Het ‘uitstudeertraject’ van BIJ/NA in StadsGalerij Breda
Binnen het ontmoetingsprogramma BIJ/NA komen drie aankomende kunstenaars en drie meer ervaren kunstenaars samen om zich een maand lang professioneel te ontwikkelen.
Voor pas afgestudeerde kunstenaars is een artistieke loopbaan geen gegarandeerde zaak. Je moet de juiste mensen kennen, weten hoe ‘de markt’ in elkaar steekt en op de hoogte zijn van de juiste residenties, beurzen en ontwikkelprogramma’s. Hoe stimulerend de kunstacademie ook is, dergelijke praktische zaken leer je als maker alleen in het veld. Moeten artistieke alumni daarom per definitie eerst dobberen voordat ze als professional aan de slag kunnen? De organisatie achter StadsGalerij Breda vindt van niet. Via het ontmoetingsprogramma BIJ/NA, dat sinds 2021 jaarlijks door de St. Joost School of Art and Design, het Stedelijk Museum Breda en de Van Gogh Galerie Zundert wordt georganiseerd, kunnen drie aankomende kunstenaars zich een maand lang professioneel ontwikkelen. Ze doen dit tezamen met drie meer ervaren kunstenaars, die door de deelnemende alumni zelf worden gekozen. Het idee achter het project is dat de kunstenaars een collectief ontwikkeltraject doormaken, waarbij de ‘nieuwkomers’ indrukken uit het professionele veld krijgen en de ‘veteranen’ de gelegenheid hebben om nieuwe inspiratie op te doen. En dit alles onder het mom van ‘alles mag, niets moet.’ Zo’n vrij traject zal vast tot spannende nieuwe ingevingen leiden. Criticus en schrijver Nadia de Vries ging bij de kunstenaars van dit jaar op bezoek.
Tussen een woonwijk en een voormalige kerk die tegenwoordig als casino dienst doet, bevindt zich StadsGalerij Breda. De architectuur van het gebouw verraadt een agrarisch verleden – het was ooit een manege – maar in het heden fungeert het als broedplaats voor elke mogelijke vorm van kunst. Buiten, op een bankje, zitten drie jonge kunstenaars. Marit Biemans, Loran van de Wier en Kelly Christogiannis zijn onder de gelukkigen die deze zomer in de galerie mogen resideren. Hun collega’s Isamo Thissen, Fedrik Vaessen en Reinier Vrancken zijn binnen nog aan het werk.
Of het een productieve maand is geweest, vraag ik bij binnenkomst. Een vraag die de ruimte zelf eigenlijk al beantwoordt, omdat er overal works in progress liggen: sculpturen, handwerk, illustraties, zelfs weckpotten met ingemaakte groenten. Het is inmiddels de laatste week voor de projectexpositie, die van 12 tot en met 21 augustus in de StadsGalerij te zien is. Nog even, en de kunstenaars moeten de sleutel tot de ruimte alweer inleveren.
“Een maand is eigenlijk te weinig tijd om nieuw werk te maken”, zegt Reinier, die in 2016 al afstudeerde en daarmee tot de veteranen van deze lichting behoort. Fedrik beaamt dat. “Twee maanden was perfect geweest”, zegt hij. Toch is er consensus dat de residentie in de galerij een vruchtbare tijd is geweest. Doordat er geen verplichting was om nieuw werk te maken, konden de kunstenaars hun creativiteit de vrije loop laten gaan: omdat er geen angst was om fouten te maken durfden ze juist nieuwe dingen te proberen. Zo kiest Isamo normaliter voor handwerk als hoofdmedium, terwijl ze de afgelopen maand tekeningen heeft gemaakt. En voor Loran werkte de ongedwongen opzet van het project ook inspirerend. Het dagelijkse koffiedrinken met de andere kunstenaars was voor hem net zo nuttig als het maakproces zelf.
Waar ze het bij de koffie zoal over hadden? “Over wat je voor een werk kunt vragen, bijvoorbeeld”, vertelt Loran. “Of hoe je weet wanneer een bepaalde galerie oké is, of wanneer een samenwerking juist geen goed idee is. Het is heel fijn dat de kunstacademie zo de nadruk legt op de artistieke ontwikkeling van hun studenten, maar over praktische zaken als facturen en beursaanvragen leer je er eigenlijk niets. Ik vind het fijn dat we hier met elkaar kunnen praten over dat soort dingen.”
“Ik heb meegekregen dat je als beginnend kunstenaar overal ‘ja’ op moet zeggen,” vervolgt Fedrik. “Maar daar moeten natuurlijk wel grenzen aan zitten. Zo zou ik bijvoorbeeld niet willen meewerken aan een project dat vele maanden of zelfs jaren doorsleept. Die manier van werken past gewoon niet bij mij. Stel je voor, dat ik ‘ja’ zeg tegen een enorm sculptuurproject waar ik alleen al drie maanden polijstwerk aan heb…”. De rest lacht.
“De realiteit leert dat een carrière in de kunst maar voor vijftig procent van de tijd uit maken bestaat”, zegt Isamo, die vorig jaar al afstudeerde en sindsdien fulltime als kunstenaar actief is. “De andere helft van je tijd gaat in allerlei bureaucratische en administratieve zaken zitten. Eigenlijk zou het daarom fijn zijn als elke kunstacademie een soort ‘uitstudeertraject’ had, waarbij beginnende kunstenaars op deze praktische zaken worden gewezen.”
De kritische vragen die je aan anderen stelt, zeggen ook altijd iets over jezelf en je eigen filosofie over het maakproces.
Wellicht dat de samenwerking voor BIJ/NA als zo’n uitstudeertraject dient. Alhoewel het voor de kersverse alumni die aan het project deelnemen misschien ook vreemd is om zo kort na hun studie aan een expositie mee te werken; amper twee maanden geleden werkten ze immers nog aan hun afstudeertentoonstelling. Is het dan niet confronterend om meteen in de harde, zakelijke kant van de kunstwereld te duiken, of werkt die confrontatie juist inspirerend?
“Als je het mij vraagt, loop je het risico om jezelf als kunstenaar buitenspel te zetten wanneer kunst te snel het enige middel wordt waarmee je jezelf in je levensonderhoud voorziet,” zegt veteraan Reinier. “Concessies liggen dan op de loer. Als maker moet je jezelf afvragen of je op die manier te werk wilt gaan. Zelf wil ik het wat geduldiger spelen: momenteel heb ik naast mijn kunstpraktijk een bijbaan, zodat ik zeker weet dat ik alleen aan projecten werk waar ik oprecht geïnteresseerd in ben, en niet omdat het me wat geld oplevert.”
Reinier is hierin niet de enige. Ook veteraan Marit en nieuweling Loran hebben een bijbaan: beiden werken ze als kok. Marit heeft naast haar kunstpraktijk zelfs een eigen cateringbedrijf. “Waar het me vooral om gaat, is dat ik mijzelf op verschillende manieren kan uiten,” zegt ze terwijl ze de laatste hand aan een borduurwerk legt. “Iedere vorm draagt iets anders in zich wat geuit kan worden door de gekozen vorm. Of ik nu kunst maak of voor andere mensen kook, het gaat me erom dat ik in mijn leven een zekere balans behoudt tussen die verschillende vormen.” Isamo wijst me erop dat de bijbanen van haar collega’s ook niet totaal losstaan van hun kunstpraktijk. Zo verzorgde Marit de catering bij een workshop die ze afgelopen maand in de galerieruimte hielden.
Voor Loran speelt zijn werk als kok ook een actieve rol in zijn artistieke werk. De weckpotten die ik bij binnenkomst in de ruimte zag staan zijn van hem: tijdens zijn residentie heeft hij onder andere tomaten, courgettes en bieten ingemaakt. Hij opent een van de potten die al twee weken fermenteertijd achter de rug heeft. “Biologische tomaten en zout, meer is het niet” zegt hij. Er worden lepels bij gepakt, we nemen een hap. Zijn collega’s trekken een vies gezicht: veel te zout, is het oordeel. Als iemand die bij de kust is opgegroeid en wel wat zout gewend is, vind ik de tomaten juist lekker ziltig.
“Het fijne van een bijbaan hebben, is dat je scherp wordt gehouden”, vervolgt Loran. “Het werk in de keuken is zwaar. Ja, je moet hard werken, maar omdat je onderdeel bent van een ketenproces kun je het ook flink op je dak krijgen als je iets niet goed doet. Door dit soort werk naast je artistieke praktijk te doen, leer je je rol als autonoom kunstenaar ook goed te relativeren. Zodra ik werk ga maken dat alleen begrepen kan worden door mensen uit de kunstwereld, weet ik dat ik iets verkeerd aan het doen ben.”
“Als kunstenaar is het belangrijk dat je in een samenwerking democratisch te werk gaat,” voegt Reinier toe. “Bij groepswerk gaat het denkproces natuurlijk ook twee kanten op. En de kritische vragen die je aan anderen stelt, zeggen ook altijd iets over jezelf en je eigen filosofie over het maakproces.”
Dat de deelnemers van BIJ/NA allemaal een eigen filosofie hebben, wordt duidelijk uit de manier waarop ze over hun werk praten. De kunstenaars zijn precies in hun formuleringen, hebben een groot bewustzijn van hun inspiratiebronnen en zijn eerlijk over de dingen die ze wel én niet weten. Tijdens de rondleiding langs de expositiewerken maken ze allemaal een ontspannen, zelfverzekerde indruk, alsof ze al een heel mensenleven kunstenaar zijn geweest – en misschien is dat ergens ook wel zo. Wat gaan ze ons bij de expositie precies laten zien?
Isamo Thissen presenteert een reeks tekeningen van ‘gewonde’ landschappen, en landschappen die tijdens de Eerste- en Tweede Wereldoorlog werden beschadigd in het bijzonder. Op basis van luchtfoto’s van steden als Ieper en Hanoi, maakte Thissen schetsen waarin de nasleep van de oorlogen – bomgaten, aardscheuren – via het zwart-wit contrast duidelijk naar voren komt. Hiermee wil Thissen de diepe sporen die mensen in een landschap kunnen achterlaten, op uitvergrootte wijze onder de aandacht brengen. In haar onderzoek naar gewonde landschappen begon Thissen in de omgeving van Breda en zoomde vervolgens steeds verder uit.
Fedrik Vaessen maakte vier nieuwe sculpturen uit de overblijfselen van eerder werk dat hij gerecycled heeft. De onderste delen van de sculpturen fungeren als een soort sokkels, die elk een ander huis- tuin- en keukenobject omvatten: een joystick, een staafmixer, een zaaghandvat. Vaessen zocht in kringloopwinkels naar objecten die door een mens geactiveerd moeten worden, maar tegelijkertijd een bepaalde controle uitstralen. Vaessen vindt het belangrijk dat zijn werk suggestief is, en dat het daarmee een bepaald fantasieproces in gang zet. Zijn hybridesculpturen dienen voor hem als een samenkomst van machine en natuur, van praktisch nut en verbeelding.
Marit Biemans heeft twee textielwerken gemaakt die beiden het concept van vruchtbaarheid verkennen, in de breedste zin van het woord. Biemans heeft een grote interesse in vruchtbaarheid als proces, zowel in het mensenlichaam als de externe wereld eromheen. Op de grootste van de twee werken heeft Biemans een foetus afgebeeld die uit een mensenlichaam valt. Alhoewel dit op papier wellicht een bloederig beeld oproept, is de foetus van Biemans zacht en aaibaar. Het werk nodigt uit tot aanraken, wat Biemans in het geval van dit werk ook aanmoedigt. Juist omdat ze graag de nadruk legt op natuurlijke processen, vindt ze het prettig als kijkers haar werk intuïtief als iets tactiels ervaren.
De bijdrage van Loran van de Wier is wellicht het best als multimedia-installatie te omschrijven. Enerzijds zijn er de weckpotten met gefermenteerde groenten, en daarnaast zijn er de kleurrijke, associatieve illustraties die hij maakte met gepigmenteerde tempera, gemaakt van eidooiers. Van de Wier is in zijn praktijk niet bewust met duurzaamheid bezig, maar het valt hem op dat veel biologische bronnen van nature esthetisch zijn. Zo bereikte hij met de tempera een diep en levendig kleurenpalet. Voor zijn fermentatieprojecten vormt esthetiek eveneens het uitgangspunt: het resultaat moet vooral lekker zijn.
Reinier Vrancken raakte voor zijn project geïnspireerd door de roman Onsterfelijkheid (1990) van Milan Kundera, dat onder andere over twee zussen gaat die ondanks hun verwantschap totaal verschillend zijn. Vrancken gebruikte het concept van gelijkenis tegenover verschil voor een boekproject waarvoor hij twee boeken over handgebaren – een uit Nederland en een uit Japan – als een zwaluwstaart in elkaar vouwde. Door de overlappende gebaren naast elkaar te leggen, wordt duidelijk dat een gedeeld gebaar in andere culturen een totaal andere betekenis heeft. Het werk, dat Vrancken Toe of men (2022) heeft genoemd, laat op speelse wijze zien dat de menselijke beleving meer betekenissen kent dan een mens zelf, puur anatomisch gezien, in lichaamsgebaren kan huisvesten.
Kelly Christogiannis laat zich in haar werk graag inspireren door mythen en volksverhalen. Meestal vertolkt ze deze middels illustraties en schilderijen, maar ditmaal heeft ze ook media als textiel en klei in het beeld verwerkt. Ze vindt het jammer dat er, in de hedendaagse wereld, zo weinig ruimte is voor mysterie en geheimzinnigheid: alles valt met wetenschap en kennis op te lossen. Vroeger, daarentegen, was er meer ruimte voor verwondering, en gebruikten gemeenschappen verhalen en mythen om het onverklaarbare een plek te geven. In haar praktijk wil Christogiannis opnieuw ruimte scheppen voor deze mysteries. Voor dit specifieke project beroept ze zich op een Siciliaans volksverhaal over een vrouw die haar overspelige geliefde onthoofdde, en het hoofd vervolgens als plantenpot voor basilicum gebruikte zodat haar geliefde het huis niet meer zou verlaten. In Sicilië kun je dankzij deze mythe veel plantenpotjes in de vorm van mensenhoofden vinden; in de installatie van Christogiannis wordt het verhaal een nieuwe, betoverende dimensie gegeven.
De werken van BIJ/NA 2022 zijn van 12 augustus tot en met 21 augustus bij StadsGalerij Breda te zien, voelen én proeven. Meer informatie over het project is op de website van Stedelijk Museum Breda te vinden: https://www.stedelijkmuseumbreda.nl/nl/programma/bij-na