Het weer in Belmonte
Onder de titel ‘Zomersneeuw’ exposeren tien beeldend kunstenaars van 17 juni tot met 23 september nieuw werk in park Belmonte Arboretum, waarbij zij zich hebben laten inspireren door het thema ‘eeuwige verjonging’. Met dit thema sluit de elfde editie van Beelden op de Berg aan bij de viering van 100 jaar Wageningen University & Research (WUR). In 2009 stopte het wetenschappelijk beheer van het park. Maar in aanloop naar de tentoonstelling in park Belmonte kon het publiek op de nieuwe campus van de WUR in de polder kennismaken met drie van de deelnemende kunstenaars. Flos Wildschut, de curator van ‘Zomersneeuw’ presenteert daarnaast als co-curator in de vlak bij park Belmonte gelegen galerie Wit kleiner werk van dezelfde tien kunstenaars.
De elfde editie van Beelden op de Berg kreeg naast een thema ook een titel, Zomersneeuw. Curator Flos Wildschut legt uit: ’Het bestuur van Stichting Beelden op de Berg had al het thema ‘eeuwige verjonging’ bedacht, voordat ze mij als curator vroegen. Zij wilden daarmee aansluiten bij het eeuwfeest van de WUR. Ik ben met dat thema aan de slag gegaan en heb er mijn eigen draai aan gegeven. In relatie tot de tentoonstellingslocatie – Belmonte Arboretum – vond ik het relevant om ‘eeuwige verjonging’ te koppelen aan cyclische processen in de natuur. Zo ben ik ook op de titel Zomersneeuw gekomen.’
Zomersneeuw is het natuurverschijnsel waarbij eendagsvliegen (haften) op zomerse avonden massaal opstijgen uit het water en paren waarna de mannetjes binnen korte tijd sterven. Dit geeft op een warme zomeravond in Augustus onder het lamplicht kortstondig de sensatie van een sneeuwbui. De volgende dag is de bodem bedekt met een tapijt van dode haften, een waar slagveld.
Zomersneeuw is poëzie met een donkere ondertoon. Het is een oxymoron waarin onverenigbare grootheden zijn verenigd en tegenstellingen bezwijken, ook die van oud en jong. Voor Sjoerd Buisman is het zijn derde optreden in Beelden op de Berg. Maar oud? Hij mag dan eeuwig bezig zijn met de manipulatie van natuur, zijn project Ouroboros onder de monumentale beuken en eiken van de eerste parkaanleg van 1845 is meteen raak. En dat niet zozeer vanwege de symboliek uit de titel. Met dood hout dat uit de bomen waaide na een hevige storm zijn op de bodem drie grove nesten gemaakt in de vorm van een driehoek, een cirkel en een vierkant. Wil de kunstenaar de vogels een handje helpen bij het vervaardigen van nieuwe nesten die misschien ooit weer terugkeren naar waar ze horen, in de boomtoppen? Of wil hij juist leren van het bouwmeesterschap van de vogels? Als kunstenaar is hij vertrouwd met het denken in ideale vormen. Maar zeker het driehoekige en vierkante nest zouden uiteen vallen wanneer ze niet bijeen werden gehouden door schroeven. Al doende moet hij ontdekt hebben dat de ronde vorm – niet de ideale – maar de optimale vorm is. Wat vogels al langer weten.
Anne Geene, jong en succesvol, verschuilt zich in haar projecten graag in wetenschappelijke vormen zoals de catalogus of de kas – hier allebei – om haar spel te spelen met het (oude) wetenschappelijke handwerk van rubriceren en catalogiseren. In en rond een kleine kas toont ze de voorlopige resultaten van proefnemingen die ze begon op de campus in samenwerking met het Laboratorium voor Erfelijkheidsleer. Ze voorzag ze net als in een Arboretum van Latijnse namen, maar nu in speelse varianten zoals Arboretum Methusalae of Arboretum Renovationis Perpetuae. De kunstenaar zet hier op geraffineerd- naïeve wijze voort waar de wetenschap mee ophield en waarmee zowel het Arboretum als Beelden op de Berg een verjonging kunnen ondergaan.
Dat is het verschil met het glimmend stalen kraanmobiel van de Franse kunstenaar Stéphane Cauchy – hoe briljant ook gemaakt – dat in elke aflevering van Beelden op de Berg zou passen. Dat geldt ook voor het labyrint van weidebloemen in cirkels van Aeneas Wilder (Schotland, Japan) dat de eeuwige verjonging het karakter geeft van een tredmolen. Het (bloemen) labyrint als gadget van de krasse oudere in een beeldenpark? En het geldt voor de klankmobiel van Nico Parlevliet. Honderden messing strips die in beweging worden gebracht door de wind of de toeschouwer brengen geluid voort, nu eens vredig ritselend dan weer geagiteerd en luidruchtig. De donkere toon zit hier in de titel Nocturne en in het zwart van het tuinhuisje als een verwijzing naar de oorlogshandelingen in het park. Maar waarom zwart? De littekens van granaatscherven in de boomstammen zijn zeker ook een bewijs van het regeneratieve vermogen van de natuur.
Zwarte sneeuw zien geldt in Vlaanderen als een teken van onheil. Die lijkt volstrekt afwezig in de luchtige sculptuur van René Roeten. Uiterst precies en met het dunne gebogen plaatjes cederhout heeft de kunstenaar aan de hand van één module een krachtvorm gemaakt die onbeperkt door zou kunnen groeien. Kristallijn en onwrikbaar van een afstand bezien; broos en kwetsbaar van dichtbij, als de pluis van een paardenbloem in een windvlaag. Hier is de contradictie in één beeld gevangen. En daarmee de onverzettelijke kwetsbaarheid van de ambachtelijke praktijk die we alom in kunst, mode en design zien opbloeien.
Oude of ondergesneeuwde ambachtelijke technieken worden gerehabiliteerd, ook op deze tentoonstelling, zoals in het buitenkarpet van Lizan Freijsen. Maar ze doet nog iets. Ze voegt een intrigerende stap toe aan de bestaande kunstpraktijk waarbij uit verval schoonheid wordt gecreëerd als het museale goud. Als beheerder van een archief van vochtvlekken, korstmossen en schimmels was ze al met deze praktijk vertrouwd, zoals in galerie Wit te zien is waar (door haar aangebrachte) vochtvlekken op de muur transformeren tot muurkleed. Maar in het park werd op basis van de oude sapstromen van een boomstronk en met behulp van de tufttechniek, in samenwerking met Tapetes Beiriz uit Portugal, een veelkleurig vloerkleed vervaardigd dat in het veld door weer en wind verder zal worden bewerkt. Veldwerk dus, waarvan het resultaat pas na de tentoonstelling getoond gaat worden. Zoveel is zeker, een rozentuin zal het niet worden.
De kunstenaar kan en wil niet aan die verwachting beantwoorden. Een trotse esdoorn is door Tanja Smeets behangen met een onnatuurlijk blauwe regen en met heksenbezems uit zwarte rubberen ringetjes, in het midden latend of de boom dit zal overleven. In William Engelens kunstwerk in de rozentuin van het park is het beroemde lied van Lynn Anderson I never promised you a rose garden verknipt en bewerkt tot woorden die in wisselende volgorde klinken uit vier luidsprekers. In samenwerking met een meteoroloog van de WUR werd door Engelen uit de weerdata van een nabij weerstation de partituur gecreëerd die door de dagelijkse weersveranderingen zelf wordt uitgevoerd. Het resultaat is muziek – of is het poëzie? – gedirigeerd door de grilligheid van het weer. Nadat John Cage ooit de straatgeluiden van de stad tot klinken bracht, doet Engelen dat nu in een park. Dat shockeert nog altijd, temeer omdat, als we de verzuchtingen op YouTube mogen geloven, het lied uit 1971 ondanks de waarschuwing uit de titel voor velen het symbool is geworden van voorbij geluk.
Het kan geen toeval zijn dat Karin van Dam haar sculptuur vlak naast een boom plaatste die ook een struik is: de Fagus Sylvatica ‘’Horizontalis’’. De zwarte bol, stekelig en aaibaar, is opgebouwd uit een stalen frame bekleed met gaas dat doorstoken is met zwarte kunststof isolatiebuis. Nadat de bezoeker zich door de nauwe ingang naar binnen heeft gewurmd komt hij in een schaars verlichte put of mijnschacht (Pit). Licht dat via de holle buisjes binnenvalt zorgt voor intense lichtvlekjes op de aarden bodem. Door de ronde opening bovenin is niet de blauwe lucht te zien maar gebladerte. De bezoeker krijgt het gevoel zich niet onder de grond te bevinden en evenmin erboven maar in een soort tussenlaag, een meshwork waar het onderscheid van aarde en lucht is opgeheven maar ook dat van (lucht)wortels, leidingen en kokers: van organisch en anorganisch. Bij eerdere installaties liet van Dam zich inspireren door bouwmaterialen die ze op stedelijke locaties aantrof zoals buizen, kokers en bouwplastic. De stekeligheid van dit zwarte bouwsel in het park zou volgens de catalogus verwijzen naar zaaddozen of de schil van de kastanje. Maar het werken met isolatiebuis geeft ook aan dat de onderaardse technologie zich van de scheiding tussen stad en park weinig aantrekt en zich hier als een kunstmatig gezwel een uitweg baande.
Het weer zit in het park v/h Arboretum Belmonte. Voor de kunstenaar zijn de weerplekken echter een bron van schoonheid en regeneratie. De wetenschap wordt hierin betrokken maar onder de condities van de kunst. Dat houdt in dat de datawolken die vanuit de laagte van de WUR-campus opstijgen naar de berg geen zekerheid en controle kunnen bieden, maar worden gebruikt om toeval en kans tot klinken te brengen.