearrangeerd met een aantal van de deelnemende kunstenaars, onder wie Servaas. Hij was vooral bekend als videokunstenaar, maar had een achtergrond als kunsthistoricus en onderzoeker. Hij was als kunstenaar een selfmade man en had niet op de kunstacademie gezeten.
Schoone gebruikte zijn voornaam Servaas als een vorm van ‘branding’ voor zijn activiteiten in de beeldende kunst. Hij ontwikkelde die bedrijfsmatige benadering van zijn kunstpraktijk onder de naam INT. ƒI$H-HANDEL SERVAAS & Zn.® De firma wasgevestigd in Hoorn, maar Servaas verklaarde iedere instelling waar hij exposeerde tot ‘filiaal’ en zijn werk was over de hele wereld in prestigieuze musea en presentatie-instellingen te zien. De kleur oranje, misschien mede ingegeven door de kleur van zijn haar, liet hij overal in terugkomen en hij gebruikte het gulden- en dollarteken in de logo’s die hij hanteerde. Zijn reclame-uitingen liet hij professioneel uitvoeren op billboards, beletteringen van bedrijfsauto’s en mobiele verkoopwagens voor vis- en broodproducten, maar hij liet ook een tram van lijn 14 in Amsterdam van voor tot achter beschilderen met zijn bedrijfsvignetten.
Met zijn video-installaties vond Servaas aansluiting bij Amsterdamse instellingen als STEIM (Studio voor Electro-Instrumentale Muziek) en Time Based Arts. Zijn videowerken waren een combinatie van mechanische sculpturale objecten en video- en filmbeelden die hij op monitoren liet zien. Are You Afraid of Video? (1984) was een werk dat veel indruk maakte, omdat aan de monitoren waarop agressieve nieuwsbeelden te zien waren gecombineerd met pornografie, een zweep was bevestigd die pneumatisch werd aangedreven. Als je als kijker de installatie aanzette door op een rode knop te drukken knalde de zweep vervaarlijk in de ruimte. Je schrok je een ongeluk. Dat Servaas ook subtieler te werk ging, bleek uit zijn videowerk Pfft (1981, collectie Museum Arnhem). Dat bestaat uit een monitor waarop Servaas te zien is terwijl hij met zijn close-up gefilmde mond lucht uitblaast. Voor de monitor is een pluim gemonteerd die schijnbaar op de filmisch uitgeblazen lucht heen en weer beweegt. Die combinatie tussen gefilmde beelden op het scherm en een beweging die daadwerkelijk tot stand komt is typerend voor de vervreemding die Servaas nastreefde. Als kunsthistoricus wist Servaas als geen ander hoe hij zijn werk binnen de eigentijdse kunst kon positioneren zowel wat betreft de conceptuele aard als de media die hij inzette. Zo is zijn installatie Pfft een verwijzing naar het werk ‘Breathe’ van Marinus Boezem die met Jan Dibbets en Ger van Elk werd gezien als een van de initiators van de conceptuele kunst in Nederland. Tegelijkertijd refereert Pfft het aan het performatieve werk Adem van landschapskunstenaar Marius Boender.
Servaas was een pionier in de mediakunst en werd in 1987 uitgenodigd voor deelname aan Documenta in Kassel waar hij Spring Water in kratjes van tien flessen verkocht. Op de Art Cologne bood hij in 1995 met zijn fish-handel verse haring te koop aan. Hij was toen al door een tentoonstelling van Frans Haks in het Groninger Museum in 1993 ingelijfd bij de door Haks gemunte stroming ‘Business Art’. Binnen die stroming was de benadering van Servaas maatschappelijk en politiek geëngageerder met initiatieven als ‘Kunst & Milieu’. Hij had een andere, meer kritische benadering van het commerciële denken in de kunst dan zijn collega-kunstenaars in deze tentoonstelling. Zo bood hij via de St. Kunst & Milieu verkoopcertificaten aan van stukjes oceaan die daarmee onder de verantwoordelijkheid van de koper vielen.
In 1988 werd Servaas docent aan de opleiding Vrije Kunst aan de Hogeschool voor de Kunsten Arnhem, waar ik in 1989 ook ging werken om een afdeling Communicatie op te zetten. We zouden beiden tot 1997 in Arnhem blijven en hebben veelvuldig samengewerkt, vooral in het door Servaas opgezette Business Art Stage-plan.
Hij kwam op het idee voor dat plan doordat op de Arnhemse kunstacademie voor alle ontwerpvakken stageperiodes in het onderwijsprogramma waren opgenomen. Studenten die autonome kunst studeerden kregen zo’n stage niet. Dat vond Servaas een gemiste kans. Hij stelde voor derdejaarsstudenten op vrijwillige basis de gelegenheid te geven een stage in het bedrijfsleven of de culturele sector te laten volgen. Het uitgangspunt was dat de keuze voor de stage was gebaseerd op de inhoudelijke doelstellingen die aan het werk van de betreffende student ten grondslag lagen. Servaas streefde in de eerste plaats naar een inhoudelijke verdieping en verbreding van de intenties van de studenten en in de tweede plaats naar het opdoen van ervaring op het gebied van bedrijfsmatige werkwijzen, zakelijke kennis, onderhandelingsvormen, verkooptechnieken, communicatieve vaardigheden enzovoorts.
Het kostte ieder jaar nogal wat moeite om studenten ervan te overtuigen dat zij baat zouden hebben bij een dergelijke stage, maar tijdens de uitvoering ervan sloeg hun scepsis om in enthousiasme. Servaas spande zich persoonlijk in om iedere student op de juiste plek te krijgen. Stageplekken varieerden van een kapperszaak tot een steenhouwer, van een detectivebureau tot een fast food-keten, van een filmproductiemaatschappij tot een begrafenisonderneming, van een radiostation tot een glas-in-lood atelier, van een tv-omroep tot een psychiatrische instelling en van een museum tot een internationale kunstmanifestatie.
Jaarlijks maakte Servaas een brochure annex jaarverslag waarmee hij het BAS-plan bij nieuwe studenten onder de aandacht bracht en verantwoording aflegde voor de bedrijfsresultaten.
Binnen de Hogeschool was zijn ‘bedrijfsvideotraining voor kunstenaars’ legendarisch. In deze video gingen studenten op zoek naar de bedrijfsmatige beginselen van het kunstenaarschap, gecoacht door Servaas zelf en Adriaan van der Have (1958-2009) van Galerie Torch. Bijzonder grappig is de scène waarin een bakker de manier van doen van beginnende kunstenaars hanteert in zijn winkel. Als hem gevraagd wordt wat een half bruinbrood kost weet hij dat zo een-twee-drie nog niet en als de klant een mooi appeltaartje wil kopen kan de bakker daar geen afstand van doen ‘omdat hij er zoveel van zichzelf in heeft gelegd’. Ook wordt de zelfingenomenheid van de jonge kunstenaar op de hak genomen als deze met een Duitse galeriehouder telefoneert en alle beleefdheidsvormen laat varen en in krakkemikkig Duits allerlei eisen stelt aan een gewenste samenwerking waarin de man in kwestie duidelijk nog niet is geïnteresseerd. Deze film, die eigenlijk voor aankomend studenten gemaakt was, werd ook uitgezonden door de VPRO en wist zo een landelijk publiek te bereiken.
Ook bemande Servaas in 1995 op Art Amsterdam met het BAS-plan een stand waar een van zijn studenten haar stage in een kapperszaak uitbaatte en de bezoekers van de beurs knipte of een scheerbeurt gaf.
Servaas zelf slaagde erin internationale belangstelling voor zijn werk te genereren, maar bleef daar altijd nuchter onder. Naast de grote projecten die hij uitvoerde had hij gewoon een winkel en verkocht hij Fish-bier, Fish-Parfum en ingeblikte Fish-Air die hij als multiples op de markt bracht. Business Art werd volgens Frans Haks uitgevoerd door kunstenaars die hun beroepspraktijk als een bedrijf opzetten.
Servaas deed meer dan dat. Hij liet zien wat er gebeurt als je kunst verkoopt alsof het vis of brood is, een dagelijkse levensbehoefte. Hij wilde zijn studenten leren hoe ze duidelijk kunnen maken dat hun werk onontbeerlijk is, zowel voor hun persoonlijke bestaan als voor de samenleving. Het kwam er voor hem op aan dat studenten zelfstandig inzicht verwierven in de betekenis van hun werk door zich met de maatschappij te verstaan.
Tegen het eind van de jaren negentig werd Servaas ongeneeslijk ziek en dat leidde tot zijn dood in 2001. Zijn laatste tentoonstelling in Las Palmas in Rotterdam in dat jaar heette wrang genoeg The Art of Survival. In 2017 presenteerde ArtKitchen Gallery in Amsterdam een eerbetoon aan Servaas met een retrospectieve tentoonstelling.
Zijn werk als inspirator en zijn inzet als motor van het BAS-plan werd overgenomen door Niek Verschoor die er vanuit zijn persoonlijke kunstenaarschap een nieuwe invulling aan gaf tussen 2002 en 2013 in het praktijkbureau van de opleiding autonome kunst in Arnhem, Bureau Export.
Tot vandaag kent het werk van Servaas en de mentaliteit waarmee hij werkte zijn gelijke niet. Ondanks de kracht van zijn werk en zijn zelfverzekerde houding, de goed onderbouwde inhoudelijke kwaliteit van zijn werk en zijn maatschappelijke betrokkenheid was Servaas een kwetsbare, ietwat verlegen man die altijd oog voor een ander had. Hij was als docent volstrekt eigenzinnig en werd daarin gesteund door de directie en staf van de academie. Dat is een voorwaarde waar veel docenten nu ook behoefte aan hebben. Ze zijn er niet alleen om een algemene onderwijsopvatting uit te dragen en die volgens de regels uit te voeren, maar ook om daar een persoonlijke invulling aan te geven, het liefst vanuit hun bevlogen kunstenaarschap.
Ik denk nog vaak aan Servaas en beschouw hem als een van de innemendste kunstenaars en meest integere docenten die ik heb gekend.