Het tegenovergestelde van een white cube – Destillaat #22 in Extrapool
Schrijver Max Urai bezocht voor Mister Motley de tentoonstelling Destillaat #22 in Extrapool. Destillaat is een jaarlijkse tentoonstelling waarbij pas afgestudeerde kunstenaars door heel Nederland worden uitgenodigd voor een werkperiode in de Nijmeegse presentatieruimte.
Wat je moet begrijpen over Gelderlanders is dat ze niet warm zijn tegen vreemden. Vriendelijk, zeker. Gastvrij ook, bijna overdreven soms. Maar niet warm.
Toen ik er kwam wonen dacht ik dat dit kwam door een ons-kent-ons cultuur. Het duurde even voordat ik doorkreeg dat hun gebrek aan warmte een manier is om zichzelf te beschermen. In tegenstelling tot de meeste Randstedelingen zijn Gelderlanders pas warm bij mensen die ze als vriend beschouwen, en als die drempel is gepasseerd, kun je niet zomaar terug. Ze zijn niet afstandelijk om vreemdelingen weg te houden. Ze doen het om ervoor te zorgen dat hun hart niet nog eens wordt gebroken.
Hoe hoog ze vriendschap hebben zitten kun je zien aan de Gelderse punkers(1). Het zijn mensen die niet snel over klimaatverandering of sweatshops zullen beginnen, tenzij iemand anders het ter sprake brengt. Maar ieder van hen weet iemand van wie je een naaimachine of een stencilmaker kunt lenen, en welk theater bands laat repeteren in de achterkamer. Ze zijn minder bezig met stelling nemen of een discussie opwerpen dan met dingen maken die anders niet zouden bestaan. Hun politiek is hetzelfde als die van punkers uit de Randstad, maar ze voeren het op kleinere schaal uit. Minder ‘we sturen een signaal naar de internationale gemeenschap’, meer ‘we geven gratis gitaarles aan de mensen in het AZC’. De esthetiek van hun verzet is ook anders. Als Amsterdamse punks duidelijk willen maken dat zij even legitiem zijn als de mensen met macht, willen de Gelderse punkers eerder dat je ziet dat de mensen met macht net zulke snotneuzen zijn als zijzelf.
Ieder van hen heeft een ongelofelijk goed geheugen over de geschiedenis van hun scene. Ze weten dat niemand van buitenaf hun verhalen op gaat komen schrijven, dus onthouden ze elke show, elke verbouwing, met een bijna gepijnigd gevoel van verantwoordelijkheid. Soms maakt iemand er een boek over, dat beter is vormgegeven dan de meeste officiële kunstboeken. Maar dat gebeurt alleen bij de projecten die het langer volhouden dan verwacht, en meestal pas als de oorspronkelijke betrokkenen gevaarlijk oud beginnen te worden.
Extrapool is een van die volhouders. Het podium en productiehuis zit in een oud pakhuis in de Tweede Walstraat in Nijmegen, tegenover een gemeentekantoor, een reiswinkel, en een schreeuwerige sportschool. Je kunt moeilijk omschrijven in wat voor soort wijk het ligt; zoals in wel meer steden van dit formaat kan de vibe van een plek per straat verschillen. Loop een minuut vanuit hun voordeur en je staat tussen de Ekoplaza en de Hunkemöller in een charmeloze winkelstraat. Loop een andere kant op en je vindt een coffeeshop met daartegenover een andere coffeeshop, geflankeerd door een plek waar je kunt leren salsadansen, een snackbar die zo te zien al voor de pandemie Corona heette, en een kanariegele muur waar iemand FACK GENTRIFICATSIE op de muur heeft geschreven, met een anarchisme-teken op de plaats van de A.
Hoe Extrapool in dat pand is beland is niet makkelijk uit te leggen. Het is een lang en tamelijk saai verhaal over hoe een paar krakers allerlei compromissen sloten met de gemeente. De uitkomst is dat er nu in één straat een aantal vrijplaatsen zit. De voordeur van de grafische werkplaats zit zo vol stickers dat je de oorspronkelijke verfkleur niet meer kunt zien. Die deur is ook de leveranciersingang voor café De Onderbroek – zo genaamd omdat het pand erboven De Grote Broek heette.
Het is zo logisch dat dat café De Onderbroek heet dat de Gelderse punkers steenhard kunnen ontkennen dat het een grap is. Het is die ontkenning die het grappig voor ze maakt. Gelderse humor is zo droog dat het bijna anti-humor wordt. Ze zijn de grootmeesters van het binnenpretje.
Het eerste wat je opvalt als je Extrapool binnenloopt is het behang. Elke muur op de begane grond is beplakt met een ander printje; op sommigen zitten er twee of drie over elkaar. Er is behang met bijna levensgrote zwart-wit tekeningen van Hamid El Kanbouhi. Er is wit behang met fleurige vogeltjes. Er is knalgroen behang met geometrische vormen. Op de dag dat ik langskom om de Destillaat-expositie te bekijken is de muur tegenover de voordeur secuur beplakt met een rozig behang waar op regelmatige afstand mannentepels op staan. Elke paar maanden komt er weer iets nieuws bij.
Extrapool nodigt al meer dan twintig jaar kunstenaars uit om nieuw behang te komen plakken. Ze halen alleen iets weg als de lagen papier zo dik worden dat ze letterlijk van de muren vallen.
We zitten nu al achthonderd woorden in dit stuk over een afstudeerexpositie en ik heb nog steeds de namen van de deelnemende kunstenaars niet genoemd. Het ding is dat je niet echt over Destillaat kunt schrijven zoals over de meeste afstudeerexpo’s
Het begint er al mee dat geen van de kunstenaars hun afstudeerwerk tentoonstellen. Extrapool nodigt ze uit om twee weken lang nieuw werk te maken dat specifiek bedoeld is voor die ruimte, en dat daarmee vaak actief reageert op de ruimte. Je kunt de expo niet begrijpen zonder dat je snapt wat de ruimte is.
Destillaat loopt inmiddels tweeëntwintig jaar. De editie die ik heb bezocht was, zoals alles afgelopen jaar, ongebruikelijk. Door de maatregelen konden er maar twee mensen per keer in het pand terecht, in plaats van allemaal tegelijk. Hierdoor konden ze ook maar een paar dagen in situ werken. Waar de kunstenaars normaliter als groep op elkaar reageren, zie je dit jaar vooral duo’s ontstaan.
De nieuwe werken staan door de hele ruimte – in de hal, op monitoren in het kantoor, in de kelder. Een van de video-installaties staat op het toilet. Er zijn geen naambordjes en er wordt op geen enkele manier duidelijk gemaakt waar het ene werk ophoudt en het volgende begint. Geen tape op de vloer, geen draadjes waar je achter moet blijven. Het dichtste wat in de buurt komt van een grens zijn de enorme houten blokken die de kunstenaars zelf als een soort muur door de ruimte hebben gezet. En dan is er dus het behang, dat vaak nog visueel drukker is dan de werken zelf. Wie snel overprikkeld raakt, zal even moeten acclimatiseren. Herman omschreef het als ‘het tegenovergestelde van een white cube’. Hij is een van de twee samenstellers van de expo; het woord ‘curatoren’ proberen ze te vermijden, net als achternamen.
Maar die omschrijving, hoewel correct, geeft je vooral een idee van wat Extrapool niet is. Laat me ook proberen je een idee te geven van wat het wel is. De esthetiek van Destillaat is denk ik het beste te vergelijken met echt oldschool punkzines – het soort dat werd gemaakt met scharen en Pritt en die door de makers clandestien werd gekopieerd op de Xerox-machine op kantoor. Net als in die blaadjes staat er bewust geen naam bij de werken. Niet dat het geheim wordt gehouden – je kunt best vragen wie iets heeft gemaakt, als je wilt. De namen worden weggelaten omdat de impact van het geheel belangrijker is dan de losse elementen, de visies van de individuele kunstenaars. Het is niet zozeer anoniem als wel enigszins mysterieus, op een manier die ik, na enige reflectie, niet anders kan omschrijven dan cool.
Wie de werken wil bekijken (dit kan nog online) zou ik aanraden om te beginnen bij de video van Judith Reijnders. Haar werk was voor mij de sleutel om de rest van de expo te begrijpen.
Reijnders, uit Maastricht, maakt werk over ruimtes. Normaliter doet ze dit op een formalistische, haast wiskundige manier. Een van haar installaties bestond uit drie touwen die ze als de x-, y- en z-as van een grafiek tussen een paar bomen had gespannen, met een bal waar de drie elkaar kruisten. Het exacte coördinaat van een verder oninteressant punt in de ruimte. In andere werken liet ze mensen op een openbare straat door krijtstof lopen om hun looproutes te registreren, en maakte ze een 1-op-1 kaart van haar studentenkamer.
Voor Destillaat heeft ze een korte documentaire gemaakt – haar eerste film, leerde ik later – over de huisgeest van Extrapool. Deze visualiseert ze als een klein rood wezentje, in de vorm van een zeester, die verdwijnt en verschijnt terwijl de kunstenaars aan het werk zijn. Een talking head vertelt intussen over alle verschillende soorten huisgeesten die over de wereld te vinden zijn.
Deze docu is de eerste keer dat Reijnders uitbeeldt wat een ruimte betekent, in plaats van wat voor materiële eigenschappen een ruimte heeft. Op de stoep van de expo vertelt ze me dat ze al langer gefascineerd is door het idee van speelplaatsen. Plekken die zijn ingericht om ongedefinieerd te zijn. Maar dat maakt ze niet frivool, en al helemaal niet onserieus. Sterker nog, op een speelplaats moet je dodelijk ernstig zijn – ernstiger dan in het echte leven, vaak. Anders valt het spel uit elkaar.
Dat woord speeldrang zou een goede ondertitel voor de hele expo kunnen zijn. Neem de werken die die performancekunstenaars Daan Mulder en Gökay Atabek samen hebben gemaakt. Een van de eerste dingen waar je tegenaan loopt als je binnen komt is een lang stuk plastic buis op een paar statieven. Aan de ene kant is een camera bevestigd. Aan de andere kant is een mes vastgeplakt met duct tape. In het midden zit een telefoon waar je, vanuit de eerste persoon, kunt zien hoe Mulders met zijn speercamera door de ruimte achter Atabek aanjaagt, die voor de gelegenheid alleen een onderbroek en een pluizig varkensmasker aanheeft – het soort masker dat de mascottes van pretparken dragen. Voor een andere video zijn ze allebei met een knijpkat in de eerder genoemde blokken gekropen en hebben zichzelf van buitenaf gefilmd door de handgrepen. Je hoort eerst alleen het geratel van de katten, maar na een tijdje lichten hun gezichten op in thriller-achtig blauwe licht, en zie je hun ogen verschijnen door rechthoekjes in het donker. Het derde werk dat ze samen hebben gemaakt is op de wc te vinden. Over een soundtrack die klinkt als een paniekerige theremin duimworstelen de twee op een aluminium afhaalbordje vol olijfolie.
Zelfs als dit soort installaties niet naar je smaak zijn – en laat me openlijk toegeven dat ik niet het publiek hiervoor ben – is het duidelijk hoeveel creatieve energie de twee in elkaar hebben losgemaakt. (In een mail vertelt Mulder dat hij dit bevrijdend vond na de kunstacademie, waar hij alles wat hij maakte moest verantwoorden. Zijn samenwerkingen met Atabek hoefde daarentegen “helemaal niks te betekenen”.) De provocatieve, in your face-stijl van Atabek klikt onverwachts goed met Mulder’s vriendelijke interesse in wat hij op zijn website omschrijft als het ‘volslagen krankzinnige menselijke bestaan’. Het eindresultaat heeft iets weg van de meer trippy stukjes die Villa Achterwerk uitzond voor een publiek dat er eigenlijk te jong en sowieso niet klaar voor was.
Goretti Pombo, net afgestudeerd van de Willem de Kooning, heeft op een praktischere manier gereageerd op de residentie. Normaliter maakt ze haar kunst door de hele nacht door te werken en rond negen uur ’s ochtends te gaan slapen. Voor Destillaat moest ze ineens om tien uur in Nijmegen verschijnen, terwijl ze in Rotterdam woont. Ik wil niet eens weten hoe weinig slaap ze heeft gehad.
Haar werk ligt op de overloop van Extrapool (ze noemen het plateau zelf de ‘opkamer’). Op een stuk synthetisch witte stof is een meisje geschilderd dat onrustig ligt te slapen. Ze heeft met haar voet het laken weggetrapt; haar hand lijkt reflexmatig gebald te zijn, alsof ze slechte dromen heeft. Een radiografisch bestuurbaar autootje met een tekening van een schaap erop gemonteerd rijdt rondjes om haar hoofd. Als je wil mag je als bezoeker zelf het autootje besturen. Zoals veel van haar werk bevat de installatie zowel felle, primaire kleuren en zachte texturen als een onheilspellend droomlogica, zonder dat die laatste gaat overheersen. Het voelt als het meest menselijke werk in de expositie.
De Eindhovense Dave Fransz, die in de paar dagen dat ze samen hebben gewerkt blijkbaar goede vrienden is geworden met Judith, reageert net als zij door de ruimte zelf als onderwerp te nemen. Het interessantste stuk van zijn werk is een licht zoemende papier-maché steen, die vanaf een kabel in de ruimte hangt. Er zit een scherm in gemonteerd. Het filmpje erop laat beelden zien van een soort videogamelevel; een 3D-kamer, die zweeft in het witte niets dat rendering software standaard als achtergrond heeft.
Er is iets sinister verkeerds aan de kamer op het scherm. De muren zijn te bobbelig, bijna alsof ze zijn gegroeid in plaats van gebouwd. Er zitten gaten op plekken waar geen gaten horen.
Als het je niet wordt uitgelegd zul je niet snel raden dat je hier naar een scan kijkt van Extrapool zelf, de ruimte waar je op dat moment instaat. Het werk is gemaakt door foto’s aan een algoritme te voeren en te tonen wat die ervan maakte. Er zit een juxtapositie in van de mechanische werkwijze en de vreemd organische vormen die eruit voortkomen die me in de verte aan de body horror van David Cronenberg deden denken. Alsof er levend vlees over een vervallen ruimte is gegroeid.
Van de zeven kunstenaars zijn er twee wiens werk niet direct op de ruimte reageert. In een videopresentatie omschrijft Eugenie Boon haar installatie The symposium of San Dòlò als een reactie op het Symposium van Plato. ‘These men [filosofen] came together, they consumed alcohol, and they discussed about different subjects.’ Boon, die in haar werk reflecteert op de relatie tussen Curaçao en Nederland, wilde die opzet vergelijken met de mannen op haar eiland die ook samen dronken en de wereld bespraken.
Op haar schilderij staat een jonge, Zwarte man in een T-shirt, die als een geest uit een lamp tevoorschijn komt uit een fles San Pablo-rum. Achter zijn hoofd, als een aureool, staat de dop van een fles Amstel. Hij kijkt omhoog, naar een punt buiten het beeld, met een mix van vervoering en wantrouwen. Uit zijn kruis rijst een enorme fallische tak, met groen-geel-rode strepen over de lengte. Door de vorm – dun naar dik, met een afgerond einde – heeft het ding zowel iets weg van een knuppel als van een joint.
Het schilderij staat op twee houten platen, met verwijzingen erop naar de bordspellen die vermoedelijk worden gespeeld tijdens die dronken gesprekken. We zijn er nog niet. Omdat het rechtop staat kun je om het schilderij heen lopen. Op de achterkant ervan zit een wat pixelige print van de Kelken-aas tarotkaart geplakt. Een vriendelijke website leert me dat die kaart, als hij hier rechtop staat, verwijst naar de emotionele en paranormale aspecten van het leven. Precies de dingen waar de filosofen in het Symposium van weg wilde blijven. De kelk kan natuurlijk ook letterlijk verwijzen naar een drinkbeker.
Mijn reactie op dit werk, in de tijd die ik had, kwam niet veel verder dan een poging om het semiotisch uit te pluizen. Laat me hierbij wel direct opmerken dat ik een witte Nederlander ben, en dat de symbolen die Boon gebruikt geen persoonlijke emotionele betekenis voor me hebben. Ik kan niet zeggen hoe dit werk over zal komen op iemand voor wie het tarotdek en dat specifieke merk rum allerlei herinneringen oproepen – hooguit dat de installatie een dergelijke blik enigszins nodig lijkt te hebben.
Als laatste is er WONNE, een Arnhemse kunstenaar over wie er bijna niets te vinden is op internet. Dit lijkt een bewuste tactiek te zijn. In het filmpje over zijn werk op de Extrapool-website draagt hij een bivakmuts. Zijn website, met de opmerkelijke url http://lala.cool, bevat geen bio of contactinformatie, alleen een verzameling van de meest felgekleurde en hyperactieve gifjes van 2003. Als het internet migraine zou kunnen krijgen zou het er zo uitzien.
De installatie, met de extreem online titel Great REWOP and great responsiliberty, bestaat uit drie mensachtige figuren op een stuk podium, en twee kleine tekeningen die met punaises aan de muur zijn vastgemaakt. De figuren zijn grotendeels gemaakt van gerecycled materiaal – oude kleren, kartonnen dozen, elektriciteitsdraad. Hun vormen zijn erg rudimentair; de belangrijkste aanwijzing dat het mensen moeten voorstellen zijn de kleien maskers die als gezichten dienen.
Ik zal eerlijk zijn, lezers: ik heb geen idee hoe ik zelfs maar zou moeten beginnen dit werk te benaderen. WONNE’s tactiek van bewuste obscuriteit betekent meestal dat een kunstenaar wil dat het werk voor zichzelf spreekt, zonder dat je als toeschouwer de intentie van de artiest meeneemt in je kijk. Alleen geeft het werk mij te weinig houvast om er iets zinnigs over te zeggen. Dit zal ongetwijfeld aan mij liggen – ik ben fictieschrijver, geen visueel kunstenaar, dus het kan prima zijn dat dit werk reageert op een bepaald werk of traditie waar ik simpelweg niet van op de hoogte ben. WONNE weigert om me daarbij op weg te helpen.
Wat ik kan zeggen is dat ik zijn werk verontrustend vind. De maskers zijn vrij grotesk, en de hele installatie geeft me het gevoel dat er iets fundamenteel mis mee is. Voor wie Spirited Away heeft gezien kent: herinner je je No-Face nog, de antagonist van het verhaal die in het begin lijkt op een masker in een zwart gewaad? Weet je het moment nog dat hij bij een buffet komt, en ineens een mond opendoet die zo groot is dat het lijkt alsof hij zijn kaken kan ontwrichten? De installatie deed me aan dat exacte moment denken. Iets wat op het eerste gezicht kleurrijk en vriendelijk lijkt en ineens in iets monsterlijks verandert.
Maar wat deze werken individueel betekenen is uiteindelijk minder belangrijk dan dat ze zijn gemaakt in Extrapool, voor Extrapool, en vaak over Extrapool. Het is moeilijk voor te stellen dat deze werken ooit nog ergens anders kunnen worden opgesteld.
De Destilaat-exposities zijn haast performatief in hun vluchtigheid. Als de volgende editie opent, in november, zal er weer nieuw behang zijn. De blokken zullen zijn verplaatst. Er zullen nieuwe mensen hun eigen vibes meenemen, die eindeloos op elkaar blijven reageren, met nieuw werk, nieuw behang, in een doorlopende jamsessie van visuele kunst. Ieder van hen zal het gevoel hebben dat ze de ruimte veranderen. Maar de extreem Gelderse grap ervan is dat Extrapool niet de plek is die ze aantreffen, maar de verandering die ze aanbrengen.
Als ik zeg dat Gelderse punks niet warm zijn, heb ik het over hoe ze je ontvangen. Ze kijken je niet graag aan, beginnen niet over hun privéleven. Het zijn geen knuffelaars. Maar de mensen van Extrapool laten wel wildvreemden de plek waar ze wonen behangen. Sta daar eens bij stil. Ik meen het. Neem even wat tijd om daar over na te denken. Kijk eens weg van je scherm, naar de muren om je heen, en bedenk wat het betekent om ieder jaar opnieuw een paar net afgestudeerde kunstenaars vrij spel te geven in je huis. En dit zijn niet het soort interventies die je in musea ziet, waar iedereen beleefd klapt en de conciërges na afloop alles opruimen. In Extrapool stapelen de interventies zich letterlijk op.
Hoe dit voor andere mensen is weet ik niet, maar ik ben nooit uitgeput als ik een middag met Gelderse punks heb rondgehangen. Ze geven me nooit het gevoel dat ze me iets proberen te verkopen. Ik voel me vaak diep ongemakkelijk na dat soort middagen, maar dat gevoel smelt weg zodra ik in de trein zit, en de rest van die dag heb ik onvermijdelijk een waanzinnig goed humeur.
Extrapool is een van de weinig plekken waar de energieke DIY-cultuur van de jaren ’80 in stand wordt gehouden. Het is misschien wel de enige waar het met zo weinig nostalgie gebeurt. Ik kan me niet voorstellen dat het ergens anders dan in Gelderland zou staan.
Ga er eens langs als je in de buurt bent. En wens hen goede dingen toe, ook als je niet gaat. Ze houden de moed erin.
Correctie: de website van WONNE bevat wel een bio en contactgegevens. Deze zijn in te zien op lala.cool/info. De auteur had de link naar deze pagina over het hoofd gezien door de veelvoud aan gifs op de homepage.
Wie de fysieke tentoonstelling gemist heeft, kan hier de videos van Destillaat #22 terugkijken. Deze videoportretten zijn gemaakt door Ivana Smudja. Met dank aan Herman en Lilia voor de foto’s.
(1) Punk beschouw ik als een breed begrip. Ik heb het hier over krakers, buttonmakers, activistische theatermakers, mensen die hun eigen drukpersen maken en activisten die DIY omarmen.