Het wonder laten werken: Bram van Heldens dubbelspel met de verbeelding
Thomas van Huut spreekt Bram van Helden over zijn voorstelling Bram vindt ruimte waarin een Japanse kamer zichzelf schijnbaar uitvouwt. Het decor, dat normaal gesproken in dienst staat van de theatervoorstelling, krijgt hier de hoofdrol.
‘We’re only tourists in this life,
only tourists, but the view is nice.’
– David Byrne (‘Everybody’s coming to my house’)
Kijk eens om je heen. Wat zie je? Een tafel, stoelen, een vaas, een koffiekopje. Misschien heel iets anders. Dingen, in ieder geval. Dingen, ze zijn er altijd maar. Geven we ze voldoende aandacht? Kijken we genoeg? Staan we stil bij hun schoonheid, hun karakter – het geduld waarmee ze altijd klaar staan voor ons? Zien we hun wonderlijkheid?
“Neem die deur daar,” zegt kunstenaar Bram van Helden plots. Hij wijst naar een openstaande deur in de gang. “Die hangt volkomen tevreden in de sponning.” Een scherp hoekje zonlicht valt onderop het grijze hout. Het ziet er mooi uit. Nu Bram het aanwijst zie ik het inderdaad: die deur is tevreden. Kalm. Afwachtend. Niets aan de hand. Altijd paraat, voor als er misschien iemand doorheen wil.
Het is begin december 2021. Bram van Helden (1988) en ik zitten aan een lange tafel in de hal van Pand 18, een oud schoolgebouw in Den Bosch dat in gebruik is als theaterruimte. Uit de theaterzaal een verdieping lager komt het geluid van zagen, boren, schuren. Er wordt hard gewerkt, vandaag door decorontwerper Danielle van der Kooij. Pand 18 is de uitvalsbasis van waaruit Bram met een groep van zo’n zeven collega’s werkt aan zijn voorstelling Bram vindt ruimte, die te zien zal zijn tijdens Festival Cement in maart 2022.
In die voorstelling zal een Japanse kamer schijnbaar zichzelf uitvouwen. Het decor, dat normaal gesproken in dienst staat van de theatervoorstelling, krijgt de hoofdrol. Bram wil een ideale ruimte creëren, een plaats waarin alles in balans is, “waarin een muur omhoog komt zoals de muur omhoog wil komen.” Bram voelt zich daarbij “de assistent van zijn object,” hij volgt de mogelijkheden en beperkingen van zijn materiaal. Voor de toeschouwer moet het een ruimte worden om even in te verdwijnen, om even mee samen te vallen.
Dat ik redelijk kan volgen wat Bram bedoelt met de “tevreden” deur, en met een “muur die omhoog komt zoals een muur omhoog wil komen,” komt doordat het niet de eerste keer is dat we met elkaar spreken. Domein voor Kunstkritiek koppelde ons aan elkaar, een kunstenaar en een kunstjournalist, met de vraag of we elkaar een jaar lang wilden volgen, met als doel te zoeken naar andere vormen van kunstkritiek, niet alleen de bespreking van een voltooid kunstwerk, maar gedurende het jaar zien wat kunstenaar en kunstschrijver van elkaar kunnen leren. Over die lessen later meer.
Wat je over Bram moet weten: hij is begonnen als goochelaar. Een behoorlijk goede. Hij weet hoe je een truc opbouwt, hoe je de aandacht stuurt, hoe je mensen met alledaagse objecten kunt laten geloven in magie. Maar hij vond goochelen te makkelijk, “Je loopt altijd een stap voor op je publiek.” Je kunt mensen laten geloven in een illusie, maar je kunt er zo weinig mee zeggen. Daarom maakte Bram de overstap naar theater. “Het is knapper om mensen te laten geloven in iets waarvan ze weten hoe het werkt, daarin verschilt theater van goochelen.”
Bram maakt zijn theater niet met mensen, maar met dingen, hij wil “de mens uit het midden halen.” Misschien zijn het performances, en is hij beeldend kunstenaar. Maar wat zeggen die hokjes? Bram is gefascineerd door aandacht, focus, door het creëren van een moment waarin je jezelf even helemaal verliest. Op zijn website staat een citaat van kinderboekenschrijver Ruth Krauss: ‘Everybody should be quiet near a little stream and listen’ (‘Iedereen zou stil naast een beekje moeten luisteren’).
Die vorm van rust is precies wat Bram weet te bereiken met zijn werk. De serie Future Zen Garden (2016-heden) bijvoorbeeld, bestaat uit verschillende meditaties rondom glimmende warmtedekens van reflecterend folie, die zichzelf opkroppen en weer uit strekken. In het kraken van het materiaal, het zwijgzaam kijken en luisteren wil Bram “het materiaal zichzelf laten zijn.” Zoiets gebeurt ook in I Open at the Close: een choreografie van automatisch bewegend theaterdoek, een theatrale manier om de ruimte zelf te presenteren.
Samen met beeldend kunstenaar Jeroen Offerman maakte Bram in 2021 de installatie Gat in de ruimte, waarvoor ze in een loods aan de Paardskerkhofweg in Den Bosch een grote kartonnen lege doos presenteerden. Het publiek keek in een zwart gat. Over die voorstelling zei de moeder van Bram: “Als ik er niet was geweest had ik niets gemist.” Paradoxaal genoeg, is dat precies raak.
Met de codes van kunst kun je de aandacht sturen, Bram fantaseerde tijdens een van onze gesprekken hardop over een volledig operationeel theater, zonder voorstelling, misschien zelfs zonder mensen. Alles in gereedheid, maar zonder een voorstelling, die moet je zelf maar verbeelden.
“Je beseft nooit dat als je hier de ruimte uitloopt, en je ’s nachts in bed ligt, dat deze muur er dan nog steeds is.”
Tijdens ons gesprek in de hal van Pand 18 in Den Bosch tikt de klok, kraakt de trap, begint de verwarming te tikken en boort een schroef zich in de verte in het hout. Je hoort de dingen, overal.
Hoe Bram die afstand tot mensen en hun drama ervaart, tegenover de ruimte en de eeuwigheid die er te vinden is in de dingen, bleek ook in een eerder gesprek in de zomer. Peter R. de Vries was net vermoord, en in Limburg waren overstromingen. Ik volgde beide nieuwsverhalen obsessief. Bram minder: “Peter R. de Vries kan ik echt niet zien, te wreed, te gruwelijk.” Het nieuws over de overstroming volgt hij wel: “Enigszins, want dat is toch een soort landschap.”
De dingen krijgen de hoofdrol. Bram wil je er beter naar laten kijken.
Het theatergordijn, de white cube en andere codes van de kunst zijn effectieve technieken om een verhevigde vorm van aandacht te bewerkstelligen. Om je te laten kijken naar wat je normaal over het hoofd ziet. Een andere manier is wat je ‘de toeristische blik’ zou kunnen noemen. Iets van ver weg, iets onbekends, dat nodigt uit tot beter kijken. Zoals in het eenregelige gedicht ‘Bij Loosdrecht’ van K. Schippers: ‘Als dit Ierland was, dan zou ik beter kijken.’
Van die toeristische blik is ook sprake in de Japanse kamer die in Bram vindt ruimte uitklapt. Die Japanse ruimte staat voor een sereen, voor een Europeaan waarschijnlijk onbereikbaar, misschien zelfs onbegrijpelijk, ideaal van verstilling. Een ruimte waarin alles in balans is. Voor het gevoel: ‘oh, als ik daar ben, dan is alles in orde.’ Of voor het gevoel dat je kunt hebben nadat je een berg hebt beklommen. Je slaakt een diepe zucht, en, ja, alles is zoals het hoort. Het is een verbeeldde plek, een illusionair ideaalbeeld.
Om dat moment van verstilling te bereiken moet hard gewerkt worden. Oorspronkelijk was het plan dat de Japanse kamer zichzelf zou uitvouwen, maar dat bleek onhaalbaar. De muren vroegen als het ware om een assistent, om opgetild te worden. Het bouwen, het werk, werd onderdeel van het kunstwerk. En zo speelt Bram een fascinerend dubbelspel met de verbeelding. Je weet dat het nep is, je weet dat het decor is, en toch zie je écht een Japanse kamer ontstaan.
Op het hoogtepunt van de voorstelling laat Bram je via een raam in de Japanse kamer naar buiten kijken. De ideale binnenruimte blijkt ook een buitenwereld te hebben. Dit is wat de goochelaar uit Christopher Priests gelijknamige boek zou noemen: ‘The prestige’ (later door Christopher Nolan verfilmd). Het is de overtreffende trap. De goochelaar liet je al met heel gewone middelen iets buitengewoons zien, en in de finale overdondert hij opnieuw.
Maar Bram vindt Ruimte is geen truc, je weet precies wat er gebeurt, en toch betovert het. Wat mij tijdens de repetities van de kluschoreografie, het opbouwen van de kamer, opviel was hoe krachtig het theater van de dingen werkt. Je vergeet de mens direct, en door hun vorm en hun bewegingen krijgen de dingen karakter. Een tatami die als een rups over de vloer kruipt: ontroerend. Een mat die als een puzzelstukje op de juiste plek valt: bevredigend. Een muur die in een enkele beweging oprijst: stoer!
De manier waarop de voorwerpen karakter krijgen, doet me denken aan iets wat Bram vertelde tijdens onze eerste ontmoeting in zijn studio, in het voorjaar van 2021. Hij wil “de dingen zichzelf laten zijn.”
Tijdens het afscheid, voor de deur van zijn studio, spraken we vervolgens over het verband tussen zijn kunst, en het werk dat ik doe: schrijven over kunst. ‘Ben je niet bang het kunstwerk plat te slaan met je teksten?’, vragen mensen weleens. ‘Laat het raadsel van een kunstwerk zich wel beschrijven?’ Ik denk dat het anders zit. Ieder kunstwerk is inderdaad een raadsel, het raakt, ontroert, resoneert bij de toeschouwer. De verwoede pogingen van de kunstcriticus om daar chocola van te maken, zijn mogelijkheden om het raadsel te vergroten. In een goede tekst fladdert het kunstwerk als het ware van de pagina’s. Ook als je weet hoe het werkt, kan het verwonderen. Het begint met begrijpen, de verbeelding doet de rest.
Het wonder werkt, zo heet een essaybundel van kunstcriticus Pam Emmerik (1964-2015). In die titel zit volgens mij het hele verhaal. Het kunstwerk is een wonder, want het raakt, het betovert. Maar het werkt ook, en hoe, er zijn altijd technieken aan de gang, thema’s, achtergronden. Door die te beschrijven geef je mogelijke handvatten om het werk te bekijken, erover in gesprek te gaan. Als het goed is, wordt het er beter van. Een goede tekst over kunst zet het raadsel van het kunstwerk op een sokkel. Net als Bram, voel ik me de assistent van mijn object, of mijn onderwerp.
De laatste fase van Bram vindt ruimte is die van deconstructie. Alle elementen schuiven uit elkaar. Er ontstaat lucht. De illusie breekt open, en dan blijkt waarom Bram geen goochelaar is maar een kunstenaar: je ziet de objecten voor wat ze zijn. Hout, scharnieren, rijstpapier. Een Japanse Kamer, dat heb je er zelf van gemaakt. Dit moment is geen droom die in duigen valt, maar juist een geruststellende verzekering – het wonder van de verbeelding is dichterbij dan je denkt.
Bram vindt ruimte is te zien op Festival Cement in de Verkadefabriek, Den Bosch van 21/3 t/m 23/3.
Dit artikel kwam tot stand in het kader van De Reflector, een programma van Domein voor Kunstkritiek en Festival Cement waarin kunstenaars en critici elkaar ontmoeten.