Het ruige randje van Westkapelle
“Ik dacht toen ik daar stond: dit is wel de mooiste plek van Nederland.” – Gijs Assmann
Westkapelle. Een golf van nostalgie overspoelt me bij het horen van die naam, en acuut en onvermijdelijk galmt het refrein van het zo bekende nummer van Bløf door mijn hoofd. ‘Hier aan de kust’ lieten we vroeger tijdens vakanties met het gezin ons bootje te water. Op zwoele zomeravonden zong ik zachtjes zelfbedachte liedjes voor de hond tijdens lange strandwandelingen langs het water. Op minder mooie dagen, wanneer donkere wolken zich boven het water samenpakten en er een ferme wind opstak, gingen we bij de ‘Westkappelse pier’ staan kijken hoe de zee woest tekeer ging. Ik herinner me hoe er schuimende koppen op het kolkende water kwamen en met welk geweld de hoge golven tegen de dijk aansloegen. Hoe ik me misselijk van de zenuwen voelde bij het betreden van de planken van de pier waartussen hier en daar zulke grote kieren zaten dat je het water beneden je kon zien bruisen.
Mijn meest tastbare herinnering is misschien wel het wekelijkse patatje dat we steevast op zaterdag onderaan de dijk gingen eten. Met het verstrijken van de jaren kwam ik er steeds minder voor de frieten als wel voor de frisse Zeeuwse jongens met gezonde blossen op hun wangen die de patatten bakten. Het was hier aan de dijk dat ik als tienermeisje besloot dat in Zeeland wel de mooiste mannen van het land woonden. Gezien al dit eigen jeugdsentiment, was ik aangenaam verrast toen ik ergens bovenstaande uitspraak door Gijs Assmann over de door mijzelf zo gekoesterde plek tegenkwam. Benieuwd naar wat de kunstenaar tot een dergelijke conclusie had doen komen, besloot ik hem in zijn atelier in Amsterdam op te zoeken en hem uit te horen over zijn liefde voor het Zeeuwse dorp achter de dijk.
Assmann verwelkomt me hartelijk met een papieren bekertje koffie en een royaal gevuld doosje chocolaatjes. Ik heb zomaar het gevoel dat onze liefde voor Westkapelle niet het enige is dat de kunstenaar en ik met elkaar gemeen hebben. “Chocola is heel gezond, goed voor je bloedvaten,” verzekert hij me met lichtjes in zijn ogen wanneer ik mijn blik gulzig over het doosje laat glijden
Assmanns fascinatie voor het dorp blijkt voort te komen uit een mengelmoes van persoonlijke herinneringen, historische feiten en artistieke interesse. Ook de kunstenaar is er al sinds zijn kinderjaren geregeld te gast, en sinds hij zelf kinderen heeft neemt hij ook hen er mee naartoe op vakantie. Maar Assmann weet me dingen over het dorp te vertellen waarvan ik geen weet had. Zoals het feit dat Westkapelle een sleutelrol speelde in de bevrijding van Zeeland tijdens de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld. Assmann vertelt me dat de kreek, een binnenmeer met brak water in het duingebied bij het dorp dat pal naast de bebouwde kom ligt, is ontstaan door een bom die de geallieerden er lieten vallen. Met de overstroming die een strategisch bombardement van het uiterste puntje van Walcheren zou veroorzaken, hoopten ze de Duitse soldaten van het schiereiland te verjagen. De bom veegde bijna heel het dorp van de kaart, waardoor bijna alle huizen die nu Westkapelle vormen stammen van na die tijd.
Maar er is nog meer dat Assmann zo sterk aan het dorp bindt. Zo’n drie jaar geleden werd er op de dijk zijn beeld ‘Ode aan Charley Toorop’ onthuld, op de plek waar de kunstenares vanuit haar hotel menigmaal de dijk overstak om naakt in zee te zwemmen. Blijkbaar had Westkapelle voor Toorop iets dat het naburige kuststadje Domburg haar niet kon bieden, want terwijl haar collega’s en vrienden – waaronder bijvoorbeeld Mondriaan- massaal de mondaine badplaats met haar levendige kunstklimaat koloniseerden, bracht de kunstenares veel van haar zomers vanaf 1924 tot in de jaren ’50 liever solitair in Westkapelle door. Assmann ziet een verklaring in de ‘hardheid’ van de plek. “Hier gaat het land meteen over in de zee. De geasfalteerde dijk scheidt het land van het water met een strakke, harde lijn,” zegt hij terwijl hij met zijn arm een horizontale lijn in de lucht maakt. “De horizon die je voor je ziet als je op de dijk staat vormt nog zo’n strakke lijn.” Hij steekt nu ook zijn andere arm naar voren. Vervolgens illustreert hij wild gebarend met beide armen de weidsheid van het water en de hemel daarboven. “Als je daar op die dijk staat ervaar je het spel der elementen, vooral als het waait. Dan is de natuur woest.” Denkend aan de keren dat ik zelf op de zeedijk heb gestaan, kan ik dat alleen maar beamen.
Assmann meent dat terug te zien in Toorops werk: “Haar werk heeft iets heel hards. Het is heel echt, onbarmhartig realistisch.” Hij pakt er een boek bij over het werk van de kunstenares. “Kijk zelf maar,” zegt hij en overhandigt me het boek. Assmann vertelt dat Toorop veel van deze schilderijen tijdens haar verblijf in Westkapelle maakte, terwijl ik mijn blik over de bladzijden laat glijden vanwaar de noeste koppen van boeren me onverschrokken aanstaren. In Assmann’s woorden klinkt duidelijk bewondering voor de kunstenares door: “Ik vind de eerlijkheid, de echtheid in haar werk enorm inspirerend,” vertelt hij. “Toorop schilderde een kant van het leven die de meeste mensen liever weghouden. Alsof ze zichzelf en anderen binnenstebuiten keerde, en zonder opsmuk weergaf. Ik denk dat dat is wat Westkapelle haar gaf: die hardheid, en dat woeste.”
Het dorp zou gedurende Toorop’s leven een drijvende kracht achter haar werk blijven. Westkapelle was haar muze, en vandaag misschien wel die van Assmann. Wanneer de bodem van het doosje chocolaatjes in zicht is, vraag ik de kunstenaar te vertellen over het moment dat híj besloot dat Westkapelle de mooiste plek van Nederland is. Hij vertelt: “Ik stond op de zeedijk, net nadat ik de opdracht voor het beeld van Toorop in de wacht had gesleept. In mijn rug de keurige rechte daken van het dorp, die de hele geschiedenis van het dorp symboliseren, onder mij de grond waar Toorop zo vaak de dijk was overgestoken, links de kreek als litteken in het landschap, rechts een enorme militaire tank dat geldt als monument, en -tot slot- voor me de ongelooflijke, uitgestrekte weidsheid van de zee en die lucht daarboven.” Terwijl de kunstenaar vertelt zie ik mezelf weer als klein meisje op de dijk staan en meen me iets van de sublimiteit van de ervaring te kunnen voorstellen. “Ik voelde me zó klein,” zegt Assmann, en hij maakt een veelzeggend gebaar met zijn vingers.