Het verschil tussen de Japanse en Nederlandse aard – met Carolien van Welij naar het werk van Lisa Konno in Museum JAN
In Museum JAN is het werk van kunstenaar en modeontwerper Lisa Konno te zien. Konno’s draagbare stukken houden het midden tussen de traditioneel Japanse kimono en oud-Nederlandse klederdracht, en reflecteren op zowel Japanse als Nederlandse schoonheidsidealen. Sifra Coulet bezoekt de tentoonstelling met filosoof Carolien van Welij. ‘Hoe mooi het allemaal is, verzuchten we tegen elkaar.’
Als de vader van Lisa Konno een metafoor gebruikt om het verschil tussen de Japanse en Nederlandse aard uit te leggen, waarschuwt ze dat het te ingewikkeld wordt. “Ingewikkeld? Dan knip je het er maar gewoon uit,” antwoordt hij lachend. Het is een van de grappige scènes uit de korte film Nobu die in de tentoonstelling The Porcelain Body getoond wordt. Konno maakt de film samen met filmmaakster Sarah Blok. Het maakt deel uit van een drieluik over immigrantenvaders en Konno maakt de sculpturale kleding die de mensen dragen. Het is een persoonlijke noot in de tentoonstelling, die op subtiele wijze context geeft over de Japanse en Nederlandse achtergrond van Konno. Het maken van de film zette haar aan om het medium ook in later werk in te zetten, zoals te zien in de tentoonstelling.
Carolien van Welij en ik zijn nog niet eerder in Museum Jan in Amstelveen geweest. We verbazen ons erover dat we het eigenlijk niet kennen. De persvoorlichtster vertelt ons dat ze hard bezig zijn om de zichtbaarheid van het museum, dat in 1991 onder de naam Museum Jan van de Togt haar deuren opende, te vergroten. Van origine ligt de focus op glaskunst, maar zeker de laatste jaren is er werk in uiteenlopende disciplines te zien.
Konno is interdisciplinair maker te noemen met een achtergrond in mode- ontwerp. Voor haar eerste solo in Museum Jan, maakt ze nieuw werk naar aanleiding van een porselein-residentie in Japan. Er zijn zowel draagbare werken als meer sculpturale objecten te zien. Ze combineert textiele vormgeving met ambachtelijk porselein en het medium video. De draagbare stukken houden het midden tussen de traditioneel Japanse kimono en oud-Nederlandse klederdracht.
Konno speelt met het ruimtelijke aspect van deze werken. Soms worden ze plat getoond; uitgespreid op een tafel en tegen een muur. Carolien en ik zoeken naar de juiste term om de manier waarop ze gepresenteerd zijn te beschrijven. Ik denk aan het woord modulair en Carolien aan plattegrond; de presentatie heeft iets heerlijk overzichtelijks en gestructureerds. We zijn het er uiteindelijk over eens; naaipatronen, daar doet het aan denken. Eerder heeft Carolien een video gezien waarbij Konno in een kinderprogramma een kledingstuk uit elkaar haalt om zo te laten zien uit welke onderdelen het bestaat. Op een bepaalde manier doet ze dat hier ook; de onderdelen waaruit het werk bestaat vormen een eenheid, maar zijn toch duidelijk te onderscheiden van elkaar.
Het vormt een mooi contrast met de driedimensionale presentatie van ander draagbaar werk; hangend aan het plafond en ogenschijnlijk zelfstandig staand op een sokkel. De bijbehorende video toont een model dat de stukken draagt. Carolien merkt op dat ze het geluid van de video prettig vindt. Het heldere getik van de keramieken knopen op de kledingstukken, die elkaar raken doordat het model beweegt. Het beantwoordt enigszins aan de behoefte die we beide voelen om de werken aan te raken.
Hoe mooi het allemaal is, verzuchten we tegen elkaar. Het is werk met frivole precisie. Het is kleurrijk, maar niet direct uitbundig te noemen, keurig afgewerkt, maar nergens verkrampt of stijfjes. We genieten van de zorgvuldige details. Carolien heeft een voorliefde voor minutieus kijken en luisteren. Dit komt ook in haar diverse werkzaamheden als filosoof terug. In 2023 komt Carolien’s tweede boek Wat denken doet uit. Het is een bundeling van haar interviews met schrijvers, wetenschappers, kunstenaars en andere denkers, over het moment waarop filosofie hun leven veranderde. Tijdens deze gesprekken ontrafelt Carolien de verregaande betekenis van dat moment voor de geïnterviewden.
Als ik Carolien vraag naar welke filosoof grote impact op haar heeft gehad, vertelt ze me over Patricia de Martelaere (1957-2009); hoogleraar filosofie in Brussel en Leuven en schrijfster. Carolien geeft aan dat ze grote waardering heeft voor haar werk, als pogingen om grote filosofische thema’s behapbaar te maken. Dat doet ze met een bepaalde humor, waardoor ze het denken over zware onderwerpen als de dood en rouw, een zekere lichtheid mee weet te geven.
Eenzelfde lichtheid ervaren we beide ook in de tentoonstelling. Ik lees op de muur de introtekst nogmaals, als ik alle werken ben langsgegaan. Dat Konno met haar werk vrouwelijke schoonheidsidealen bevraagt, herinner ik me dan pas weer. Het komt misschien nog het meest duidelijk naar voren in de porseleinen maskers die tegelijkertijd als spiegels fungeren en zijn aangevuld met voorwerpen als wenkbrauwkrullers en flexibele selfiesticks. Het is knap gedaan; de subtiliteit en luchtigheid waarmee Konno’s onderzoek naar schoonheidsidealen in haar werk tot uiting komt.
Carolien en ik praten nog een hele tijd na over zowel de tentoonstelling als ons werk als respectievelijk filosoof en kunstenaar. Waar Konno zichzelf vanzelfsprekend zowel kunstenaar als designer noemt, zijn wij wat huiverig met benamingen buiten ons opleidingsveld. Onzinnig eigenlijk, zeggen we tegen elkaar. Carolien is op verschillende manieren bezig het abstracte denken vanuit de filosofie te vertalen naar de dagelijkse praktijk van leven. Zo biedt ze bijvoorbeeld filosofische consulten aan mensen om samen levensgebeurtenissen en vragen te onderzoeken. Je zou haar werk ook een vorm van social design kunnen noemen, bedenk ik me later. Zelf zou ik me, omdat ik geen academische achtergrond in de filosofie heb, geen filosoof noemen, maar kan ik toch moeilijk ontkennen dat ik een denker ben met grote filosofische interesse. Konno dóet het gewoon allemaal, concluderen we bewonderend en lijkt zichzelf niet te laten beperken door de scheiding tussen kunst en design.
We vragen ons hardop af wat de elementen zijn die ons zo aanspreken in de tentoonstelling. Allereerst het esthetisch bevredigende van de werken; afgewerkt, fris, uitnodigend. Er zit daarnaast een bepaalde helderheid en structuur in. Door de herhaling van vormen en materialen, zoals de platte en ruimtelijke knopen van keramiek, die veelvuldig terugkomen. Het is een tentoonstelling zoals je de wereld soms zou wensen; overzichtelijk en feilloos. Toch maak ik grinnikend een foto van iets waar Carolien me op wijst; het pinnetje dat mist in een porseleinen knoopje op een jurk-vormig sculptuur. Hoewel ik me graag onderdompel in de prachtige wereld van Konno, merk ik dat deze rimpeling in het spiegelgladde oppervlak me bijna oplucht.
Ondanks de tegenstellingen tussen Japan en Nederland en het keramiek en textiel, ademt de hele tentoonstelling harmonie. Zachte kleuren, evenwichtige indeling en ruime opstelling van de werken. Hoewel Carolien opmerkt dat ze het zwart lakken van de tanden in een video onplezierig vindt om naar te kijken, lijkt het verder nergens te wringen of complex te worden. De vader van Konno is nog het meest uitgesproken element van de tentoonstelling: ‘Nederlanders zijn heel duidelijk. Ja! Nee! Heel duidelijk. Japanners doen: hmmmm…’ Konno communiceert in haar eerste solotentoonstelling eigenlijk op beide manieren; ze schept discreet een kraakheldere wereld. Een wereld vol schoonheid in pastelkleuren.