HET PORTRET ALS VOORBODE
De man lijkt zich haast te kunnen meten aan de imponerende wolkenkrabbers die tot ver in de lucht rijken. In zijn handen heeft hij een torenhoge stapel van plankjes die op glazen balanceren – het blijft met moeite in balans. De onderdelen van de acrobatentruc doen denken aan orderbakjes, maar dat komt waarschijnlijk enkel en alleen door het machtige decor van New York dat ademt van de omzet en winst.
De tentoonstelling ‘Zie de mens’ toont 100 jaar, 100 gezichten. Gastcurator Hans den Hartog Jager werpt een kritische blik op de ontwikkeling van portretten vanaf de jaren ’20, tot nu; elk jaar wordt getypeerd door een iconisch portret. De kunstwerken worden op chronologische wijze ingedeeld in de ruimtes, maar ook is er rekening gehouden met de relatie tussen de werken onderling. Dit benadrukt de correlatie die het kunstenaarschap heeft met de maatschappij, in politieke en sociale zin. De tijdsgeest waarbinnen de kunstenaars manoeuvreerden laten onderlinge verbanden zien.
Vanaf de jaren ’20 weekt de schilderkunst los van zijn traditionele en realistische vormen. Portretten worden niet langer in opdracht gemaakt, sterker nog, de rol die de geportretteerde speelt is nihil. De abstractie ontwikkelt zich in verschillende stromingen waarbij de vrijheid van de kunstenaar hoogtij lijkt te vieren. Vooral na WO2 wordt de schilderkunst gekenmerkt door een laconieke houding – wat is er nog te verliezen? De kunstenaar experimenteert met zijn artistieke handschrift; hij beklad, misvormt, benadrukt en omarmt de vormen die hij als belangrijk acht.
Sommige werken leggen de nadruk op een persoonlijke context, zoals de muses van Picasso of het zelfportret van fotografe Eva Besnyö. Anderen hebben een duidelijk maatschappelijke context nodig om hun betekenis volledig tot zijn recht te doen komen; zoals de portretten van Felix Nussbaum en Walker Evans. Het wordt duidelijk dat naar mate de jaren verstrijken de betekenis van ‘het portret’ steeds verder verzeild raakt in een constante roes van transformatie. Propagerende portretten gaan samen met impressionistische, expressionistische, kubistische en experimentele vormen van het portret.
Het hedendaagse portret lijkt te dienen als metafoor voor zijn tijdsgeest. Bijvoorbeeld bij het werk ‘A Balancing Act’ van Job Koelewijn – iedereen begrijpt dat Koelewijn niet onderweg is naar kantoor of zo de eerstvolgende gele taxi aanhoudt. Waarschijnlijk stelt niemand hem de vraag waar hij naartoe gaat, zijn omgeving is totaal ongemoeid. Zijn zoekende houding is enkel gericht op de stapel, het lijkt haast zijn enige uitweg om zich te verhouden tot de grootse stad. De postmodernistische tijd werd gekenmerkt door snelheid, grootsheid en veelheid – waarin de onevenwichtige acrobatentruc gelezen kan worden als emotionele status quo.
Men zegt wel eens dat niets zo goed de toekomst kan voorspellen als het verleden, maar zou dit ook gelden voor de kunstgeschiedenis? Kunnen al deze verschillende gezichten, blikken, ogen, een uitspraak doen over de mens van de toekomst? Om meer te weten te komen over de harmonieuze verhoudingen binnen de tentoonstelling stuurde ik curator Den Hartog Jager een e-mail met deze vraag.
“Om eerlijk te zijn: ik weet niet zo goed wat ik op je vragen moet antwoorden. Misschien komt dat omdat je eigenlijk, in essentie, van me vraagt zelf een soort kunstwerk te bedenken: één portret dat een goed beeld schetst van het huidige tijdsgewricht, maar ik vind dat ik daar helemaal niet goed in ben. Sterker nog: het is juist een van de dingen die ik zo bijzonder waardeer aan kunstenaars; dat zij dat met al hun intelligentie en sensitiviteit wel kunnen”.
Den Hartog Jager wijst me in de catalogus onder andere op de vergeefse actie van Job Koelewijn. Het werk van Koelewijn is gemaakt in 1998 – waar zijn focus lag op de struggle die ontstond met zijn reis naar ‘het beloofde land voor de kunstenaars’. De sterveling in verhouding tot de dynamische stad.
Drie jaar later gebeurd er echter iets dat de complete verhouding tussen de stabiele en wankelende stapel laat omslaan; 9/11. “Natuurlijk, weinigen gingen ervan uit dat hij de gebeurtenissen daadwerkelijk had zien aankomen, maar de combinatie van de foto met de concrete ineenstorting van de wolkenkrabbers, symbool van macht en onbeperkt geloof in jezelf, prikkelde het idee dat kunstenaars een buitengewone gevoeligheid kunnen hebben voor gevoelens die sluimeren onder de oppervlakte van de maatschappij…” – zo schrijft Den Hartog Jager.
Het iconische werk ‘Chrysalide, ca tient à trois fils’ uit 1999 is wederom een onbewuste voorbode van een actuele kwestie, gezien er deze zomer nog een verhitte, pijnlijke discussie oplaaide op een Frans strand omtrent de boerkini.
Algerije, het geboorteland van kunstenaar Adel Abdessemed, lag jarenlang in puin; een staatsgreep en burgeroorlogen tergen het Algerijnse leven en die van Abdessemed. De kunstenaar kon haast niet anders dan te reageren met het enige verdraaglijke wapen: kunst, waarmee hij zich pertinent tegen religie keert.
In een lege ruimte staat een dame in een zwarte niqab. Abdessemed haalt een steek van het gewaad los waarna hij rondjes begint te lopen rondom de ongemoeide vrouw. De klos draad in zijn hand wordt groter, waarmee het lichaam van de vrouw langzaamaan wordt onthuld. Af en toe zet de vrouw verschuldigd een stapje bij om de kunstenaar (of is hij de tiran) zijn werk geruisloos te laten uitvoeren.
Het onderschrift verraadt dat de vrouw naakt zal eindigen, de toeschouwer staat voor een moreel dilemma: wil ik getuige zijn van deze ‘bevrijding’, waarbij het onduidelijk is of deze geldt voor de kunstenaar of voor de ontklede vrouw?
‘Zie de mens – 100 jaar, 100 gezichten’ is te zien in Museum de Fundatie tot en met 15 januari. Curator Hans den Hartog Jager brengt daarbij een catalogus uit die elk portret vereerd met een volledige pagina in het boek.